Toelichting
Op grond van artikel lb van de Wet Nationale ombudsman worden bij
ministerieel besluit de bestuursorganen van provincies, gemeenten,
waterschappen en gemeenschappelijke regelingen aangewezen, waarop de
wet Nationale ombudsman van toepassing is. Een dergelijke aanwijzing
geschiedt door de minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties op verzoek van het bestuur van de desbetreffende
provincie, gemeente, gemeenschappelijke regeling of het desbetreffende
waterschap. Het verzoek om aanwijzing wordt voor 1 juli van het jaar
voorafgaand aan het jaar waarin de aanwijzing in moet gaan bij de
minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ingediend. De
aanwijzing van de daarvoor in aanmerking komende bestuursorganen
geschiedt telkens met ingang van 1 januari van het desbetreffende
jaar. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan in
afwijking hiervan de aanwijzing van bestuursorganen op een ander
tijdstip doen ingaan, indien omstandigheden van dringende aard daartoe
nopen.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen
heeft bij de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
een verzoek ingediend om aansluiting van de bestuursorganen van de
gemeente Nijmegen bij de Nationale ombudsman. Daarbij is aandacht
gevraagd voor de bijzondere omstandigheden waarin de gemeente is komen
te verkeren door het plotselinge en definitieve wegvallen van de
Nijmeegse ombudsman wegens - naar het zich laat aanzien langdurige
ziekte. Deze situatie is volgens de minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties reden om de bestuursorganen van de gemeente
Nijmegen, onder verwijzing naar artikel 1b, vierde lid, van de Wet
Nationale ombudsman, vervroegd - namelijk per 1 februari 1999 - aan te
wijzen als bestuursorganen waarop de Wet Nationale ombudsman van
toepassing is.
DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES,
w.g. A. Peper |