Klacht over gedragingen

brief d.d. 6 december 1998 aan gemeenteraad (klacht)
met de volgende bijlagen:
Chronologisch overzicht: periode 29 september 1997 t/m 2 december 1998
pleitnota afgelaste zitting rechtbank d.d. 18 november 1998
brief wnd. directeur Dienst Volkshuisvesting en Milieu d.d. 18 november 1998
bijlage: verslag besloten commissievergadering MIV d.d. 29 september 1997

Raadsbesluit d.d. 27 januari 1999
verzoek om opheldering d.d. 28 januari 1999
antwoord van B&W d.d. 2 februari 1999

 
Rob Essers

  Niek Engelschmanlaan 129
6532 CR  Nijmegen
(024) 355 81 71
rob@gaypnt.demon.nl
De Raad van de gemeente Nijmegen
Korte Nieuwstraat 6
6511 PP  NIJMEGEN
Uw brief van Uw kenmerk Ons kenmerk Datum
6 december 1998
Onderwerp
klacht over gedragingen



Geachte leden,

De gang van zaken met betrekking tot mijn verzoek om openbaarmaking van het verslag van de besloten commissievergadering MIV d.d. 29 september 1997 is van dien aard dat ik mij genoodzaakt zie mijn ongenoegen te uiten over de gedragingen van allen die de inwilliging van mijn verzoek hebben tegengewerkt.

Verschillende personen/organen hebben in de uitoefening van hun functie niet gehandeld op de wijze die van hen verlangd mag worden. Daardoor heeft het meer dan een jaar geduurd voordat ik het verslag uiteindelijk ontvangen heb. Uit bijgevoegd chronologisch overzicht kan worden afgeleid welke moeite dat gekost heeft.
De inhoud van het verslag maakt duidelijk dat de reden om niet tot openbaarmaking over te gaan uit de lucht gegrepen is en mijn veronderstelling juist blijkt te zijn dat ik al die tijd voor de gek gehouden ben! Gelukkig biedt de Klachtenverordening (GB96-039) mij de mogelijkheid om hierover een klacht in te dienen.

0.Over de beantwoording van mijn faxberichten vanaf 25 oktober 1997 door de secretaris van de commissie MIV is reeds eerder een klacht ingediend. De beslissing daarop heeft geleid tot een verzoek om voorziening dat nog niet door de gemeentelijke Ombudsman is afgehandeld. Dit onderdeel valt vooralsnog buiten het bestek van deze klacht.
 
1.Het nemen van een beslissing op 1 december 1997 kan worden aangemerkt als een gedraging van commissie MIV. De meerderheid van de commissie heeft op oneigenlijke gronden ingestemd met het voorstel van de voorzitter om het verslag niet openbaar te maken. Het is niet duidelijk wie op deze klacht dient te beslissen, maar de Raad lijkt in dezen de meest voor de hand liggende klachtinstantie (zie artikel 3, vierde lid, van de Klachtenverordening).
 
2.Met zijn brief van 17 december 1997 doet de voorzitter van de commissie MIV, wethouder H.W.G. Janssen, de werkelijkheid willens en wetens geweld aan. Het wezenlijke verschil tussen het spreken over personen en het noemen van namen in de context waarin dat in het verslag is gebeurd, kan hem onmogelijk zijn ontgaan. Gelet op artikel 3, tweede lid, van de Klachtenverordening zouden burgemeester en wethouders over dit onderdeel van de klacht dienen te beslissen. Een complicerende factor is het gegeven dat artikel 1, eerste lid, van de verordening alleen geldt voor gewezen ambtenaren.
De brief van de heer Janssen wordt in het kader van de bezwaarprocedure door burgemeester en wethouders aangemerkt als "onze brief". In dat geval is er sprake van een gedraging van het college en is de Raad de aangewezen klachtinstantie (artikel 3, vierde lid, Klachtenverordening).
 
3.Bij het nemen van een beslissing op mijn bezwaarschrift (besluit B&W d.d. 3 maart 1998, nummer 1.19) had het college kunnen en moeten weten dat de motivering niet strookt met de feiten. De inhoud van het verslag van de besloten commissievergadering spreekt voor zich. De stelling dat ook de commissie de mening is toegedaan dat het door haar besprokene te veel kan ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen, komt geheel voor rekening van de portefeuillehouder. Daar het hier een collegebesluit betreft, dient de Raad te beslissen op dit onderdeel van de klacht. Gezien de afloop van de beroepsprocedure kunt u zich mijns inziens niet beroepen op onbevoegdheid of onverplichtheid tot klachtbehandeling (artikelen 6 en 7 van de Klachtenverordening).
Gelet op het bepaalde in het van overeenkomstige toepassing zijnde artikel 23, vierde lid, van de Gemeentewet is de principiële vraag of de afwijzing een besluit van burgemeester en wethouders is waarover de commissie slechts adviseert, te belangrijk om geheel buiten beschouwing gelaten te worden.
 
4.Op 18 november 1998 wordt pas op het allerlaatste moment duidelijk dat verweerder alsnog bereid is om gedeeltelijk tegemoet te komen aan mijn beroep; het verslag van de besloten commissievergadering wordt mij nog diezelfde dag toegezonden. Het is niet duidelijk wie er feitelijk voor gezorgd heeft dat de rechtbank slechts enkele uren voor de zitting op de hoogte wordt gebracht van het 'voortschrijdend inzicht' van het college en/of de verantwoordelijke wethouder. In ieder geval is nagelaten om mij hiervan op een zodanig tijdstip in kennis te stellen dat ik mijn tijd en energie niet had hoeven steken in het schrijven van een uitvoerige pleitnota (zie bijlage). Deze nalatigheid moet ook worden aangemerkt als een gedraging van het college. Het lijkt mij minder zinvol om - voor zover het gedragingen van een of meer ambtenaren betreft - op dit onderdeel van de klacht burgemeester en wethouders en/of het diensthoofd een beslissing te laten nemen (zie artikel 3, eerste en tweede lid, van de Klachtenverordening).
Mijn klacht is niet gericht tegen wethouder J.J.M.Thielen die als eerste te kennen heeft gegeven bereid te zijn om het verslag van de besloten vergadering alsnog openbaar te maken. Of hij en/of het college de bevoegdheid heeft om een dergelijke beslissing te nemen, is overigens nog maar de vraag.

Het mag duidelijk zijn dat een eenvoudig verzoek om openbaarmaking van een verslag nogal wat stof kan doen opwaaien. Dat is niet alleen een gevolg van halsstarrigheid, maar ook van het gebrek aan door de Raad gestelde nadere regels als bedoeld in artikel 91, tweede lid, van de Gemeentewet. Hopelijk krijgt ook dit aspect bij de voorbereiding van de beslissing op mijn klacht door de Commissie voor bezwaarschriften (artikel 3, Klachtenverordening) de nodige aandacht.

Met vriendelijke groet en hoogachting,

drs. R.C. Essers

Bijlage(n): 3.  [ 1 | 2 | 3 ]

 
Rob Essers

  Niek Engelschmanlaan 129
6532 CR  Nijmegen
(024) 355 81 71
rob@gaypnt.demon.nl

Chronologisch overzicht

  N.B. De romeinse cijfers I, II, III en IV verwijzen naar de bijlagen bij respectievelijk het beroepschrift d.d. 20 maart 1998, het verweerschrift d.d. 29 april 1998, de nadere stukken d.d. 31 oktober 1998, en dit overzicht.
29-09-1997(besloten) vergadering commissie Milieu, Verkeer en Vervoer en Coördinatie Integrale Veiligheid;
IIIuitnodiging vergadering (agenda);
IIIverslag vergadering (pagina 1 van openbare gedeelte)
25-10-1997I, IIfaxbericht aan de commissie Milieu, Verkeer en Vervoer en Coördinatie Integrale Veiligheid (verzoek om openbaarmaking van verslag besloten commissievergadering van 29 september 1997);
IIidem, aan mw. L. van Opstal, secretaris van de commissie Milieu, Verkeer en Vervoer en Coördinatie Integrale Veiligheid
30-10-1997telefonische mededeling van commissiesecretaris dat faxbericht d.d. 25 oktober 1997 op 3 november 1997 niet op de agenda staat
17-11-1997IIIconcept-antwoord van H.W.G. Janssen, voorzitter commissie Milieu, Verkeer en Vervoer en Integrale Veiligheid, kenmerk VM37/LvO (reactie op verzoek d.d. 25 oktober 1997)
21-11-1997IIfaxbericht aan mw. L. van Opstal secretaris van de commissie Milieu, Verkeer en Vervoer en Coördinatie Integrale Veiligheid (n.a.v. concept-agenda voor commissievergadering van 1 december 1997)
25-11-1997I, IIbrief van Liesbeth van Opstal, secretaris cie MIV, kenmerk VM37/LvO, met bijlagen:
II-uitnodiging vergadering (agenda vergadering van 1 december 1997);
II-memorandum (nazending cie MIV)
 
Bij de brief van 25 november 1997 ontbreekt het concept-antwoord d.d. 17 november 1997; dit concept-antwoord ligt wel ter inzage in het gemeentelijke informatiecentrum Open Huis.
 
01-12-1997vergadering commissie Milieu, Verkeer en Vervoer en Coördinatie Integrale Veiligheid (besluit inzake verzoek om openbaarmaking d.d. 25 oktober 1997);
IIIverslag vergadering (pagina 1 en vervolgvel 1 t/m 4)
06-12-1997I, IIfaxbericht aan mw. L. van Opstal secretaris van de commissie Milieu, Verkeer en Vervoer en Coördinatie Integrale Veiligheid (over afhandeling van verzoek d.d. 25 oktober 1997 n.a.v. de commissievergadering van 1 december 1997);
I, IIidem (correctie datum);
een afschrift van het faxbericht is per e-mail toegezonden aan o.a.:
-gemeente <gemeente@nijmegen.nl>;
-Henk Janssen <hejanssen@nijmegen.nl>
17-12-1997I, IIbrief van H.W.G. Janssen, kenmerk 97.14646 (besluit inzake verzoek om openbaarmaking d.d. 25 oktober 1997)
 
Dit antwoord is met uitzondering van laatste alinea en ondertekening gelijk aan het concept-antwoord d.d. 17 november 1997, kenmerk VM37/LvO; aan de inhoud van het faxbericht van 6 december 1997 wordt volledig voorbijgegaan.
 
20-12-1997I, IIklacht- en bezwaarschrift aan College van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen (klacht over beantwoording van faxberichten vanaf 25 oktober 1997; bezwaar tegen afwijzing van verzoek om openbaarmaking d.d. 25 oktober 1997), met aantal bijlagen
22-12-1997II, IIIontvangstbevestiging klacht en bezwaarschrift d.d. 20 december 1997 (door aanbieder bij receptie van het stadhuis ingevuld ontvangstbewijs)
05-01-1998telefonische uitnodiging voor hoorzitting op 20 januari 1998
20-01-1998hoorzitting inzake klacht- en bezwaarschrift
 
Pas tijdens de hoorzitting wordt duidelijk dat de hoorzitting een tweeledig doel dient: als stap in de formele klachtenprocedure en tevens als hoorzitting zoals bedoeld in de Awb. in de bezwarenprocedure.
 
02-02-1998I, IIbrief van J. de Jager, wnd. directeur Dienst Volkshuisvesting en Milieu, kenmerk vm05/AvH 97.14646; verzonden 5 februari 1998 (besluit inzake klacht d.d. 20 december 1998), met bijlage:
I, II-verslag hoorzitting d.d. 20 januari 1998
 
Tegen de beslissing om de klacht ongegrond te verklaren is op 6 februari 1998 is voorziening gevraagd bij de gemeentelijke Ombudsman.
 
19-02-1998IIIfaxbericht aan de heer J. de Jager, Dienst Volkshuisvesting en Milieu (over afhandeling bezwaarschrift d.d. 20 december 1997)
03-03-1998IIbesluit B&W, nummer 1.19 (besluit inzake bezwaarschrift d.d. 20 december 1997)
12-03-1998I, IIbrief van College van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen, kenmerk vm05/AvH; verzonden 17 maart 1998 (besluit inzake bezwaarschrift d.d. 20 december 1997), met bijlagen:
I, II-verslag hoorzitting d.d. 20 januari 1998;
I, II-verslag commissievergadering MIV d.d. 1 december 1997 (twee pagina's: gedeelten van pagina 1 + vervolgvel 3, en vervolgvel 4)
20-03-1998[I]brief aan Arrondissementsrechtbank Arnhem, Sector bestuursrecht (beroepschrift inzake besluit van B&W d.d. 12 maart 1998), met aantal bijlagen: in dit overzicht aangeduid met het romeinse cijfer I
29-04-1998[II]brief van J.G.A.A. de Jager, wnd. directeur Dienst Volkshuisvesting en Milieu, namens Burgemeester en Wethouders, aan Arrondissementsrechtbank Arnhem, Sector bestuursrecht (verweerschrift procedurenummer 98 / 548 GEMWT 08), met aantal bijlagen: in dit overzicht aangeduid met het romeinse cijfer II
21-10-1998brief van Arrondissementsrechtbank Arnhem, Sector bestuursrecht (mededeling dat het beroep zal worden behandeld ter zitting van de rechtbank op woensdag 18 november 1998 om 13.30 uur te Arnhem)
31-10-1998[III]brief aan Arrondissementsrechtbank Arnhem, Sector bestuursrecht (nadere stukken), met bijlagen:
-chronologisch overzicht t.b.v. zitting van de rechtbank op woensdag 18 november 1998 om 14.30 uur (een deel van dit overzicht tot en met 12 maart 1998);
-andere bijlagen: in dit overzicht aangeduid het met romeinse cijfer III
18-11-1998IVpleitnota (procedurenummer 98 / 548 GEMWT 08);
telefoongesprek met mw. mr. J.A. Verspui, griffier van Arrondissementsrechtbank Arnhem
 
De rechtbank heeft kort voor dit gesprek dat om omstreeks 11.55 uur plaats vindt, telefonisch te horen gekregen dat verweerder bereid is om het verslag van de besloten commissievergadering van 29 september 1997 alsnog openbaar te maken. In afwachting daarvan is afgesproken dat de zitting om 14.30 uur niet doorgaat.
 
IVbrief van J.G.A.A. de Jager, wnd. directeur Dienst Volkshuisvesting en Milieu, aan Arrondissementsrechtbank Arnhem, t.a.v. mr. Verspui (procedurenummer 98 / 548 GEMWT 08; beroep R.C. Essers), met bijlage:
IV-verslag besloten commissievergadering;
brief van Angela van Horrik, Dienst Volkshuisvesting en Milieu, kenmerk vm05/AvH (beroep inzake niet openbaar maken verslag commissie 29-9-1997), met bijlagen:
IV-brief d.d. 18 november 1998 van de heer De Jager;
IV-verslag besloten commissievergadering
19-11-1998brief van Arrondissementsrechtbank Arnhem, Sector bestuursrecht (procedurenummer 98 / 548 GEMWT 08; het beroep van R.C. Essers te Nijmegen), met bijlagen:
-faxbericht d.d. 18 november 1998 (12:52 uur) van Angela van Horrik, Dienst Volkshuisvesting en Milieu, aan Arrondissementsrechtbank Arnhem, ter attentie van mevr. mr. Verspui, griffier (voorblad);
IV-brief d.d. 18 november 1998 van de heer De Jager;
IV-verslag besloten commissievergadering
20-11-1998faxbericht aan college van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen (verzoek om nadere regels ex artikel 91, 19 en 23 Gemeentewet)
01-12-1998brief van J.G.A.A. de Jager, waarnemend directeur Dienst Volkshuisvesting en Milieu, kenmerk vm05/AvH (reactie op verzoek d.d. 20 november 1998), met bijlagen:
-brief van W. Smids, gemeentesecretaris, aan de secretarissen van de vaste raadscommissies, kenmerk bd11/HM (beslotenheid en geheimhouding);
-verslaglegging beslotenheid en geheimhouding commissievergaderingen (2 pagina's)
02-12-1998brief aan Arrondissementsrechtbank Arnhem, Sector bestuursrecht (intrekking beroep; procedurenummer 98 / 548 GEMWT 08)
 
Omdat met de toezending van het verslag van de besloten commissievergadering van 29 september 1997 gedeeltelijk aan het beroep tegemoet gekomen wordt, is er onvoldoende reden om het te handhaven.
 
Bijlage(n): 9 pagina's.

 
Rob Essers

  Niek Engelschmanlaan 129
6532 CR  Nijmegen
(024) 355 81 71
rob@gaypnt.demon.nl
Arrondissementsrechtbank Arnhem
zitting 18 november 1998, 14.30 uur
procedurenummer 98 / 548 GEMWT 08



september 1997
Op grond van het Besluit van 13 augustus 1997 (Stb. 370) is artikel 82k van de Mediawet met ingang van 1 september 1997 in werking getreden. In dat artikel is onder meer bepaald dat de gemeenteraad een programmaraad instelt en de leden ervan benoemt.
Pas op 29 september is er in de gemeente Nijmegen voor de eerste keer over de uitvoering van artikel 82k gesproken door de commissie Milieu, Verkeer en Vervoer en Coördinatie Integrale Veiligheid, een vaste commissie van advies aan het college van burgemeester en wethouders die tevens tot taak heeft het college van advies te dienen bij de voorbereiding van de besluitvorming in de raad.

Op de uitnodiging voor die vergadering staat een besloten gedeelte vermeld met als voornaamste agendapunt 'Voortgang Telekabel'. Pas bij de mededelingen (agendapunt 1) blijkt, dat het besloten gedeelte niet gaat over de lopende onderhandelingen over de tarieven, maar over de programmaraad.
In de (geaccordeerde) notitie van het gesprek op 12 december 1997 van de gemeentelijke Ombudsman met wethouder Janssen is het als volgt geformuleerd:

Naar aanleiding van vragen van de Ombudsman verklaart wethouder Janssen:
* zowel de heer Essers als leden van de commissie verkeerden in de onjuiste veronderstelling dat het bij het agendapunt Voortgang Telekabel zou gaan over tarieven.
in feite ging het over benoemingen in de nieuwe programmaraad en gedachten van Telekabel daarover.

besloten vergadering
Uiteraard heeft een commissie als bedoeld in artikel 91, tweede lid, van de Gemeentewet (Gw) het volste recht om met gesloten deuren te vergaderen, mits - met inachtneming van door de raad gestelde nadere regels - het van overeenkomstige toepassing zijnde artikel 23 in acht genomen wordt.
Dat betekent dat de commissie, nadat de deuren gesloten zijn, vervolgens eerst beslist of met gesloten deuren zal worden vergaderd. Als het goed is, moet dit besluit terug te vinden zijn in het verslag dat op grond van artikel 23, vierde lid, is opgemaakt.

Hoewel ik op 25 oktober verzocht heb om openbaarmaking van het verslag van de besloten vergadering van 29 september is mij feitelijk niet bekend of 1) er van het besloten gedeelte wel een afzonderlijk verslag is opgemaakt, en 2) dat verslag vervolgens - al dan niet gewijzigd - door de commissie is vastgesteld.
Het verbaast mij dat verweerder het verslag blijkbaar niet aan de rechtbank heeft overgelegd, waarbij hij een beroep had kunnen doen op artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hopelijk gebeurt dat alsnog, zodat de rechtbank mede op basis van de inhoud daarvan uitspraak kan doen.

Op de uitnodiging voor de vergadering van 3 november staat als agendapunt 2 vermeld: "Verslag vergadering 3 september 1997 en vergadering 29 september 1997". Niet duidelijk is of het hierbij óók om het afzonderlijke verslag van het besloten gedeelte gaat. Het verslag van de vergadering van 3 november geeft daarover evenmin uitsluitsel. Naar aanleiding van het verslag van 29 september wordt hierin gemeld (vervolgvel 1 en 2):

De heer Hirdes heeft in de besloten vergadering gevraagd of het verslag van de besloten vergadering van 15 juni 1996 [lees: 5 juni 1996 / RE] openbaar gemaakt kan worden. Hij wil daar graag antwoord op. De voorzitter antwoordt dat hij zal kijken of dit zinvol en raadzaam is. Hij zal dit ook nagaan voor de afgelopen besloten vergadering.

Door de raad van de gemeente Nijmegen zijn geen nadere regels gesteld als bedoeld in artikel 91, tweede lid (Gw). De Verordening raadscommissies (GB95-34) bevat geen bepalingen inzake een besloten vergadering; hoofdstuk VII Besloten vergadering van het Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad (GB96-38) is niet van overeenkomstige toepassing voor commissievergaderingen.

Wel is er een openbaar Besluit B&W d.d. 7 januari 1997 (nummer 1.2) waarbij het college akkoord is gegaan "[..] met de uitwerking van de regels m.b.t. geheimhouding en beslotenheid, e.e.a. gebaseerd op reglement van orde en verordening raadscommissies". Deze uitwerking is aan de raad toegezonden (Raadsboekwerk II voor de vergadering van 29 januari 1997), maar een raadsvoorstel en -besluit hierover ontbreken. Over het verslag van een besloten vergadering staat in de notitie (pag. 1):

De Gemeentewet geeft (in artikel 23 vierde lid) echter een bijzondere regeling voor het verslag van een besloten vergadering. Hiervoor geldt dat dit niet-openbaar is, tenzij de raad c.q. de commissie zelf anders beslist. Een beroep op de Wob baat hier niet.
De bedoeling van deze bepaling is gelegen in de idee dat raads- c.q. commissieleden juist in een besloten vergadering vrijuit moeten kunnen praten, zonder dat ze in hun uitingen belemmerd worden door de mogelijkheid dat het verslag daarvan tégen de wil van de raad/commissie toch openbaar zou worden. Uiteraard kan het orgaan in kwestie zelf wel tot openbaarheid besluiten.

besluit
Achteraf is de - zonder nadere aanduiding van zijn functie of hoedanigheid - door H.W.G. Janssen ondertekende brief van 17 december 1997 door verweerder aangemerkt als 'onze' brief. De commissie is volgens verweerder "[..] geen bestuursorgaan dat besluiten neemt, doch een orgaan dat ons adviseert waarna wij een besluit nemen (zoals in de onderhavige situatie) dan wel de raad adviseren een besluit te nemen."
Voor de vergadering van 1 december hebben de leden van de commissie een concept-antwoord d.d. 17 november 1997 (kenmerk VM37/LvO) ontvangen, waarbij onder de naam H.W.G. Janssen stond vermeld: "voorzitter commissie Milieu, Verkeer en Vervoer en Integrale Veiligheid".
Tijdens die vergadering op 1 december heeft de voorzitter - volgens het verslag (vervolgvel 3) - naar voren gebracht "[..] dat de brief namens de raad geschreven zal worden".

In de brief van 17 december wijken de laatste alinea en de ondertekening af van het concept-antwoord. De status ervan is mede hierdoor alles behalve helder. Brieven van personen die zich rechtstreeks tot de commissie gewend hebben, dienen - conform van artikel 6, derde lid, van de Verordening raadscommissies (GB95-34) - in handen van het college van burgemeester en wethouders gesteld te worden, al dan niet met een advies van de commissie.

Een wethouder en/of een commissievoorzitter heeft niet het recht om namens de raad of het college een brief te ondertekenen. Stukken die van de raad of het college uitgaan worden op grond van de artikelen 75 en 105 (Gw) door de burgemeester en de secretaris ondertekend. Uit niets blijkt dat hier artikel 75, tweede lid, van toepassing is. In de Organisatieverordening 1996 (GB96-51), de Delegatieverordening (GB96-53) noch het Mandaatbesluit 1996, met hieraan gerelateerde besluiten en Mandateringsregister (GB96-72), heb ik hiervoor enig aanknopingspunt kunnen vinden.

Het bepaalde in afdeling 4.1.4, resp. 3.7 Awb inzake motivering strekt zich mijns inziens óók uit tot de ondertekening. Het kan niet zo zijn dat ik maar moet raden in welke hoedanigheid en op grond van welk wettelijk voorschrift de brief van 17 december door H.W.G. Janssen is ondertekend.
Bovendien heb ik op 6 december in mijn faxbericht aan de secretaris van de commissie (met afschrift per e-mail aan de gemeente en Henk Janssen) aangedrongen op een deugdelijke motivering. Daarbij heb ik gewezen op het volgende:

Het niet openbaar maken van het verslag volgt niet automatisch uit het besloten karakter van de vergadering. De Gemeentewet voorziet in artikel 23, vierde lid, immers in de mogelijkheid om het verslag wel openbaar te maken. Bij de motivering van een besluit om dat niet te doen, kan mijns inziens dus niet volstaan worden met een verwijzing naar het besloten karakter van de vergadering. Daar komt bij dat ik uit gesprekken met ten minste vijf commissieleden begrepen heb dat er tijdens de vergadering op 30 september 1997 [lees: 29 september 1997 / RE] niet op een zodanige wijze over personen gesproken is, dat openbaarmaking van het verslag van de vergadering op enigerlei wijze inbreuk zou maken op de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen.

Met het verslag van de vergadering van 1 december is verweerder bij zijn beslissing d.d. 12 maart 1998 tamelijk selectief omgesprongen: vijf opeenvolgende pagina's zijn teruggebracht tot twee. Een opmerking bij agendapunt 3 (vervolgvel 1) geeft een aardig beeld van de wijze waarop in de praktijk omgegaan wordt met de openbaarmaking van verslagen van besloten vergaderingen:

3. Verslag vergadering 3 november 1997
reguliere vergadering:
vervolgvel 2: dhr Hirdes vraagt of bekend is of het verslag van 15 juni [lees: 5 juni 1996 / RE] m.b.t. Telekabel openbaar gemaakt wordt. De voorzitter heeft er geen moeite mee als dit verslag openbaar wordt. Het zou anders geweest zijn als de besloten vergadering personen betrof. Dhr Hirdes begrijpt dat het verslag hiermee openbaar is.

Bovenstaande passage verklaart ook de opmerking van de heer Hirdes bij agendapunt 2 (vervolgvel 3) dat hij wil terugkomen op mijn brief met betrekking het openbaar maken van een besloten verslag.

De reden om het verslag niet openbaar te maken is kennelijk dezelfde als die waarom de vergadering een besloten karakter had: het feit dat de namen genoemd zijn van de personen die op dat moment zitting hadden in de Programma Advies Raad (PAR) van TeleKabel. In de brief van 17 december wordt alleen melding gemaakt van de reden waarom de vergadering een besloten karakter had.
Of het noemen van namen in dit geval voldoende reden kan zijn om het verslag niet openbaar te maken, betwijfel ik. Als ik goed ben ingelicht, is gesproken over het voorstel om de PAR in zijn geheel over te nemen en de Nijmeegse leden ervan te benoemen tot lid van een gezamenlijke programmaraad ex artikel 82k, zesde lid (Mediawet). De precieze inhoud van dat voorstel, de wijze waarop het kenbaar gemaakt is, en de onderbouwing van het (afwijzende) advies van de commissie zijn mij niet bekend.

Het is in ieder geval ondenkbaar dat de uiteindelijke besluitvorming door de raad kan geschieden zonder het noemen van namen. Dat geldt ook voor de advisering van het college bij de voorbereiding van de besluitvorming in de raad, al zou ik mij kunnen vinden in openbaarmaking van het verslag zonder de namen van betrokkenen.

klacht & bezwaarschrift
Mijn brief van 20 december 1997 is gericht aan het college van burgemeester en wethouders. Dat hangt samen met het feit dat het op de eerste plaats gaat om een klacht, die conform de voorschriften in artikel 9 van de Klachtenverordening (GB96-39) behandeld dient te worden. Bovendien is in de brief van 17 december verzuimd om melding te maken van de wijze waarop bezwaar of beroep kan worden ingesteld.
Gelet op het bepaalde in de artikel 6:15 van de Awb zou de toezending van een bezwaarschrift aan het verkeerde bestuursorgaan geen probleem mogen zijn.

Een ontvangstbevestiging ex artikel 6:14 heb ik niet ontvangen; de 'ontvangstbevestiging' die bij de stukken zit, is een door mij persoonlijk ingevuld bewijs van afgifte van mijn brief bij de receptie van het stadhuis. Een schriftelijke uitnodiging voor de hoorzitting op 20 januari 1998 heb ik evenmin gehad. Hierdoor kon het gebeuren dat het mij pas tijdens de hoorzitting duidelijk wordt dat deze een tweeledig doel dient: als stap in de formele klachtenprocedure en tevens als hoorzitting in de bezwarenprocedure.

Tijdens de hoorzitting is het - voor mij althans - niet duidelijk dat het college van burgemeester en wethouders zichzelf beschouwt als het bestuursorgaan dat bevoegd is om een beslissing te nemen. Er is slechts van gedachten gewisseld over de vraag óf hier wel sprake is van een beschikking in de zin van de Awb. Voor de voorzitter, de heer De Jager, stond dat op dat moment nog niet vast. Mijn stelling dat de commissie op grond van het van overeenkomstige toepassing zijnde artikel 23, vierde lid (Gw) in dit geval bevoegd is om zelf over de openbaarmaking van het verslag te beslissen, is tijdens de hoorzitting in ieder geval niet weersproken.

Het verslag van de hoorzitting is nogal summier. In de beslissing d.d. 2 februari 1998 om mijn klacht ongegrond te verklaren kan ik mij in het geheel niet vinden. Vandaar dat ik hiertegen op 6 februari voorziening gevraagd heb bij de gemeentelijke Ombudsman. Daarbij heb ik o.a. naar voren gebracht:

Dat mijn faxbericht van 25 oktober 1997 niet meer aan de orde kon komen in de commissie vergadering van 3 november 1997 kan ik tot op zekere hoogte billijken. Maar ook de gang van zaken voor de vergadering van 1 december 1997 is niet in overeenstemming met het bepaalde in artikel 4, derde lid, van de Verordening raadscommissies (1995). Mijn faxbericht van 25 oktober 1997 maakte geen deel uit van de commissieset, maar is pas op 25 november 1997 - zonder opgave van redenen - aan de commissieleden nagezonden.

De agendering voor de vergadering van 1 december 1997 kan dus niet worden aangemerkt als "een goede en correcte behandeling van uw brief". In haar brief van 25 november 1997 gaat de secretaris ook niet expliciet in op mijn faxbericht van 21 november 1997; bovendien ontbrak bij de bijlagen het concept-antwoord d.d. 17 november 1997 (dit concept lag wel ter inzage in het Open Huis). Op mijn faxbericht van 6 december 1997 heb ik helemaal geen reactie ontvangen. Het feit dat de commissiebehandeling reeds had plaatsgevonden, is daarvoor geen excuus.

Volgens de openbare besluitenlijst heeft verweerder op 3 maart een beslissing genomen op mijn bezwaarschrift (Besluit B&W d.d. 3 maart 1998, nummer 1.19; portefeuillehouder H.W.G Janssen). Het besluit is mij per brief d.d. 12 maart 1998 meegedeeld; deze is pas op 17 maart verzonden. De in artikel 7:10, eerste lid (Awb) genoemde termijn is daarmee ruimschoots overschreden. Een schriftelijke mededeling van verdaging ex artikel 7:10, derde lid, heb ik niet ontvangen; op mijn faxbericht van 19 februari heb ik geen reactie gehad.

beslissing op bezwaarschrift
Uit de beslissing d.d. 12 maart 1998 blijkt dat het college van burgemeester en wethouders zichzelf beschouwt als het bestuursorgaan dat zowel 1) over het openbaar maken van het verslag, als 2) op mijn bezwaarschrift beslist. Verzuimd is om aan te geven krachtens welk wettelijk voorschrift verweerder deze beslissingen neemt.

Het enkele feit dat de commissie geen bestuursorgaan is dat besluiten neemt, betekent niet dat 'dus' het college het recht heeft om in de onderhavige situatie een beslissing te nemen over het openbaar maken van het verslag. Op grond artikel 91, tweede lid, en artikel 23, vierde lid (Gw) is het immers de commissie die hierover beslist.
De commissie is op grond van artikel 91, eerste lid, door de raad ingesteld. De op 26 april 1995 door de raad vastgestelde Verordening raadscommissies (GB95-34) regelt de samenstelling en bevoegdheden van de vaste commissies van advies aan burgemeester en wethouders als bedoeld in artikel 91, tweede lid (Gw). Daarin zijn met betrekking tot de uitvoering van het van overeenkomstige toepassing zijnde artikel 23 geen nadere regels gesteld.

Gelet op de instelling en de regeling van de bevoegdheden en samenstelling zou het meer voor de hand gelegen hebben om de beslissing van de commissie in het kader van de bezwaarprocedure aan te merken als een beslissing van de raad. In dat geval had de Commissie voor bezwaarschriften conform de Verordening op de Commissie voor bezwaarschriften (GB94-101) een beslissing van de raad op mijn bezwaarschrift moeten voorbereiden.

De motivering van de beslissing gaat veel verder dan het verslag van de commissievergadering van 1 december. Volgens het verslag gaat het slechts om het noemen van namen c.q. personen. Verweerder stelt dat gesproken is over personen en "[..] desgevraagd de commissie ook de mening is toegedaan dat het door haar besprokene te veel in de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen kan ingrijpen". Die mening komt mijns inziens geheel voor rekening van portefeuille houder en commissievoorzitter, wethouder H.W.G. Janssen.

Met het ongegrond verklaren van mijn bezwaren gaat verweerder voorbij aan het feit dat mijn grieven inzake de motivering en het niet vermelden van bezwaar- of beroepsmogelijkheden alleszins terecht zijn, hetgeen met betrekking tot dat laatste expliciet erkend wordt. Bovendien is de beslissing gebaseerd op 'feiten' die in twijfel getrokken moeten worden.

beroepschrift
Mijn beroepschrift van 20 maart 1998 was vooral een poging om snel meer duidelijkheid te krijgen over de 'verborgen agenda' inzake de instelling van een programmaraad ex artikel 82k (Mediawet). Om als belanghebbend en belangstellend burger invloed te kunnen uitoefenen op de besluitvorming, is het noodzakelijk dat de informatie mij bereikt op zodanige tijdstippen dat ik mijn inzichten tijdig ter kennis van het bestuursorgaan kan brengen (zie artikel 8, tweede lid, Wet openbaarheid van bestuur).
Aangezien de rechtbank geen aanleiding heeft gevonden om mijn beroepschrift met toepassing van artikel 8:52 (Awb) versneld te behandelen, kan nu op een aantal zaken uitgebreid ingegaan worden. De meeste daarvan heb ik hier al naar voren gebracht.

Van begin af aan ben ik ervan uitgegaan dat het besluit van de commissie om het verslag niet openbaar te maken een beschikking is in de zin van Awb. Dat standpunt is door verweerder deels overgenomen. Artikel 23, vierde lid (Gw) is een bijzondere openbaarmakingsregeling waarvoor de algemene regeling uit Wet openbaarheid van bestuur moet wijken. Bij de uitvoering van zo'n bijzondere regeling is de Awb mijns inziens wel onverkort van toepassing. Dat de commissie zelf geen bestuursorgaan is, acht ik een minder groot probleem dan de oplossing die verweerder hiervoor bedacht heeft door zichzelf als het bevoegde bestuursorgaan op te werpen.

Op mijn twijfel aan het waarheidsgehalte van de motivering van verweerder ben ik in mijn beroepschrift al ingegaan. Geen van de commissieleden die ik benaderd heb, is van mening dat het door de commissie besprokene te veel in de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen kan ingrijpen. Het verslag van de besloten vergadering van 29 september kan hierover uitsluitsel geven.

verweerschrift
De stelling in het verweerschrift d.d. 29 april 1998 dat ik de weigeringsgrond niet bestreden heb, is maar ten dele juist. Mijn aan de commissie gerichte verzoek om openbaarmaking van het verslag is mijns inziens een aanvraag als bedoeld in artikel 1:3, derde lid (Awb), waarover - op grond van artikel 23, vierde lid (Gw) - alleen de commissie kan beslissen; dat besluit dient te berusten op een deugdelijke motivering.
Mijn beroep richt zich niet tegen het advies van de commissie, maar tegen de beslissing van verweerder. Niet bestreden wordt dat een meerderheid van de commissie zich neergelegd heeft bij het voorstel van de voorzitter om het verslag niet openbaar te maken, maar een deugdelijke motivering van dat besluit ontbreekt.

Het noemen van namen van personen die opteren voor het lidmaatschap van een programmaraad waarvan de leden door de gemeenteraad benoemd worden, is geen rechtvaardiging om het verslag van de vergadering achteraf niet alsnog openbaar te maken.

conclusie
Het mag duidelijk zijn dat ik het bestreden besluit op een aantal gronden onrechtmatig acht. Er is hier onder meer sprake van een onbevoegd bestuursorgaan, niet deugdelijk gemotiveerde beslissingen en het niet in acht nemen van vormvoorschriften. Het gemeentebestuur van Nijmegen hecht onvoldoende belang aan het betrachten van openbaarheid bij de uitvoering van zijn taak, waarbij wettelijke voorschriften met voeten getreden worden.

N.B. De genoemde verordeningen van de Gemeente Nijmegen zijn gepubliceerd in het Gemeenteblad en terug te vinden op de gemeentelijke website: www.nijmegen.nl/bestuurorganisatie/regelgeving

RE/981118/1-6

 
Gemeente Nijmegen Dienst Volkshuisvesting en Milieu
Afdeling Beleidsontwikkeling
Stationsplein 13
6512 AB  Nijmegen
Telefoon (024) 329 94 44
Telefax    (024) 3229186

Postadres
Postbus 571
6500 AN  Nijmegen
Arrondissementsrechtbank Arnhem
t.a.v. mr. Verspui
Postbus 30160
6803 AD Arnhem
Datum Datum uw brief Ons kenmerk Doorkiesnummer
18-11-1998 21-10-1998 vm05/AvH 3299611
Onderwerp Aantal bijlagen
procedure nummer 98/548 GEMWT 08,
beroep R.C.Essers
1


Hedenmiddag op 18 november zou in bovengenoemde procedure het beroep
ter zitting worden behandeld van de R.C. Essers. Inmiddels is de
verantwoordelijk wethouder bereid om het verslag van de besloten
vergadering van 29 september 1997 openbaar te maken. Dit verslag is
hierachter bijgevoegd. Wij zullen dit verslag ook aan de heer R.C.
Essers zenden.
Middels telefonisch overleg met mr. Verspui, griffier, is besloten de
zitting van 18 november niet te laten plaatsvinden.
Wij vertrouwen erop u hiermee voorlopig voldoende geïnformeerd te
hebben.

Hoogachtend,



w.g. J.G.A.A. de Jager, waarnemend directeur
 
Verslag vergadering

Vergadering / project
Besloten commissievergadering MIV

Vergaderstuk nummer / datum vergadering
-- / 29 september 1997

Aanwezig
dhr H. Janssen (vz), mw L. van Opstal (secr)

mw R.B. Ester, mw M.E.A. van Hulsentop, dhr W.A. Koop, dhr A.J.H.M. van
den Heuvel, dhr A.J.F.M. Hirdes, dhr E.R.T. Vermeulen, mw C.J.N.S.
Kuhuwael, dhr A.W.G. van Bergen.



                 B E S L 0 T E N   V E R G A D E R I N G


1. Opening

De voorzitter opent de vergadering.
Hij stelt de commissie voor de vergadering besloten te laten plaatsvin-
den en verzoekt de commissie hiermee in te stemmen. De commissie gaat
hiermee akkoord.


2. Vaststellen notulen besloten vergadering d.d. 5 juni 1996

Het verslag wordt ongewijzigd vastgesteld.

Dhr Hirdes verzoekt of het verslag nu, na vaststelling, openbaar gemaakt
kan worden, ook gezien de inhoud. De voorzitter zal nazoeken of dit
reglementair mogelijk is.


3. Voortgang Telekabel

De voorzitter licht toe dat Telekabel gehouden was een Programmaraad in
te stellen. Er is een advertentie geplaatst in De Gelderlander waarin
kandidaten opgeroepen werden. Een drietal Nijmegenaren hebben zich
gemeld die op dit moment zitting hebben in de Programmaraad, waar
Nijmegen 4 leden in kon leveren.  Er is nu nog één vacature. De Program-
ma-adviesraad bestaat nu uit 15 leden en de gemeente wordt vertegenwoor-
digd door de heer Terwindt namens de doelgroep ouderen, mevrouw Seyl-
binck namens de doelgroep vrouwenorganisaties en de heer Dingemans
namens de doelgroep bewoners, ouderen, welzijn.
Een aantal weken geleden is de nieuwe Mediawet aangenomen en deze gaat
ervan uit dat de gemeenten gehouden zijn uit hun gemeenteraad te doen
benoemen 4 leden van de Programma-adviesraad. Er zijn nu twee mogelijk-
heden. Aan de huidige leden die zitting hebben kan voorgesteld worden ze
te laten benoemen namens de gemeenteraad, aangevuld met een vierde
persoon. Dit heeft als nadeel dat er geen weging gemaakt is en dat er
geen eigen publicatie heeft plaatsgevonden. Een tweede mogelijkheid is
een nieuwe advertentie te plaatsen namens de gemeente Nijmegen en vier
nieuwe leden te zoeken volgens een bepaalde selectie. Een nieuwe
procedure heeft zijn voorkeur. De huidige leden kunnen zich hernieuwd
beschikbaar stellen en eventueel in aanmerking komen.
Dhr Koop vraagt voor welke periode de Programmaraad wordt ingesteld. De
voorzitter antwoordt dat voor het einde van het jaar een viertal leden
benoemd moeten worden voor een periode van 4 jaar. Dhr Koop zegt ook
voor een nieuwe procedure te zijn. Mw Van Hulsentop vindt wel dat de
huidige leden op de hoogte gesteld moeten worden van de argumentatie
voor een nieuwe procedure en dat ze, indien ze zich beschikbaar stellen,
een voorkeurspositie innemen. Dhr Van den Heuvel is voor een nieuwe
procedure maar niet voor een voorkeursbehandeling van de huidige leden.
De wethouder is politiek verantwoordelijk. Mw Ester vraagt wel om een
zorgvuldige behandeling van de huidige leden.
De voorzitter vertelt dat er een uiterst zorgvuldige procedure opgestart
wordt. Een openbare publicatie voor de oproep van kandidaten. Er zullen
gesprekken plaatsvinden met alle kandidaten. Vervolgens zal een voorstel
gedaan worden. Hij is van mening dat de drie huidige leden een persoon-
lijke brief moeten krijgen waarin gemeld wordt dat de Mediawet gewijzigd
is.


4. Rondvraag en sluiting

Er zijn geen vragen voor de rondvraag.

Niet meer aan de orde zijnde, sluit de voorzitter de besloten vergade-
ring om 22.15 uur.






Verslaglegging:

Buro Service Overasselt
W. Verheijen
 
BESLUITENLIJST

van de vergadering van de Raad van de gemeente Nijmegen

op woensdag 27 januari 1999

 

Agenda-
punt
Nummer
raads-
voorstel
Omschrijving voorstel Boek-
werk
Deel
Pagina


 

7.    A     Met voorstel tot afdoening zoals daarbij telkens
            is aangegeven.


7.    A1    Brief van R. Essers d.d. 6 december 1998         II  2315-2329
            betreffende klacht over gedragingen.

            Raadsbesluit d.d. 27 januari 1999
            De brief af te laten handelen door B&W, via
            verzending van bijgevoegde concept-brief
 
Rob Essers

  Niek Engelschmanlaan 129
6532 CR  Nijmegen
(024) 355 81 71
rob@gaypnt.demon.nl

Het College van Burgemeester en Wethouders
van Nijmegen

Fax: (024) 329 23 78

 
Uw brief van Uw kenmerk Ons kenmerk Datum
bd11/HM 28 januari 1999
Onderwerp
Verzoek om opheldering inzake Raadsbesluit 7. A1
d.d. 27 januari 1998



Geacht College,

Nog voor de bekendmaking conform artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht wil ik u verzoeken om opheldering over de wijze waarop ik bezwaar kan maken tegen bovengenoemd raadsbesluit en/of mijn ongenoegen hierover kan uiten. De concept-brief op pag. 2329 van Raadsboekwerk II geeft hierover geen uitsluitsel.

Het is mij niet duidelijk of het concept-antwoord waarmee de raad op 27 januari 1999 ingestemd heeft, moet worden aangemerkt als een besluit op basis van artikel 7 van de Klachtenverordening (1996) om mijn klacht niet in behandeling te nemen. Bij de voorbereiding van het besluit is artikel 3, vijfde lid, van de verordening in ieder geval niet in acht genomen.

Mijn brief d.d. 6 december 1998 moet echter worden aangemerkt als een verzoek ex artikel 1:3 Awb om een besluit te nemen. Dit verzoek wordt - met instemming van de raad - kennelijk niet ingewilligd. Het is mij niet duidelijk ingevolge welk wettelijk voorschrift ik voorziening kan vragen en bij wie.

Is artikel 10, vierde lid, van de Klachtenverordening van toepassing en moet ik mij tot de Ombudsman wenden? Of kan ik op grond van artikel 10, eerste lid, van de Verordening op de gemeentelijke Ombudsman (1992) een klacht indienen over het handelen of nalaten te handelen door de raad? Het besluit tot intrekking van laatstgenoemde bepaling is immers nog niet in werking getreden.

Indien de Klachtenverordening en de Verordening op de gemeentelijke Ombudsman in dit geval niet van toepassing zijn, biedt de Algemene wet bestuursrecht wellicht uitkomst. Helaas voldoet het concept-antwoord niet aan artikel 3:45 Awb. Ik zou het zeer op prijs stellen indien u bij de bekendmaking hieraan de nodige aandacht besteedt.

Met vriendelijke groet en hoogachting,

drs. R.C. Essers

 

Bestuursdienst
Afdeling Bestuursondersteuning
Bureau Bestuurlijke en Juridische Zaken
Gemeente Nijmegen
 
Drs. R.C. Essers
Niek Engelschmanlaan 129
6532 CR  Nijmegen
Korte Nieuwstraat 6
6511 PP  Nijmegen
Telefoon  (024) 329 91 11
Telefax    (024) 329 23 78

Postadres
Postbus 9105
6500 HG  Nijmegen
VERZONDEN  04 FEB. 1999
Datum Datum uw brief Ons kenmerk Doorkiesnummer
02-02-1999 6-12-1998 bd11/HM 3292455
Onderwerp Aantal bijlagen
klacht over gedragingen  


Geachte heer Essers,

Uw bovengenoemde brief is behandeld in de raadsvergadering van 27
januari 1999. Met instemming van de raad berichten wij u het volgende.
De gang van zaken rond de openbaarmaking van het verslag van de
commissie MIV van 29 september 1997 was, zoals u heeft gesignaleerd,
niet correct.
Wij betreuren dat het voortschrijdend inzicht bij de gemeente er toe
heeft geleid dat u pas in november 1998 de beschikking heeft gekregen
over het desbetreffende verslag, en ook dat u (achteraf gezien onnodig)
tijd heeft moeten steken in een pleitnota voor de rechtbank.
De wettelijke voorschriften rond de beslotenheid van
commissievergaderingen en geheimhouding van stukken waren recentelijk al
uitdrukkelijk onder de aandacht gebracht van de commissiesecretarissen
van de vaste raadscommissies.
Wij zullen naar aanleiding van uw brief ook de betrokken
commissievoorzitters op een en ander attenderen.
Wij menen dat daarmee voldoende tegemoet wordt gekomen aan het belang
van een correcte wetsnaleving op dit punt en aan uw persoonlijk belang.
Een behandeling via de procedure van de Klachtenverordening zou daaraan
te weinig toevoegen om daartoe over te gaan.

Hoogachtend,
college van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen,

De Burgemeester,                    De Secretaris,



w.g. mr. E.M. d'Hondt               w.g. W. Smids
 

Edited by RE