Jonkerbosch   ––––––––––––––––
                       Groei en Bloei  (24)

Br. Vertunianus

Nieuwe perspectieven! 1950-1951-1952 (vervolg)

Artikel over Pensionaat «De Westerhelling» in De Gelderlander

In 1947 hebben we reeds verteld over de stichting en het doel van een nieuw pensionaat in oostelijk Nijmegen, nl. "De Westerhelling".
In "De Gelderlander" van 2 april 1949 verscheen een artikel, dat een vrij goed beeld geeft over doel en werkwijze van dit pensionaat. Daarom willen we dit artikel (zoals Schakel ook deed in 1951) in zijn geheel laten volgen.

DE WESTERHELLING: Broeders van Liefde geven ook minder begaafden vakopleiding. Belangrijk initiatief geeft blijk van gezonde gemeenschapszin.

  De Westerhelling 1948
Administratiegebouw pensionaat "De Westerhelling"
Nijmegen, April '49 – Wellicht is deze laatste titel wat profaan en de Broeders van Liefde van de Eikenburg te Eindhoven, die op de Westerhelling, Sophiaweg 40, hun moeilijk lerende discipels een vakopleiding geven, zullen lachend de hand ter afwering heffen, maar toch tekent het de voortvarendheid waarmede zij hun naam eer aandoen. Want liefde is origineel.
De Westerhelling. Welbekend bij de meeste Nijmegenaren, maar zij weten niet wat daar momenteel te koop is. Of eigenlijk niet te koop, want die er opgeleid worden, ontvangen meer dan zij er de Broeders voor geven.
Zes broeders geven hier hun allerbeste krachten van geest, hart en lichaam aan een hoogstaand werk: de minder begaafde jongen zodanig in een vak of zelfs maar in een onderdeel van een vak bekwamen, dat deze een hem toekomende plaats in de gemeenschap kan veroveren. Onopgemerkt zijn zij gekomen en hun arbeid begonnen, een officiële opening heeft nog niet eens plaats gehad, maar ook onofficieel kan het goede werk gedijen.
De ondervinding heeft geleerd, dat jongens, die na het volgen van het buitengewoon lager onderwijs (B.L.O.) zo in het volle leven worden geplaatst, met de grootste moeilijkheden te kampen krijgen: totaal gemis van enige vakkennis, zwerven van de ene baas naar de andere, van dit naar dat vak overspringen om tenslotte terecht te komen in rijkstehuizen, werkinrichtingen of soms zelfs bij de politie.

DOEL

Op Jonkerbosch hebben deze zelfde Broeders hun B.L.O.-school. De Westerhelling wil de schakel zijn tussen het B.L.O. en de maatschappij.
Westerhelling is geen werkinrichting. Het is niet de bedoeling deze jongens bezig te houden, maar hun een vak of een onderdeel van een vak te leren, hen te stuwen in de richting die hun het meeste ligt, hen zo over hun minderwaardigheidsgevoelens heen te helpen, zodat zij eenmaal zelfstandig hun plaats kunnen innemen.
Na de oorlog hebben de Broeders van Liefde de Westerhelling met bijbehorende 10 ha aangekocht en in september '47 zijn zij er in alle stilte ingetrokken.
Maar voordat de villa zover geaccommodeerd was dat de eerste jongens er hun intrek konden nemen (februari '48) is er nog heel wat werk verzet.

De villa, hoe riant overigens ook, is niet berekend op een jongensinternaat en op den duur zal zij bestemd zijn voor de administratie. De voormalige orangerie is verbouwd tot een grote moderne slaapzaal met badinrichting. 35 Leerlingen zijn er momenteel ondergebracht. In een ruim en modern ingericht lokaal kunnen zij de schoenmakerij leren, een eind verder op het terrein treft men de weverij aan, waar een Broeder met vijf jongens aan het weefgetouw doende is: vijf handweefgetouwen en zelfs drie machinaal. Broeder-Directeur zelf leert een aantal jongens het boekbinden, terwijl weer anderen ruimschoots gelegenheid hebben zich in ruime kassen de bloemisterij of groententeelt eigen te maken.
Dit alles onder leiding van een Broeder en een leek-vakman.

"DAT KAN IK NIET"

weverij 1949  
De weverij
Deze van kindsbeen af aangegroeide mentaliteit van de schouderschokkende B.L.O.-jongen om te zetten in de vraag: "Hoe moet ik dat doen?", dat is het geheim van dit onderwijs. Methode? Een lastige vraag voor pioniers. Een precedent is de Broeders niet bekend, noch van rijkswege, noch van particulier initiatief. Het is proberen, zoeken, tasten. Maar zo doorkneed zijn deze Broeders wel in dit buitengewoon onderwijs, dat zij weten waar het hoofdaccent moet liggen voor succesvolle buitengewone vakopleiding: individueel laten nadoen, totdat voldoende routine is bereikt. De algemene theoretische vakken (lezen, schrijven, rekenen), het theoretische aspect van de praktische vakken, het is alles op de vaardigheid gericht en in het praktisch onderwijs verweven: men leert de jongen niet hoe één gelijk is aan twintig twintigsten, maar hoe hij uit een stuk leer twintig zolen kan snijden. En ook niet hoe hoog het percentage stikstof moet zijn, maar hoeveel zakken hij ervan nodig heeft voor een lap grond die zo en zo groot is.
Het is de bedoeling de jongens af en toe buitenshuis te laten werken om hun zelfstandigheid te vergroten.

VAKONDERWIJS-PERIKELEN

Zoals iedere vakschool de schakel is tussen theorie en praktijk, zo heeft ook deze opleiding rekening te houden met de organisatie van de theorie: het Onderwijs en die van de praktijk: de Vakgroep. En van deze mogelijkheden hebben de Broeders nog geen vruchten mogen plukken. Subsidie genieten zij niet: een wet op het buitengewoon nijverheidsonderwijs (BNO) is nog niet tot stand gekomen.
Zo is het te begrijpen, dat, waar het instituut enkel inkomen trekt uit het kost- en leergeld, terwijl voor de bouw van lokalen en haar outillage zoveel geld nodig is, de Broeders voor hoge lasten zitten.
Bovendien: waar dit onderwijs niet bij de wet geregeld is, is op een vakdiploma (mutatis mutandis, een diploma met verlaagde eisen) geen schijn van kans.

Een papier doet tegenwoordig veel. En het idee zonder diploma steeds op een goedwillende baas aangewezen te zijn (wat in genen dele het geval behoeft te zijn, daar deze jongens, zij het slechts in een onderdeel, veel consciëntieuzer werken dan menig volleerd vakman), zal het gevoel van eigenwaarde bij hen niet ten goede komen. Dit is een groot probleem. Moeilijk in de omgang en het maatschappelijk verkeer, moeten deze jongens hun vreugde zoeken in de arbeid. En het besef dat zij nuttig werk doen, misschien zelfs op den duur "onmisbaar" worden in het bedrijf, zal hen enigszins vergoeden wat de natuur hun op andere punten onthouden heeft.

GEMEENSCHAP

Ieder mens heeft de plicht een goed lid van de gemeenschap te zijn (c.q. te worden). Correlatief hieraan is zijn recht op de middelen ter verwezenlijking van deze plicht. En waar hij niet bij machte is zich deze middelen te verschaffen, heeft de overheid de plicht tegemoet te komen. De gemeenschap is het uiteindelijk aan zichzelf verplicht het particulier initiatief te steunen, wanneer dit bijdraagt tot een verhoogd gemeenschapsleven.
Dit is hier het geval. De Broeders van Liefde op de Westerhelling hebben met hun vakopleiding voor moeilijk lerenden een belangrijk initiatief genomen, dat het gemeenschapsleven slechts ten goede kan komen. Hun krachten schieten tekort op financieel gebied.

Dan moet de overheid hun subsidie verlenen. Zij moet dit werk ten volle opnemen in het sociaal leven. Dit sprankelend initiatief mag niet doodlopen op een bureau. Blijft dit werk achterwege, dan zal de Overheid deze mensen later toch moeten opvangen in tehuizen.
De Broeders hopen dat deze medewerking eens gaat komen. Een blijk van waardering van de zijde van de gemeenschap kan zelfs religieuzen stimuleren. Intussen gaan zij voort. "Als wij eerst maar eens over enkele jaren de eerste vruchten van ons werk kunnen tonen", zo zeggen zij.

Zij hebben nu eenmaal geld nodig. Voor hun werk. Want voor zichzelf: Credidimus caritati. Zij hebben een rotsvast geloof in de Liefde. Daarin vinden zij de kracht voor dit werk van sublieme naastenliefde. Hun kapelletje is maar klein, maar het is de grote krachtcentrale voor de tintelende energie, die dit vaak moeizame werk in stand houdt en doet gedijen.
Tot zover "De Gelderlander".

bezoek aan De Westerhelling 1948-1949
De broeders met gasten

Nu in 1951, is het aantal Broeders en leerlingen ongeveer verdubbeld. Overigens is het artikel nog zeer actueel.
Daar de mogelijkheden op Westerhelling nog beperkt zijn, heeft Jonkerbosch naast haar school, een gedeelte van de vakopleiding overgenomen. Met een minimum aan theorie worden leerlingen in de praktijk in opleiding genomen in kleermakerij, schilderswinkel, timmerwerkplaats, smederij, bakkerij, pluimveeverzorging, tuin- en serrewerk. Reeds meerdere jongens zijn, na het doorlopen van een praktische cursus in ons bedrijf, bij een baas geplaatst en met redelijk goed succes.

De voltooiing van het schoolgebouw

Op 8 januari 1952 verhuist Br. Aquilas naar Roermond, Br. Vertunianus neemt zijn plaats in, zij het echter in de 5e klas, omdat Br. Reginus de Atelierklas reeds heeft overgenomen. Br. Johannes was begin januari reeds als surveillant van zaal 3 gearriveerd. Eind januari krijgt Br. Econoom een helper in de persoon van Br. Endulus, die als secretaris gaat fungeren.
Ondanks de vele wederwaardigheden tijdens de wintermaanden van 1951-1952 komt de opbouw van de school klaar tegen Pasen 1952. De paasvakantie wordt door enkele broeders gebruikt om de zwarte plafonds van een viertal klassen en van de lange gang schoon te maken en wit te schilderen.

Na de vakantie kan dan ook het nieuwe gedeelte in gebruik worden genomen na een verhuizing van de lokalen in de paviljoens naar de school. Beneden blijven de klassen la, 1, 2, 3, 4 en 5, boven komen de klassen 6, 7 en de Atelierklas. Er zijn twee handenarbeidlokalen, drie klaslokalen vormen de gymnastiekzaal, waarbij de beide tussenmuren met medeweten van de bouwpolitie zijn weggelaten. Verlichting en waterleiding zijn echter klassikaal verdeeld. en halve klas is met een tussenschot afgesloten en wordt gebruikt als was- en kleedplaats bij de gymnastiekzaal. Het tussenschot is uitneembaar gemaakt, zodat de wasplaats eventueel als toneel kan dienen met een kleine verhoging. De gemeente zal de inrichting der gymzaal financieren op basis van annuïteit.

Het metselwerk van de bovenbouw is opgetrokken in hetzelfde verband als beneden, maar dezelfde stenen waren niet meer te krijgen: dikker, korter en smaller, waardoor de diepe voegen vermeden werden. De ramen der lokalen hebben dezelfde vorm gekregen als de benedenramen, terwijl aan de gangzijde vijf lokalen elk drie ramen hebben, eventueel te vervangen door raamkasten net als in de benedengang. Door de duurdere buitenramen was de gemeente niet genegen de betegeling van gangvloer en -muren op dezelfde wijze te laten uitvoeren als beneden. Er is een rode tegelvloer (met slechte tegels) en de muren hebben alleen een tegelrandje op 1½ meter hoogte. Aan beide zijden is een trap geprojecteerd, terwijl het kopraam uit de eerste klas verhuisd is naar de eerste traphal. De trap van de kelder is wegens de schooltrap in omgekeerde richting geplaatst, zodat de ingang van de kelder onder de trap komt.

inhoud Schakel, jaargang 18 (1968), nummer 3, pp. 10-15

StatCounter