Opslag op parkeertarieven in Nijmegen

faxbericht d.d. 15 oktober 2002 aan gemeentebestuur
besluitenlijst raad d.d. 30 oktober 2002 (gedeeltelijk)
Parkeren met munt even duur als chipknip  De Gelderlander, 31-10-2002
Parkeren mogelijk nog duurder  De Brug, 06-11-2002

faxbericht d.d. 11 november 2002 aan voorzitter van de raad
lezers schrijven: Parkeertarieven  De Brug, 13-11-2002
besluitenlijst raad d.d. 13/14 november 2002 (gedeeltelijk)
brief van ministerie van BZK d.d. 14 november 2002
bijlage: brief van ministerie van BZK d.d. 14 november 2002 aan B&W

antwoord van B&W d.d. 7 januari 2003

 
 
Rob Essers
  Niek Engelschmanlaan 129
6532 CR  Nijmegen
(024) 355 81 71
rob@gaypnt.demon.nl

Aan de Raad van de gemeente Nijmegen,
het college van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen
en de Burgemeester van Nijmegen

Fax: (024) 323 59 92
 
Uw brief van Uw kenmerk Ons kenmerk Datum
      15 oktober 2002
Onderwerp Bijlage(n)
(ontwerp)raadsvoorstel "Opslag op de parkeertarieven
voor betalen met contant geld en pinpas"
-



Geachte gemeentebestuurders,

Tijdens de vergadering van de commissie Stadsontwikkeling van 14 oktober 2002 heb ik tevergeefs naar voren gebracht dat bovengenoemd voorstel in strijd is met de wet. Daarbij heb ik gewezen op artikel 225, eerste lid, aanhef en onder a, en achtste lid, van de Gemeentewet waarin staat:

Artikel 225  
1. In het kader van de parkeerregulering kunnen de volgende belastingen worden geheven:
a. een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij de belastingverordening dan wel krachtens de belastingverordening in de daarin aangewezen gevallen door het college te bepalen plaats, tijdstip en wijze;
[...]
8. Het tarief van de in het eerste lid bedoelde belastingen kan afhankelijk worden gesteld van de parkeerduur, van de parkeertijd, van de ingenomen oppervlakte en van de ligging van de terreinen of weggedeelten.

Uit de limitatieve opsomming in artikel 225, achtste lid, moet worden geconcludeerd dat het tarief wel afhankelijk kan worden gesteld van parkeerduur, parkeertijd, ingenomen oppervlakte en ligging van de terreinen of weggedeelten, maar niet van de wijze van betaling.

In het (ontwerp)raadsvoorstel is geen sprake van belasting ter zake van het parkeren als bedoeld in artikel 225, eerste lid, maar van een (extra) belasting ter zake van het betalen met muntgeld, waarvoor een wettelijke grondslag ontbreekt.

De Gemeentewet bepaalt in artikel 231 dat de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) en de Invorderingswet 1990 van toepassing zijn op de heffing en invordering van gemeentelijke belastingen. Deze wetten kennen echter geen bepalingen over de wijze van betalen. De Gemeentewet kent ook geen aanvullende of afwijkende bepaling op dat punt voor de gemeentelijke belastingen. Dit brengt mee dat artikel 6:112 BW over voldoening van verbintenissen van toepassing is.

 

 
Blad 2.
 
Artikel 6:112 BW stelt als hoofdregel dat er met gangbaar geld betaald moet worden. De term gangbaar geld betreft primair de (chartale) betaling in wettige betaalmiddelen. Op grond van het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen, gewijzigd bij Besluit van 20 juni 2002 (Stb. 303), kunnen de voorschriften van het college van burgemeester en wethouders bedoeld in artikel 234, tweede lid, onder a, van de Gemeentewet inhouden dat het in werking stellen van een parkeermeter of een parkeerautomaat uitsluitend langs elektronische weg kan geschieden.

Ook artikel 229 van de Gemeentewet biedt geen ruimte voor een extra bedrag van € 0,25 per uur en € 0,75 per dag indien de betaling van parkeerbelastingen door middel van muntgeld geschiedt.

Vandaar dat ik 1) het college wil aanraden het raadsvoorstel in te trekken, indien dat niet gebeurt 2) de gemeenteraad wil adviseren niet akkoord te gaan met het voorstel, en als dat wel gebeurt 3) de burgemeester in overweging wil geven het besluit tot wijziging van de Verordening Parkeerbelastingen 2001 voor te dragen voor vernietiging door de Kroon.

Indien de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties mijn vraag in hoeverre gemeenten het recht hebben om bij (chartale) betaling in wettige betaalmiddelen een hoger tarief in rekening te brengen dan bij andere betaalwijzen tijdig beantwoordt, ontvangt u hiervan voor de raadsvergadering van 30 oktober 2002 bericht (ook als de minister van mening zou zijn dat het raadsvoorstel niet in strijd is met de wet).

Met vriendelijke groet en hoogachting,

Rob Essers

 
 
Besluitenlijst

van de vergadering van de Raad van de gemeente Nijmegen
op woensdag 30 oktober 2002 om 19.30 uur
in het stadhuis.


 

Agenda-
punt
Nummer
raads-
voorstel
Omschrijving voorstel Boek-
werk
Deel
Pagina

 
10.   144/2002   Opslag op de parkeertarieven voor betalen met
                 contant geld en pinpas.

                 Raadsvoorstel d.d. 1 oktober 2002
                 1. Het invoeren van een opslag op het parkeertarief
                    met € 0,25 per uur en € 0,70 per dag voor het
                    betalen met contant geld
                 2. Het invoeren van een opslag op het parkeertarief
                    met € 0,12 per transactie voor het betalen met de
                    pinpas

                 Raadsbesluit d.d. 30 oktober 2002
                 Voorstel is van de agenda afgevoerd
 
 
Parkeren met munt
even duur als chipknip
Door onze verslaggever

NIJMEGEN - Parkeerders die in het Nijmeegse centrum met munten willen betalen worden niet getroffen door een hoger parkeertarief. Wethouder Hirdes is op dit punt teruggefloten door het ministerie van Binnenlandse Zaken.

Als alternatief voor het fel bekritiseerde chipknipparkeren heeft de gemeente onlangs besloten om op diverse strategische plekken (parkeergarages en enkele grotere parkeerterreinen) weer muntautomaten te plaatsen. Verder zouden er meer mogelijkheden komen voor pinpasbetalingen.

Deze aanpassing van de betaalautomaten brengen extra innings- en verwerkingskosten voor de gemeente met zich mee. Wethouder Hirdes had die extra kosten in rekening willen brengen bij de parkeerders. De opslag voor een betaling met contant geld werd bepaald op 0,25 euro per uur en 0,75 euro per dag. De verhoging voor een pinpasbetaling kwam uit op 0,12 eurocent per transactie. Nijmegenaar Rob Essers accepteerde deze opslag niet. Hij kaartte de kwestie bij het ministerie aan. Hij vond dat de gemeente de euro als wettelijk betaalmiddel onterecht achterstelde op de chipknip. Afgelopen week gaf het ministerie Essers gelijk. Hirdes heeft daarop de opslagvoorstellen ingetrokken. Hoe de gemeente de hogere kosten van het muntparkeren nu moet dekken is niet bekend. Hirdes overweegt een algemene verhoging van alle parkeertarieven. Een ander alternatief is een extra verhoging in enkele straten of garages.

Het verbod voor een aparte opslag is de zoveelste tegenvaller voor de gemeente. Tien maanden na de introductie van de chipknipautomaten werken veel apparaten nog steeds niet goed. Onlangs heeft de gemeente leverancier Vialis voor de tweede maal in gebreke gesteld en gedreigd met een forse schadeclaim. De reeds maanden geleden geplaatste automaten voor creditcardbetalingen werken nog steeds helemaal niet.

Bron: De Gelderlander, donderdag 31 oktober 2002

 
Parkeren mogelijk nog duurder
NIJMEGEN - Het valt niet uit te sluiten dat het pasparkeren nog duurder wordt dan aanvankelijk gepland. Het ministerie van Binnenlandse Zaken heeft de gemeente Nijmegen te kennen gegeven dat het niet toegestaan is om een extra eurokwartje te vragen aan mensen die met muntgeld willen betalen in de parkeergarages. Daarmee wilde de gemeente de kosten opvangen van het inzamelen, tellen en storten van al het muntgeld van de parkeermeters. Nu de extra 'belasting' op het muntgeldparkeren niet is toegestaan, lijkt er geen andere mogelijkheid voor de gemeente om dan maar álle tarieven - dus ook die van het pasparkeren - te verhogen om uit de kosten te komen. De zaak van het 'muntgeld-kwartje' was bij het ministerie aanhangig gemaakt door de Nijmeegse beroeps-protesteerder Rob Essers. Deze actie lijkt nu als een boemerang op de consument terug te slaan.

Bron: De Brug, woensdag 6 november 2002

 
Rob Essers
  Niek Engelschmanlaan 129
6532 CR  Nijmegen
(024) 355 81 71
rob@gaypnt.demon.nl

De voorzitter van de Raad van de gemeente Nijmegen
mevrouw dr. G. ter Horst

Fax: (024) 323 59 92
 
Uw brief van Uw kenmerk Ons kenmerk Datum
      11 november 2002
Onderwerp Bijlage(n)
raadsvergadering 13/14 november 2002
agendapunt 11. A1
2.



Geachte mw. Ter Horst,

Op de agenda voor de vergadering van de Raad van de gemeente Nijmegen op woensdag 13 november 2002 en donderdag 14 november 2002 staat bij agendapunt 11. A1 mijn faxbericht van 15 oktober 2002 betreffende het raadsvoorstel opslag parkeertarieven met het advies: "Ter afdoening door het College".

goede raad
Dit is mijns inziens een slecht advies waarmee de raad maar beter niet akkoord kan gaan. In een dualistisch stelsel dienen aan de raad gerichte stukken mijns inziens door de raad zelf afgedaan te worden, eventueel door in te stemmen met een door het college opgesteld conceptantwoord.

Brieven van burgers behoren op een prominente plaats op de raadsagenda te staan. In mijn faxbericht van 26 oktober 2002 (uw registratienummer: 2.57946) heb ik u er op gewezen dat met de agendering van de ingekomen stukken aan het einde van de agenda de klok zeven jaar terug is gezet (zie ook woordelijk verslag van de raadsvergadering van de gemeente Nijmegen d.d. 19 en 20 december 1995; pag. 133).

In plaats van zonder meer akkoord te gaan met het advies, zou de raad u moeten vragen:
1) waarom mijn faxbericht van 15 oktober 2002 niet - conform artikel 12, eerste lid, van het Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad (gemeenteblad GB96-38) - bij de vorige raadsvergadering op de agenda stond, en
2) waarom u - ondanks het bepaalde in artikel 74, tweede lid, van de Gemeentewet - van de ontvangst van mijn faxbericht van 15 oktober 2002 in de vergadering van 30 oktober 2002 geen mededeling gedaan heeft.

In een vergelijkbare situatie oordeelde de Nationale ombudsman in een rapport d.d. 19 juli 2002 dat mijn klacht omtrent het niet naleven van het bepaalde in artikel 74, tweede lid, van de Gemeentewet voor zover het betreft het niet onverwijld doen van mededeling aan de raad inzake de ontvangst van mijn brief gegrond was (zie rapportnummer 2002/214).

 

 
Blad 2.
 
pagina 2144-2145
In het raadsboekwerk is niet mijn faxbericht van 15 oktober 2002 00:52 uur (uw registratienummer: 2.55330) opgenomen, maar bijlage 1 bij mijn faxbericht van 25 oktober 2002 17:56 uur (uw registratienummer: 2.57912) waarin ik u gevraagd heb om mij zo spoedig mogelijk mee te delen op welke wijze de raad vóór de raadsvergadering van 30 oktober 2002 kennis kon nemen van de inhoud van bovengenoemd faxbericht.

Ten onrechte wordt de suggestie gewekt dat ik mijn faxbericht van 15 oktober 2002 pas op 25 oktober 2002 om 17:06 uur verzonden heb. Uit de pagina-aanduiding (rechtsboven) en het ontbreken van de ondertekening blijkt dat het hier om een herhaalde toezending van mijn faxbericht gaat waarop evenmin adequaat gereageerd is.

Niet mijn faxbericht van 25 oktober 2002 maar de interventie van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties dat op 20 oktober 2002 een afschrift van mijn faxbericht ontvangen heeft, leidde ertoe dat het raadsvoorstel "Opslag op de parkeertarieven voor het betalen met contant geld en pinpas" (raadsvoorstel 144/2002) van de agenda afgevoerd werd en vernietiging van het raadsbesluit door de Kroon kon worden voorkomen. Kennelijk moet ik mij tot het ministerie wenden als ik iets onder de aandacht van de raad wil brengen.

conclusie
De afhandeling van aan de raad gerichte stukken is verre van adequaat. De raad heeft zelfs na de herhaalde toezending op 25 oktober 2002 niet tijdig kennis kunnen nemen van mijn faxbericht van 15 oktober 2002. Het antwoord van de loco-secretaris/griffier dat brieven aan de raad eerst naar het college gaan, is geen verklaring en/of rechtvaardiging voor het niet in acht nemen van wettelijke voorschriften.

Agendering van mijn faxbericht voor de raadsvergadering d.d. 13/14 november 2002 komt als mosterd na de maaltijd. Bovendien ontbreekt nog steeds een conceptantwoord waarmee de raad zou kunnen instemmen.

Met vriendelijke groet en hoogachting,

Rob Essers

 
 
lezers schrijven

Parkeertarieven

Met verbazing las ik het bericht over een zaak die "door de Nijmeegse beroeps-protesteerder Rob Essers" bij het ministerie aanhangig was gemaakt. Ik moet hiertegen met klem protesteren!
Mijn correspondentie met het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ging over de vraag of een gemeente het recht heeft om bij betaling in wettige betaalmiddelen (contant geld) een hoger tarief in rekening te brengen dan bij andere betaalwijzen (chipknip). Het tarief van de parkeerbelastingen kan op grond van de Gemeentewet (artikel 225, achtste lid) alleen afhankelijk worden gesteld van de parkeerduur, parkeertijd, ingenomen oppervlakte en ligging van de parkeerplaats.
Bij de voorgestelde verhoging ging het niet om een parkeerbelasting, maar om een belasting op het betalen met muntgeld. Het dwaze idee om burgers die met een wettig betaalmiddel betalen 25 eurocent per uur extra in rekening te brengen, is mijns inziens in strijd met de wet. Het ministerie liet de gemeente daags voor de raadsvergadering weten, dat zo'n raadsbesluit voor vernietiging door de Kroon voorgedragen zou worden. Het college van B&W trok het voorstel daarop in.
De conclusie dat deze actie als een boemerang op de consument terug lijkt te slaan, is onjuist. Nijmeegse burgers krijgen in álle gevallen de rekening van - al dan niet dwaze - besluiten van het stadsbestuur gepresenteerd. Het is een goede zaak om de gemaakte kosten voor de extra dienstverlening aan een zo groot mogelijk aantal belastingplichtigen door te berekenen.

ROB ESSERS, Nijmegen

Bron: De Brug, woensdag 13 november 2002

 
Besluitenlijst

van de vergadering van de Raad van de gemeente Nijmegen
op woensdag 13 november 2002 en donderdag 14 november 2002 om 19.30 uur
in het stadhuis.



pag. 40  
Agenda-
punt
Nummer
raads-
voorstel
Omschrijving voorstel
 

 
11.              INGEKOMEN STUKKEN


       A         Met voorstel tot afdoening zoals daarbij telkens is aangegeven.

       A1        Fax d.d. 15-10-2002 dhr. R. Essers betreffende raadsvoorstel opslag
                 parkeertarieven

                 ADVIES
                 Ter afdoening door het College.

                 Raadsbesluit d.d. 14 november 2002
                 Conform besloten.
 

 
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Datum
14 november 2002

Ons kenmerk
FO2002/U92997 en
U91303

Onderdeel
DGOB/BFO/F)

Inlichtingen
Mr. G.A. de Jong
T (070) 426 7650
F (070) 426 7555

Uw kenmerk
 

Blad
1 van 1

Aantal bijlagen
1

Bezoekadres
Schedeldoekshaven 200
2511 EZ  Den Haag

Postadres
Postbus 20011
2500 EA  Den Haag

De heer Drs. R.C. Essers
Niek Engelschmanlaan 129
6532 CR  NIJMEGEN
   
Onderwerp
Parkeertarieven in Nijmegen
 
Geachte heer Essers,

Naar aanleiding van uw per fax verstuurde brieven van 1, 13 en 20 oktober 2002, inzake het collegevoorstel tot wijziging van de Verordening Parkeer- belastingen van de gemeente Nijmegen, is - voordat raadsbehandeling plaatsvond - contact opgenomen met de gemeente. Besloten is het voorstel van de agenda te halen. Een afschrift van de brief aan de gemeente Nijmegen treft u bijgesloten aan.

Erop vertrouwende u hiermede voldoende te hebben geïnformeerd.

Hoogachtend,
de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
namens deze,
het hoofd van de afdeling Financiële Organisatie Binnenlands Bestuur,



w.g. H.S.K. Boerboom

 

 
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Datum
14 november 2002

Ons kenmerk
FO2002/U92997 en
U91303

Onderdeel
DGOB/BFO/F)

Inlichtingen
Mr. G.A. de Jong
T (070) 426 7650
F (070) 426 7555

Uw kenmerk
 

Blad
1 van 4

Aantal bijlagen
 

Bezoekadres
Schedeldoekshaven 200
2511 EZ  Den Haag

Postadres
Postbus 20011
2500 EA  Den Haag

Het College van Burgemeester en wethouders van
de gemeente Nijmegen
Postbus 9105
6500 HG  NIJMEGEN
   
Onderwerp
Collegevoorstel tariefdifferentiatie
parkeerbelastingen
 
Geacht college,

Voor de raadsvergadering van 30 oktober 2002 stond het collegevoorstel tot wijziging van de Verordening Parkeerbelastingen 2001 op de agenda. Dit voorstel was aanleiding om telefonisch contact op te (laten) nemen met onder meer de gemeentesecretaris van uw gemeente, de heer Bekkers. Nadat is verduidelijkt dat het voorstel in aanmerking zou komen voor schorsing en vernietiging door de Kroon, heeft u besloten het voorstel van de agenda te halen. Zoals telefonisch afgesproken licht ik hierna een en ander toe.

Een inwoner van uw gemeente heeft mij op de hoogte gebracht van het collegevoorstel om de parkeertarieven in uw gemeente aan te passen. Uit bestudering van dat voorstel met de bijbehorende toelichting en de Verordening Parkeerbelastingen 2001 blijkt dat het de bedoeling is geweest om afhankelijk van de betaalwijze - muntgeld, pin of chipknip - verschillende parkeertarieven te hanteren.
Zo zou er voor het gebied dat in de tarieventabel is omschreven als I.A. een tariefopslag gelden voor betaling met muntgeld en voor het gebied I.A tot en met I.F. een tariefopslag voor betalingen door middel van een pinpas. Met andere woorden: het toepasselijke tarief in de gebieden I.A. tot en met I.F zou afhankelijk zijn van de wijze van betaling.

Een dergelijke tariefdifferentiatie is echter in strijd met het achtste lid van artikel 225 van de Gemeentewet:
'Het tarief (...) kan afhankelijk worden gesteld van de parkeerduur, van de parkeertijd, van de ingenomen oppervlakte en van de ligging van de terreinen of weggedeelten.'

In deze opsomming is 'de wijze van betaling' niet als een afzonderlijke differentiatiegrond opgenomen. Overigens hebben de wel opgenomen differentiatiegronden allen te maken met de parkeerregulering. Omdat er

 
 

Datum
14 november 2002

Ons kenmerk
FO2002/U92997 en
U91303

Blad
2 van 4

sprake is van een limitatieve opsomming is er dus geen wettelijke mogelijkheid om de door u gewenste differentiatiegrond te hanteren bij parkeerbelastingen.

Limitatief karakter
Het limitatieve karakter van het achtste lid blijkt onder meer uit de structuur van Hoofdstuk XV van de Gemeentewet. Zo wordt eerst in het tweede lid van artikel 219 aan de gemeentelijke belastingheffer een zeer ruime bevoegdheid bij het vaststellen van heffingsmaatstaven toegekend. Vervolgens beperkt artikel 225, achtste lid, deze vrijheid door voor de parkeerbelastingen uitdrukkelijk de gronden voor tariefdifferentiatie te noemen. Een beperking op de in artikel 219 toegekende vrijheid zou overbodig zijn geweest als de beperking een enuntiatief karakter zou hebben gehad. Ook duidt het verbindingswoordje 'en' in het achtste lid op een limitatief karakter.

Tevens kan uit de wetsgeschiedenis worden opgemaakt dat sprake moet zijn van een limitatief karakter van de opsomming in het achtste lid. In de literatuur lijkt het limitatieve karakter zelfs communis opinio te zijn. In een bijlage bij deze brief heb ik enkele relevante citaten uit de wetsgeschiedenis en enige literatuurverwijzingen opgenomen. In de jurisprudentie is het al dan niet limitatieve karakter van deze bepaling, voorzover door mij na te gaan, nooit uitdrukkelijk aan de orde gesteld.

Wel is in twee uitspraken van het gerechtshof Amsterdam (11 juni 1999, nr. 97/21708 en 18 mei 2001, nr. 99/4022) een tariefsonderscheid aan de orde gekomen tussen 'gewoon' betaald parkeren, parkeren met een bewonersvergunning en parkeren met een bedrijfsvergunning. De bewonersvergunning maakte het bewoners in de binnenstad mogelijk hun auto te parkeren in de nabijheid van hun woning. De bedrijfsvergunning maakte het niet-bewoners die regelmatig voor hun werk in de binnenstad moesten zijn mogelijk in de binnenstad te parkeren. Naast beide vergunningen was er een parkeertarief voor alle parkeerders zonder vergunning.
In de eerste plaats valt op dat het door de gemeente aangebrachte onderscheid was ingegeven door overwegingen van parkeerregulerende aard. Zo zijn ook alle in het achtste lid genoemde differentiatiegronden van parkeerregulerende aard. Bij een tarief dat afhankelijk is van de betaalwijze kan moeilijk worden volgehouden dat parkeerregulerende overwegingen daarbij van belang zijn. In de tweede plaats lijkt er sprake te zijn van verschillende gevallen: de groep parkeerders-bewoners, de groep parkeerders-bedrijven en de 'gewone' parkeerders. Deze verschillende gevallen worden uit parkeerregulerende overwegingen verschillend behandeld. Als sprake is van een differentiatie naar betaalwijze kan mijns inziens moeilijk worden volgehouden dat het daarbij zou gaan om verschillende gevallen. Een parkeerder die betaalt met muntgeld verschilt niet van iemand die dat doet

 
 

Datum
14 november 2002

Ons kenmerk
FO2002/U92997 en
U91303

Blad
3 van 4

met een pinpas. Dat de chipknippers andere kosten oproepen dan de muntgeldbetalers is een andere kwestie (zie hierna).
Voorts merk ik nog op dat het niet bij voorbaat vaststaat of ook de Hoge Raad overeenkomstig het oordeel van de beide hoven zou hebben beslist.

Conclusie en aanbeveling
Gelet op het vorenstaande zou het collegevoorstel strijdig zijn geweest met het bepaalde in artikel 225, achtste lid, van de Gemeentewet. Ik ben u dan ook erkentelijk voor het besluit om het betreffende voorstel niet ter goedkeuring voor te leggen aan de gemeenteraad.

Hoewel er sprake zou zijn geweest van strijd met artikel 225, achtste lid, van de Gemeentewet, heb ik begrip voor de door u aangegeven motivering voor de voorgestelde wijze van tariefdifferentiatie. Deze motivering komt erop neer dat de ene betaalwijze meer kosten oproept dan de andere betaalwijze. Het lijkt dan logisch en redelijk om daar bij de vaststelling van het tarief zodanig rekening mee te houden zodat iedere groep betalers zijn eigen kosten betaalt. De door u voorgestane oplossing bleek echter niet verenigbaar met de wet.

Het lijkt echter wel mogelijk om binnen uw gemeente één of meerdere gebieden aan te wijzen waarin bijvoorbeeld uitsluitend muntgeldautomaten voorkomen. Het voor die gebieden vast te stellen tarief zou dan onder meer kunnen worden afgestemd op de kosten die worden veroorzaakt door de betreffende muntgeldautomaten.

Een kopie van deze brief is verzonden aan de heer Essers die mij op de hoogte bracht van het voorliggende collegevoorstel.

Hopende u hiermede voldoende te hebben geïnformeerd.

Hoogachtend,
de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
namens deze,
de directeur van de directie Bestuurlijke en Financiële Organisatie,



w.g. S.P. van den Eijnden

 
 

Datum
14 november 2002

Ons kenmerk
FO2002/U92997 en
U91303

Blad
4 van 4

Bijlage wetsgeschiedenis en literatuur

Enkele relevante citaten uit de wetsgeschiedenis zijn:

- Memorie van Toelichting op het oorspronkelijke wetsvoorstel (Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19405, nr. 3, pagina 10) en tevens met gelijkluidende tekst in de Memorie van Toelichting op het uiteindelijk aangenomen wetsvoorstel (Tweede kamer, vergaderjaar 1989-1990, 19405, nr. 13):
'Met de regeling (...) wordt tot uitdrukking gebracht dat op verschillende plaatsen binnen de gemeente verschillende tarieven geheven kunnen worden, maar ook voor één plaats verschillende tarieven naar het soort voertuig en/of het moment van de dag. Dit is gewenst in verband met het parkeerregulerende karakter van de belasting.'
- Nota van wijziging (Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19405, nr. 7, onderdeel 2):
'het tarief (...) kan afhankelijk worden gesteld van de ligging van de terreinen of weggedeelten. Het tarief (...) kan bovendien afhankelijk worden gesteld van de parkeerduur, van de parkeertijd en van de ingenomen oppervlakte.'
- Eindverslag (Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 19405, nr. 8, pagina 9):
'Kan worden aangegeven waarom de criteria van de tariefdifferentiatie niet aan de gemeentelijke beleidsvrijheid kan worden overgelaten?'

Enkele literatuurverwijzingen zijn:
- 'Compendium gemeentelijke belastingen' door Van der Burg, Groenewegen, Makkinga, Monsma, Sheer-Mahomed (Kluwer 1997), pagina 276, onderdeel 7.7:
'Aangenomen moet worden dat het hier gaat om een limitatieve opsomming van heffingsmaatstaven (...)'.
- 'Fiscale encyclopedie de vakstudie - Lokale belastingen en milieuheffingen' (losbladig, Kluwer - Deventer), Commentaar 1995, artikel 225, aantekening 16:
'Wij gaan er gezien de wetsgeschiedenis vanuit dat beoogt is een limitatief systeem voor te schrijven. (...) De wetgever beoogt de gemeenten blijkens dit achtste lid van art. 225 geen ruimte te laten om, buiten de genoemde factoren om, zelf een tarief voor de heffing van parkeerbelastingen vast te stellen. De opsomming is limitatief.'.
- 'De Gemeentewet en haar toepassing' (losbladig, Kluwer), artikelsgewijs commentaar, artikel 225, achtste lid (p. 9):
'Geeft het tweede lid van artikel 219 aan de gemeentelijke belastingheffer een beperking in zijn vrijheid van tariefering op het punt van draagkracht, dit achtste lid beperkt voor de parkeerbelastingen bovendien deze vrijheid gelet op de in deze bepaling nauw omschreven mogelijke maatstaven die zijn opgesomd. Deze opsomming is limitatief getuige het verbindingswoordje "en" in de tweede zinsnede.'.

 

 
Directie Grondgebied
Openbare Ruimte
Ontwikkeling
Gemeente Nijmegen
 
 
De heer R. Essers
Niek Engelschmanlaan 129
6532 CR  Nijmegen
Stationsplein 13
6512 AB  Nijmegen
Telefoon (024) 329 94 44
Telefax   (024) 323 93 34
E-mail  gemeente@nijmegen.nl

Postadres
Postbus 9105
6500 HG  Nijmegen

 
Datum Datum uw brief Ons kenmerk Contactpersoon
-7 JAN. 2003 15-10-2002 G520/2.55330 Guus Cornelissen
Onderwerp Aantal bijlagen Doorkiesnummer
(ontwerp)raadsvoorstel "Opslag op
de parkeertarieven"
  3299753


Geachte heer Essers,

In antwoord op uw brief kan ik u mededelen dat het
(ontwerp)raadsvoorstel "Opslag op de parkeertarieven voor betalen met
contant geld en pinpas" is ingetrokken en niet in de gemeenteraad is
behandeld.
Inmiddels is door het Ministerie van Binnenlandse Zaken aangegeven welke
mogelijkheden de wet biedt om de parkeerder, die met contant geld
betaalt, ook de meerkosten van deze betaalwijze te laten betalen. Het
ministerie heeft u en de gemeente hiervan in kennis gesteld.
Uit het antwoord van het Ministerie blijkt dat differentiatie per gebied
toegestaan is. Het college zal te zijner tijd met een voorstel hiervoor
komen.

Met vriendelijke groet,
college van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen,

De Burgemeester,                    De Secretaris,



w.g. mevr. dr. G. ter Horst         w.g. ir. H.K.W. Bekkers
 
 

Edited by RE