Rob Essers

Niek Engelschmanlaan 129
6532 CR  Nijmegen
(024) 355 81 71
rob@gaypnt.demon.nl


'Vuile grond tast wortels van de democratie aan!' *


Over vuile grond gaat het al lang niet meer in de Nijmeegse bodemaffaire... De schade aan het milieu zou achteraf wel eens veel kleiner kunnen blijken te zijn dan die welke is toegebracht aan het vertrouwen in het gemeentebestuur in het algemeen en de gemeenteraad in het bijzonder. De rol van de D66-fractie tot nu toe verdient daarbij mijns inziens zeker geen schoonheidsprijs!

Uitgangspunten
De statuten van D66 laten aan duidelijkheid niets te wensen over: D66 stelt zich ten doel de radicale democratisering van de samenleving en het politieke bestel o.a. door er als politieke partij met alle geëigende middelen. voor te ijveren dat de besluitvorming plaats vindt na onbevooroordeelde afweging van alle ter zake doende feiten en vooruitzichten (art. 3, eerste lid aanhef en onder b).
Ook in de uitgangspunten van D66 afdeling Nijmegen kan ik mij wel vinden. Als illustratie een citaat uit het verkiezingsprogramma: "[..] Verder rekenen we het tot onze taak om telkens opnieuw te tonen dat de legitimering van het politieke bedrijf staat of valt met de mate waarin politici met respect voor elkaar en elkaars opvattingen omgaan. Alleen zo kan de burger vertrouwen herkrijgen in zijn gemeentebestuur. Tegelijkertijd staat D66 tussen andere partijen waarbij we zoeken naar oplossingen voor concrete problemen, de discussie met anderen aangaan." (D66 geeft de politiek gezicht! Gemeenteprogramma Nijmegen 1994-1998; § 1.1 Uitgangspunten D66).
"Alle punten uit ons programma zijn verwezenlijkt," aldus fractievoorzitter Frans Pingen in het artikel 'D66 heeft een jaar om imago op te poetsen' van Lucas van Houtert (De Gelderlander, 5 april 1997). Ik weet niet welke versie van het verkiezingsprogramma Frans hanteert, maar het kan volgens mij geen kwaad om er af en toe toch nog eens een blik in te werpen!

Raadsvoorstel 3/1997
De behandeling van het raadsvoorstel Politie-onderzoek opslag/verwerking verontreinigende grond maakt op pijnlijke wijze duidelijk hoe het gesteld is met het democratische gehalte van ons gemeentebestuur. Opmerkelijk is dat de raad geen kennis heeft kunnen nemen van de 12.000 pagina's die het Openbaar Ministerie aan de gemeente had toegezonden. Een 'gekuiste' en geanonimiseerde versie van 10.000 pagina's uit die dossiers verschijnt pas drie maanden later.
Ter voorbereiding van de behandeling van bovengenoemd raadsvoorstel werd - in plaats van een commissievergadering burgers het recht om als inspreker het woord te voeren (art. 7 Verordening raadscommissies) - op 22 januari 1997 een informatieve raadsvergadering gehouden, waarbij burgers slechts vanaf de publieke tribune mochten toezien. Zelfs nu is het nog steeds niet iedereen duidelijk dat het ook hier een formele raadsvergadering betrof.
Een week later wilde de voorzitter en met hem de meerderheid van de raad een definitieve punt achter de affaire zetten. Op 29 januari 1997 besloot de raad conform het raadsvoorstel "[..] kennis te nemen van de notitie inzake politie-onderzoek opslag/verwerking verontreinigde grond".

D66-fractie
Onbegrijpelijk daarbij was voor mij het standpunt van D66-fractie dat ik met een tweetal citaten van fractievoorzitter Nicole Voss zou willen samenvatten: 1) "Wat ons betreft hebben we meer dan voldoende informatie gekregen om op hoofdlijnen de politiek-bestuurlijke afweging te maken." en 2) "Voor ons heeft de extra informatie waarom gevraagd wordt, geen toegevoegde waarde in die zin dat het niets afdoet aan de feiten die geconstateerd zijn." Alleen Ben van Hees gaf in een stemverklaring te kennen dat hij zijn eigen eindoordeel pas definitief zou willen geven na lezing van de toegezegde geanonimiseerde zaakdossiers.
Dat de grootst mogelijke meerderheid van de fractie zich op het standpunt stelde over alle ter zake doende feiten te beschikken om tot besluitvorming over te kunnen gaan, komt mij - zolang er ook maar enige onduidelijkheid bestaat over de inhoud van de 12.000 pagina's van het OM - tamelijk voorbarig voor! Het blindelingse vertrouwen in het college lijkt vooral een geloofskwestie en niet gebaseerd op een onbevooroordeelde afweging van feiten. De controlerende taak van de raad als hoogste orgaan in de gemeente stelt op zo'n manier niet veel voor, terwijl ook hier als uitgangspunt zou moeten gelden: Vertrouwen is goed, controle is beter!

Positie raadsminderheden
Aan één aspect heb ik mij tijdens de raadsvergadering op 29 januari 1997 in het bijzonder gestoord. Dit betreft de wijze waarop (ook) de D66-fractie omging met de raadsminderheid die het college - onder verwijzing naar art. 169, tweede lid, van de Gemeentewet - verzocht om inzage te verlenen in de integrale niet-geanonimiseerde dossiers van het OM. Het getuigt mijns inziens van onvoldoende respect voor de opvatting van een minderheid van de raad om deze het recht op de gevraagde inlichtingen te ontzeggen. Een gemeenteraad is zo democratisch als de mate waarin respectvol met raadsminderheden wordt omgegaan.
Daar komt bij dat het juist de fractie van D66 was, die zich bij de behandeling van de Gemeentewet in de Tweede Kamer bijzonder heeft ingezet voor de positie van raadsminderheden. Het zijn in de Memorie van Antwoord vooral de antwoorden op de vragen van de D66-fractie die aangeven op welke wijze art. 169, tweede lid, geïnterpreteerd moet worden, waarop de 15 raadsleden van GroenLinks, SP, VVD en De Groenen zich thans beroepen!
Het recht op inlichtingen dat ieder individueel raadslid heeft, omvat alle vormen waarin inlichtingen kunnen worden gevraagd. De inlichtingen kunnen slechts worden geweigerd als het verstrekken ervan in strijd met het openbaar belang is. "Het uitgangspunt bij de beantwoording van de vraag of in een bepaald geval gevraagde inlichtingen met een beroep op het openbaar belang moeten worden geweigerd, dient te zijn dat slechts indien zeer zwaarwegende belangen in het geding zijn niet voldaan behoeft te worden aan de plicht de raad, het hoogste algemeen vertegenwoordigende orgaan in de gemeente te informeren." (Memorie van Toelichting, Tweede Kamer 1985-1996, 19403, nr. 3; pag. 146).
Uit de Memorie van Antwoord blijkt dat er geen sprake is van een loskoppeling van de Wet openbaarheid van bestuur, maar juist van een aanvulling. De strekking van bovengenoemd artikel is "[..] er voor te zorgen dat aan het hoogste orgaan juist méér informatie wordt gegeven dan waartoe het college op grond van de Wob verplicht is, rekening houdend met de mogelijkheid om informatie aan raadsleden onder oplegging van geheimhouding over te leggen". (Tweede Kamer 1988-1989, 19403, nr. 10; pag. 69).

Openbaarmaking vs. inzage
De Wet openbaarheid van bestuur dwingt het college tot openbaarmaking van de geanonimiseerde versie van de dossiers. Gelet op de uitzonderingsgronden en beperkingen uit art. 10 van die wet kan ik mij daar als belanghebbend en belangstellend burger wel in vinden, al is de termijn waarop de stukken openbaar gemaakt worden wel in strijd met (de geest van) de wet. In het belang van een goede en democratische bestuursvoering hadden de 10.000 pagina's natuurlijk vóór de behandeling van raadsvoorstel 3/1997 beschikbaar moeten zijn en niet drie maanden nadat er een 'definitieve' punt achter de affaire is gezet.
Wat het informeren van de raad betreft, kan niet volstaan worden met de openbaarmaking van de dossiers op grond van de Wob. Niet voor niets biedt de Gemeentewet mogelijkheid dat aan raadsleden méér informatie wordt verstrekt dan met een beroep op de Wob mogelijk zou zijn. De uitzonderingsgronden en beperkingen uit de Wob op grond waarvan openbaarmaking achterwege blijft, kunnen worden ondervangen door raadsleden inzage te geven in de desbetreffende stukken waarbij op grond van art. 25 van de Gemeentewet geheimhouding kan worden opgelegd.
Helaas heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) in haar brief d.d. 17 januari 1997 het college en de raad op het verkeerde been gezet. Namens de gezamenlijke raadsfracties had het college de VNG verzocht "[..] advies uit te brengen over de vraag of - en, zo ja, in welke mate en op welke wijze - de raad, leden van de raad en/of derden moeten kunnen kennisnemen van de inhoud van genoemde documenten". In haar uitvoerige antwoord beperkte de VNG zich tot openbaarmaking op grond van de Wob. Wel werd terloops opgemerkt dat de ingediende verzoeken niet bestreken worden door artikel 169, tweede lid, Gemeentewet, maar een onderbouwing van deze stelling ontbreekt. Door een toevoeging tussen haakjes wordt ten onrechte de indruk gewekt dat het bij alle vormen waarin inlichtingen kunnen worden gevraagd, slechts zou kunnen gaan om mondelinge of schriftelijke vragen dan wel interpellaties.

Openbaar belang
De verwarring van de begrippen openbaarmaking enerzijds en inzage onder oplegging van geheimhouding anderzijds heeft de discussie nodeloos ingewikkeld gemaakt. Pas bij de beslissing d.d. 25 februari 1997 op het verzoek van 15 raadsleden van GroenLinks, SP, VVD en De Groenen heeft het college zich beroepen op het openbaar belang. Burgemeester en wethouders zijn van mening dat het openbaar belang op onaanvaardbare wijze zou worden aangetast. "Onverkorte ter inzage geving onder oplegging van geheimhouding, zoals door u verzocht, ondervangt bovengenoemde bezwaren naar onze mening niet, althans niet voldoende," aldus het college.
Het is mij volstrekt onduidelijk hoe inzage - onder oplegging van geheimhouding - aan leden van het hoogste algemeen vertegenwoordigende orgaan in de gemeente zou kunnen leiden tot aantasting van de persoonlijke levenssfeer, van werkverhoudingen en van het vertrouwen in de raad als werkgever. Zelfs als daar al sprake van zou kunnen zijn, is het nog maar de vraag of dat in strijd is met het openbaar belang. Het is in mijns inziens juist in strijd met het openbaar belang wanneer raadsleden de 12.000 pagina's van het OM niet mogen inzien! Iedere pagina die wordt achtergehouden houdt immers een beperking in van mogelijkheid voor de raad om zijn controlerende taak naar behoren uit te oefenen en ondermijnt daardoor het vertrouwen in het gemeentebestuur.

Geheimhouding
Burgemeester en wethouders hebben er blijkbaar geen vertrouwen in dat raadsleden zich aan de wet houden, i.c. de op grond van art. 25 van de Gemeentewet opgelegde geheimhouding. In eerdergenoemde beslissing van 25 februari 1997, maar ook tijdens de hoorzitting op 21 april 1997 in het kader van de behandeling van het door 15 raadsleden ingediende bezwaarschrift, werd gewezen op ervaringen in den lande die zouden leren "[..] dat het buitengewoon moeilijk is om, in geval van verspreiding van informatie over een wat groter aantal personen, geheimhouding te waarborgen". De D66-raadsleden zouden zich door een dergelijke motie van wantrouwen aan het adres van de raad persoonlijk aangesproken moeten voelen!
De ervaringen in Nijmegen leren overigens dat vooral aan de kant van het college wat 'slordig' omgesprongen wordt met de regels omtrent geheimhouding. Ook het college zal zich aan de wet moeten houden. Zo zijn bijvoorbeeld mogelijke problemen met de Europese Commissie bij bedrijvensteun geen belang, genoemd in art. 10 Wob, op grond waarvan geheimhouding opgelegd kan worden. De vrees van het college dat raadsleden de opgelegde geheimhouding niet serieus nemen, is niet terecht. Bovendien kan het OM ingeschakeld worden om een onderzoek in te stellen wanneer de geheimhouding onverhoopt wel geschonden zou worden.

Conclusie
Met het oog op de komende gemeenteraadsverkiezingen zou het verstandig zijn om de raad op een zo kort mogelijke termijn alsnog inzage te geven in de 12.000 pagina's van het OM, waarbij geheimhouding kan worden opgelegd voor de onderdelen die op grond van de Wob niet voor openbaarmaking in aanmerking komen. Als de raad het college blijft steunen bij de afwijzing van het beroep op art. 169, tweede lid, Gemeentewet van de 15 raadsleden van GroenLinks, SP, VVD en De Groenen, zal de zaak zeker aan de rechter voorgelegd worden. De uitkomst van die procedure laat zich - gelet op de inbreng van D66 bij de behandeling van de Gemeentewet in de Tweede Kamer - gemakkelijk raden. En gelet op de 'voortvarendheid' waarmee beslissingen genomen worden, zullen de verkiezingen dan al een heel eind genaderd zijn.
Als de D66-fractie werkelijk het volste vertrouwen heeft in het college, hoeft een raadsminderheid geen strobreed in de weg gelegd te worden. Het zou de fractie sieren wanneer met alle mogelijke middelen bevorderd wordt dat het hoogste algemeen vertegenwoordigende orgaan zijn controlerende taak naar behoren kan uitoefenen. Het toeval wil dat D66 bij het besluit van de gemeenteraad tot het niet accepteren van het criterium 'openbaar belang' (art. 169, tweede lid, Gemeentewet) de raadsminderheid aan een meerderheid kan helpen. Alleen op die manier kan een begin gemaakt worden met het herstel van het vertrouwen in de lokale democratie. Alleen zo kan de burger vertrouwen herkrijgen in zijn gemeentebestuur.


Afgesloten: 25 april 1997
 
*)  Bovenstaande bijdrage verscheen - met als ondertitel 'Een op persoonlijke titel ingezonden commentaar op de dagelijkse gemeentepolitiek' - ook in de Groene Golf, het afdelingsblad van de Nijmeegse Democraten D66 (jrg. 18, nr. 3, 1997; pag. 19-23).

 

© 1997 Rob Essers, Nijmegen