Jonkerbosch   ––––––––––––––––
                       Groei en Bloei  (13)

Br. Vertunianus

De moeilijke Herovering van Jonkerbosch: 1945-1946 (vervolg)

Nieuwe huisvesting in Oostrum

Half augustus 1945 wordt de overste, Br. Koenraad, benoemd tot novicenmeester te Oostrum, in plaats van Br. Ursicus, die met eerstgenoemde van plaats wisselt. Na afloop van 9 jaar, een periode van eenzaam en regelmatig noviciaatsleven, komt Br. Ursicus naar Grave om in de "Soos" door de provinciale overste, Br. Nathanaël, die daar in een bekrompen kamertje met de broeders vergadert – à la guerre comme à la guerre – met de mogelijke ceremoniën te worden aangesteld als overste. Br. Cyprianus arriveert om als directeur de leiding van de school op zich te nemen.

vergezicht op St. Paschalis  
Vergezicht op St. Paschalis te Oostrum
De nieuwe overste deelt mee in het lief en leed van de geëvacueerden van Jonkerbosch. Ondanks de bevrijding is de vrijheid nog maar betrekkelijk en leeft men in ballingschap verspreid. Het rijk van Br. Ursicus strekt zich uit over drie provincies, nl. Grave in Noord-Brabant: Br. Ursicus met 8 broeders en ongeveer 50 jongens; Nijmegen in Gelderland met "in Holland staat een huis" het stam- huis "Jonkerbosch" met 3 broeders-bewakers; Oostrum in Limburg met 8 broeders en ongeveer 60 jongens.
Het zoeken van de broeders naar een plaats voor de afdeling Druten wordt door de wisseling van de oversten zeer vergemakkelijkt. Br. Ursicus weet dat er plaats is in het noviciaat te Oostrum (bij Venray) en Br. Koenraad ziet uit persoonlijke ervaring in, dat het voor Huize "Boldershof" niet doenlijk is om de 60 grotere jongens weer te herbergen. Hij stelt een vleugel van het noviciaat beschikbaar, dezelfde vleugel, die al eerder door een afdeling van Jonkerbosch bezet was geweest in 1942-1943.

  hei, bos en zandverstuivingen
Hei, bos en zandverstuivingen
Het verhuizen vanuit Druten en de bezette kamertjes op Jonkerbosch verloopt vlot, men begint 't te kennen. Op 30 augustus wordt alles overgebracht en geïnstalleerd. Het totaal glasloze gedeelte van het noviciaat wordt zo vlug mogelijk gedicht. De drie hoogste afdelingen keren terug, terwijl ook de afdeling mongooltjes een plaatsje krijgt. Evenals in Grave kan ook hier de school beginnen op 4 september. Het inrichten van het afgestane gedeelte brengt diverse aanpassingen mee. De kleermakerij wordt dagzaal en klaslokaal voor de mongooltjes. Het is een zonnig en luchtig verblijf, met een speelterrein voor de deur. De grote recreatiezaal verdeelt men in tweeën, dagzaal voor zaal 1 en klas van Br. Erembodus. De kleine kamers (pijpladen) doen dienst als klaslokaaltjes en refter voor de broeders. De grote werkzaal wordt dagverblijf voor zaal 2.
Een ideale speelgelegenheid vormen het voetbalveld en de bossen. Heerlijke wandelingen (evenals in Druten) kan men maken door de bosrijke omgeving van Geisteren en de Smakt. In St. Servatius te Venray gaat men af en toe naar een film kijken. Het pas ingerichte oorlogsmuseum van Overloon wordt met een bezoek vereerd; de tanks, vlammenwerpers en kanonnen zijn voor de jongens prachtig klimmateriaal.

Vermoedelijk tengevolge van dit bezoek vormt de grote attraktie in de bossen van het eigen terrein het aanleggen van loopgraven. Met planken, takken, graszoden, enz., bedekken de jongens tientallen meters ondergrondse gangen, met oude kachels en rokende schoorstenen. Geheel gevaarloos is een wandeling langs de loopgraven niet, er slingert wel eens een boomstronk vanuit de diepte over de weg. Dit ondervindt een der broeders, die op een oude D.K.W. langs snort en een luchtsprong moet maken over een juist wegslingerende tak.

tank in Overloon
Volledig "bemande" tank in Overloon

Een tweede landingspoging

Op 21 december komt er een "tip" uit Nijmegen, dat de Canadezen Jonkerbosch gaan verlaten. De meeste broeders van de afdeling Oostrum gaan op weg naar Nijmegen om Jonkerbosch in bezit te nemen. Doch de Engelsen, die de nieuwe bezetters worden, hebben blijkbaar lont geroken en trekken Jonkerbosch binnen, voordat de Canadezen er uit zijn. Als schrale troost zijn de broeders enige uren de gasten op het bruggehoofd onder leiding van Br. Palmace, waarna allen onverrichter zake naar Oostrum moeten terugkeren. Voor de zoveelste keer mislukt een goed opgezet krijgsplan, voorbereid door spionage en diplomatie.

  Br. Cerenicus
Br. Cerenicus
Overlijden van Br. Cerenicus

Br. Cerenicus keert niet mee terug naar Oostrum. Per fiets gaat hij naar het St. Canisiusziekenhuis. Ofschoon zijn maagkwaal de oorlogsjaren dubbel hard voor hem gemaakt had, was hij steeds opgewekt en een onmisbare werker bij de jongens. Een maagoperatie blijkt nodig, maar hij overleeft dit niet.
Op 7 januari 1946 geeft hij zijn ziel aan de Schepper weer. Vier dagen daarna wordt hij in Oostrum op het kloosterkerkhof begraven. De lijkwagen gaat eerst naar Grave; Br. Cerenicus wordt opgebaard in de hal van de Soos om de jongens de gelegenheid te geven hem een laatste groet te brengen. Hetzelfde vindt plaats in de spreekkamer van het noviciaat, waar zijn jongens hem eveneens de laatste afscheidsgroet brengen. Bij de uitvaart is ook een groep jongens uit Grave vertegenwoordigd, die per vrachtwagen naar Oostrum gebracht zijn.

Nieuw bruggehoofd in de school

Bij de 2e landingspoging heeft een groep Engelsen Jonkerbosch bezet. Het bruggehoofd op het Mariapaviljoen wordt opgeruimd, maar Br. Palmace vestigt met Br. Imon aanstonds een nieuw landingshoofd.
Het grootste lokaal van de school, de klas van Br. Benignus, geven de Engelsen na beraadslaging vrij. De beide broeders verdelen de klas in drieën: één kamertje met opklapbed voor Br. Palmace, één kamertje voor Br. Imon en het grootste gedeelte als keuken, eetplaats en slaapgelegenheid voor Br. Imon's nazorg, nl. enkele grotere jongens, die teruggekeerd zijn. Sinds 1942 had Br. Imon z'n nazorgpensionaatje in het noviciaat te Oostrum ingericht, maar na het in gebruik nemen van zijn afdeling door St. Bavo uit Noordwijkerhout had zich niemand meer met de naar huis gestuurde jongens bemoeid. Er was geen plaats meer! Nu neemt Br. Imon de kans waar om met Br. Palmace een strategisch plan op te zetten. Met de aanwezige jongens kan het beter lukken!

Een "unicum" in de historie van Jonkerbosch en van de Nederlandse provincie der broeders vormt wel de verkiezing van de afgevaardigde voor het provinciaal kapittel in de maand januari 1946. Daar de broeders uit Grave, Oostrum en Nijmegen niet allen tegelijk bij elkaar kunnen komen, heeft de stemming eerst plaats te Grave.
In de auto van St. Servatius, Venray, gaat Br. Ursicus met de stemopnemers en de verzegelde envelop met stemmen naar Oostrum. De broeders van Nijmegen zijn naar Grave komen stemmen. Er worden fouten gemaakt en dat kost een nieuwe stemming, zodat er over en weer gereden wordt. Dat is heus geen grap! Uiteindelijk komt Br. Cyprianus als gekozen uit de bus.

De bekende vrachtrijders, zoals Jan en Wim Peeters en Daan van den Berg onderhouden de wekelijkse verbinding tussen de drie ballingsoorden. Met hun wagens wordt van alles vervoerd. Zelfs de overplaatsing van leerlingen en... bokken gebeurt met hun wagens. Met die bok is het wat geweest! De "Soos" had voor de aardigheid in de tuin wat schapen lopen en op een goede dag neemt men er een bokje bij, gekocht bij de geitenfokker Jan Claassen. Deze bok is wel leuk en er ontstaat weldra een hechte band tussen hem en de jongens. Ze zijn niet te scheiden, geen wonder dat heel de "Soos" en iedereen ruikt naar "bokkenlucht".
Br. Johannes kent zijn streken en plaatst daarom zijn grote bus met jam tussen de poten van een stoel. De bok wil van de jam proeven en steekt zijn kop tussen de stoelpoten door in de bus, Hij kan er niet meer uit en rent in paniekstemming met bus en stoel op zijn kop door de tuin tot groot vermaak van de jongens. De kwalijk riekende bok moet tenslotte weg, doch niet zo maar weg, want Br. Odoricus in Oostrum wil en zal hem hebben. Na spoedig dezelfde ervaring opgedaan te hebben verdwijnt hij ook daar!

Jan Potters met Caro  
Jan Potters met Caro
Nog een van de speelmakkers van de jongens in Oostrum is de trouwe Caro, een aardig keeshondje. Later, bij de terugkeer naar Jonkerbosch, verhuist hij mee.
De voedsel-, textiel-, huisraad- en brandstoffenvoorziening is bij Br. Palmace en Br. Paxentius in Grave in goede handen. De oorlog is wel beëindigd, maar veel is nog gerantsoeneerd en beperkt verkrijgbaar. Niemand komt echter iets te kort.

Er is voorlopig maar één punt op het programma: de spoedige terugkeer naar het beloofde land "Jonkerbosch". Daar zijn aller gedachten, wensen en streven op gericht. Er wordt op voorbeeldige wijze hard gewerkt, geen "oorkussen des duivels" gevonden en Gods Kerk, ondanks de heel uitzonderlijke omstandigheden, in 't midden gehouden. Wie kan uitmaken welke overvloedige zegen over hun arbeid is neergedauwd? In ieder geval, heel spoedig gebeurt het schijnbaar onmogelijke: de moeilijke herovering van Jonkerbosch.

De derde landingsoperatie, nu vanuit Grave

In het voorjaar van 1946 meent men dat het plan verwezenlijkt kan worden. De bewegingen der Engelsen worden nauwkeurig gadegeslagen. Grave is dichtbij en van daar uit een nieuwe landing voorbereiden lijkt de aangewezen weg. Zowel door Br. Palmace als vanuit Grave worden aanhoudende pogingen aangewend bij het burgerlijk gezag van Nijmegen. Men belooft alle medewerking, al is het maar om van het getelefoneer af te zijn.
's Zaterdags voor Passiezondag meldt de telefoon dat het schoolgebouw vrij gegeven is, d.w.z. leeg staat en dat we er maar gauw in moeten trekken. Nu of nooit! 's Middags nog wordt de verhuizing met Beekwilder uit Den Bosch besproken en maandagmorgen staat de verhuiswagen in Grave voor de Soos.
's Avonds is alles, ook de jongens, op Jonkerbosch. Dinsdagmorgen ontwaakt men op "eigen terrein", d.w.z. op de zolder en in de gangen van de school.
Het inrichten vergt wel enige dagen, maar we zijn "binnen"! Het grote klaslokaal wordt nu kapel, twee klaslokalen speel- en eetzaal, de rest leslokaal voor de drie klassen van de afdeling Grave. Voor keuken blijft alleen de kelder over.
In de Graafse krant wordt van de Eerw. Geestelijken, Paters, Fraters en Zusters afscheid genomen en de hartelijke dank uitgesproken voor de oprechte gastvrijheid. De krant spreekt met respect over het verblijf en het werk van de broeders.

De Goede Week en het Paasfeest vieren allen samen in de school. Met de vlotte inbezitneming van de school heeft men de smaak te pakken gekregen om verder door te stoten. Br. Palmace gaat naar 't Engels commando, naar 't kantoor van burgemeester en gemeentebestuur, afdeling evacuatie, ja zelfs naar 't hoofdcommando van de Engelsen te Breda. En dat niet één keer, maar vele malen! Hij blijft de zaak bepleiten en ten slotte geeft men toe.

vestigingsvergunning
Vestigingsvergunning No. 3718

Vermeldenswaard is hierbij dat het Provinciaal Bureau Verzorging Oorlogsslachtoffers in Gelderland reeds op 1 april (maandag voor Passiezondag) de vestigingsvergunning had afgegeven, zodat van deze zijde ook alle medewerking aanwezig is.
Het St. Jozefpaviljoen komt vrij en wordt onmiddellijk, zonder schoonmaken, bezet. Verdeel en heers, nemen jongens, wat je krijgen kunt. Het verzwakte Mariapaviljoen komt ook aan de beurt. De Engelsen, die Jonkerbosch bezetten, laten weten dat ze op 6 mei zullen vertrekken. Oostrum krijgt een tip: "Hou je gereed, elk ogenblik kun je het Mariapaviljoen innemen!"
Inderdaad is het op 6 mei zover en er groeit geen gras over! In die vroege morgen is alles met hebben en houden uit Oostrum vertrokken naar Jonkerbosch.

Nieuwe onweerswolken

Intussen is Jonkerbosch door de geallieerden, zonder dat men het weet, aan de Nederlandse militairen overgedragen. Na een verblijf op de Nebo van de Paters Redemptoristen komen officieren op Jonkerbosch en vinden de gebouwen reeds ingenomen door onze jongens. Ze willen hier een militair hospitaal inrichten. Na veel over en weer gepraat (het voor ons steekhoudende argument: "Waar met de jongens naar toe?", wordt niet zo maar aanvaard) besluiten ze toch de Nebo te behouden, want de zalen zijn er groter. De Nederlandse militairen zaten nl. van tevoren al op de Nebo, die ze nu van plan zijn vrij te geven. Dit gaat nu niet door! De snelle inbezitname heeft het gewonnen van een afwachtende houding. De Nebo blijft nog enkele jaren bezet.
Jonkerbosch wordt dezelfde dag geheel vrijgegeven, dank zij ook de medewerking van burgemeester Hustinx en het gemeentebestuur.
Reeds de eerste morgen zijn alle paviljoens bevolkt en gemeubileerd en zijn allen weer herenigd!

Opnieuw beginnen

Op 5 mei komt de nieuwe kok uit Noordwijkerhout, Br. Megaudius. De keuken in de kelder van de school bevalt hem helemaal niet: 't is maar 'n vieze boel, daar bij die kolen! De volgende dag trekt hij naar de keuken in het hoofdgebouw, zojuist door de Engelsen verlaten. Deze is zeker niet netter, maar daar is tenminste met poetsen en nog eens poetsen iets te bereiken. Hij vindt er 'n half schaap in de kipketels, achtergelaten door de bezetters. Hij heeft de handen vol werk, want hij staat er alleen voor. De vleespositie (behalve dan dat schaap!) is precair, melk en brood zijn nog op de bon. Er moeten wel eens "zwarte" manipulaties verricht worden, onder de Duitse bezetting een deugd van vaderlandsliefde, maar nu dubbel gevaarlijk! Maar wat doe je als de jongens meer honger hebben dan de bonkaarten lang zijn. Slager P. Janssen biedt de helpende hand en bezorgt de nodige aanvullingen. De bakkerij begint weer te draaien. Enkele jongens uit Winckelsteegh assisteren bij het schoonmaken van groenten en aardappelen en ze ruimen het huis mee op.

Er is wel een en ander te doen. De paviljoens zijn de laatste acht maanden intensief bewoond! Wat dat wil zeggen, merkt men al gauw! Het hoofdgebouw wordt opgeruimd, het meubilair (nog van de Duitsers) bij elkaar gezet. In de recreatiezaal van de broeders staat nog een vleugel, er hangt een schilderstuk van de Tocht naar Chattam. Deze zaal wordt als kapel ingericht. De ziekenzaal van de broeders (in de Duitse tijd kapel voor de Duitse zusters) is door de Canadezen veranderd in een bar. De godslamp hangt er nog. Er hangen grote platen aan de muur (pin-up girls), in de gangen schilderstukken van Rijnsteden. Op het St. Jozefpaviljoen zijn ook schilders bezig geweest, er hangt een mooi stuk werk: het paviljoen met de gouden regen en de bloeiende rode meidoorn.
Overal worden munitie en geweren gevonden, er zijn vele eenmansgaten. Verwilderde katten huizen in de bossen. Naast elk der beide paviljoens ligt een grote schuilkelder, compleet met verlichting en verluchting en een ondergrondse verbindingsgang naar het paviljoen.
Achter het hoofdgebouw bevinden zich nog twee schuilkelders. De electriciteit is op vele plaatsen stuk en voor het grootste gedeelte totaal in de war.

Aannemer Braam maakt een volledige staat op van de bezettingsschade. Het gemeentebestuur is erg behulpzaam om vlug en ruim de nodige gelden beschikbaar te stellen. Aannemer Teunissen uit Heemstede, die het noviciaat te Oostrum ongeveer gerestaureerd heeft (de toren van de kapel was door de Duitsers opgeblazen) neemt ook op Jonkerbosch de werkzaamheden aan en voert ze uit.
De broeders gaan op zoek naar het materiaal dat in 1943 inderhaast overal naar toe gebracht is. Het meeste weten ze nog te zitten, maar diverse dingen zijn zoek. Zo ontdekken ze veel later nog materiaal bij Braam en op de Dukenburg. Er worden o.a. nieuwe schoolborden besteld bij Braam, omdat ze bij de schoolmeubelfabrieken niet direkt terecht kunnen. Braam biedt daarop aan om de eigen schoolborden terug te nemen, die bij hem opgeslagen liggen!
Iedereen wordt in de stroom van de bevrijding en in een onweerstaanbare drang en zucht naar herstel en herbloei van Jonkerbosch meegesleept.

in de vrije natuur
Weer genietend van de Jonkerbossche vrije natuur

Het jaar 1945-1946 vormt een belangrijk jaar, zo niet een onderscheiden periode in de al omvangrijke geschiedenis van Jonkerbosch. Er werden soberheid, ongemakken en lasten in gemoedelijke broederlijkheid gedeeld en gedragen en de sterke, ongeschonden Jonkerbossche saamhorigheid kon, ondanks de vele zwerftochten, de ballingschap van drie jaren en het van elkander gescheiden zijn, ongerept en onverminderd weer verenigd, aan de opbouw en toekomst van Jonkerbosch haar volle kracht en toewijding geven.

inhoud volgende deel Schakel, jaargang 11 (1961), nummer 3, pp. 4-11

StatCounter