![]() Directie Bestuur & Organisatie Bestuur |
![]() | ||
Drs. R.C. Essers Niek Engelschmanlaan 129 6532 CR Nijmegen |
Korte Nieuwstraat 6 6511 PP Nijmegen Telefoon (024) 329 91 11 Telefax (024) 329 23 78
Postadres | ||
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
Datum | Datum uw brief | Ons kenmerk | Doorkiesnummer |
26-04-1999 | 13-12-1997 | C230/WE | 3299181 |
Onderwerp | Aantal bijlagen | ||
Uw klacht bij de Gemeentelijke Ombudsman |
|||
Geachte heer Essers, U heeft zich op 13 december 1997 gewend tot de Gemeentelijke Ombudsman, de heer J. Th. de Zeeuw, in verband met de uitspraak van de directeur Dienst Educatie en Welzijn op uw klacht van 7 december 1997. Zoals u bekend is, heeft de Gemeentelijke Ombudsman zich met ingang van 1 november 1998 ziek gemeld. Bij diens ziekmelding was reeds bekend, dat de ombudsman niet meer zou terugkeren vóór het aflopen van zijn mandaat per 1 juni 1999. Derhalve heeft de gemeenteraad voor de lopende zaken die op grond van de Verordening op de Gemeentelijke Ombudsman als beroepszaken aan te merken zijn door middel van het raadsbesluit 222/1998 een voorziening getroffen. In casu betreft het de overdracht aan een onafhankelijke klachtinstantie. Nader onderzoek in onderhavige zaak heeft aan het licht gebracht, dat de Gemeentelijke Ombudsman reeds tot een uitspraak was gekomen. Echter, konden wij vaststellen, dat deze uitspraak u niet ter kennis was gebracht. Op donderdag 22 april j.l. is hierover een gesprek geweest met de heer De Zeeuw, en hij heeft deze onderzoeksconclusie bevestigd. In overleg met de heer De Zeeuw is besloten om u de door hem gedane uitspraak alsnog toe te sturen. Bijgevoegd vindt u het originele exemplaar. De uitspraak van de Gemeentelijke Ombudsman heeft als strekking, dat hij, gelet op het bepaalde in artikel 11, lid 2, onder c en d, van de Verordening op de Gemeentelijke Ombudsman geen onderzoek heeft willen instellen. Daarmee kan naar onze opvatting de zaak worden gesloten. | |||
Gemeente Nijmegen Directie Bestuur & Organisatie Bestuur |
Vervolgvel |
1 In het vertrouwen u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben, Hoogachtend, College van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen, De Burgemeester, De Secretaris, w.g. mr. E.M. d'Hondt w.g. W. Smids |
![]() | |||
De heer R. Essers Niek Engelschmanlaan 129 6532 CR Nijmegen betreft: uw klachtbrief over de Dienst E&W dd 13-12-1997 AFSCHRIFT aan de heer Klompbergh en de directeur Dienst E&W. Geachte heer Essers, U hebt bij brief van 7 december jl. een klacht ingediend bij de directeur van de Dienst E&W over de wijze van omgaan vanuit de Dienst met uw faxberichten van 3 juli, 9 september en 16 ok- tober. De directeur van de Dienst E&W heeft u bij brief van 12 december laten weten af te zien van het behandelen van uw klacht, onder verwijzing naar artikel 7d van de Klachtenverordening. Bij brief van 13 december hebt u zich tot mij gewend. Ik heb besloten géén onderzoek met betrekking tot de door u aan- dragen klachten over de wijze van omgaan vanuit de Dienst E&W met uw faxberichten van 3 juli, 9 september en 16 oktober in te stellen, zulks op basis van artikel 11 lid 2 onder c en d. * Ten aanzien van uw faxbrief van 3 juli aan het college van B&W heeft u tijdig een bericht van ontvangst verkregen (14 juli). De strekking van de brief van 3 juli is zodanig dat het voor kennis- geving aannemen er van als zodanig aanvaardbaar en zeker niet on- behoorlijk zou zijn. Zij zou evenwel ook aanleiding kunnen zijn tot het betrekken er van bij een zekere evaluatie. Het is aanvaard- baar dat bezien of voor dit laatste gekozen zou kunnen worden niet in de vakantieperiode (juli/augustus) geschied is, en vervolgens nog enige weken duurde. Ik beschouw het feit dat hoofd afdeling SCW van de Dienst E&W u op 30 oktober berichtte dat uw brief van 3 juli ter kennisgeving is aangenomen als voortvloeiend uit een inmiddels gemaakte keuze niet naar aanleiding van uw brief tot een zekere evaluatie van het functioneren van de adviescommissies over te gaan. Ik acht het gezien de strekking van de brief van 3 juli aanvaardbaar en niet onbehoorlijk dat in de reactie van de Dienst van 30 oktober niet nader wordt ingegaan op de reden waarom uw brief van 3 juli ter kennisgeving is aangenomen. Uw klacht over de wijze van beantwoording van uw faxbrief van 3 juli en de beantwoordingstermijn van 4 maanden acht ik dan ook kennelijk ongegrond. Voorzover uw klacht mede gericht is op het niet tussentijds geïn- formeerd zijn over het overschrijden van de verwachte behandelings- termijn zoals in het bericht van ontvangst aangegeven, meen ik dat het gewicht van die omissie nu daadwerkelijke reactie u al heeft bereikt, niet van die aard is dat zulks een formeel klachtonderzoek rechtvaardigt. Daarnaast is uit uw brief van 3 juli zelf geen aan- | |||
*) van de Verordening op de Gemeentelijke Ombudsman. |
![]() | ||
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
vervolgvel 1 |
knopingspunt te vinden waarom het niet tussentijds geïnformeerd worden over de overschrijding van de gemelde verwachte beantwoor- dingstermijn u in uw belangen zou schaden. Het gewicht van de omissie en uw belang bij het al dan niet vóór komen, evenals uw belang bij het alsnog onderzoeken van de omissie, acht ik kennelijk onvoldoende om een formeel klachtonderzoek te rechtvaardigen. Ten aanzien van uw faxbericht van 9 september aan de heer Klom- bergh heeft u geen bericht van ontvangst of inhoudelijke reactie ontvangen. Voorzover het faxbericht beoogt een rappelering te zijn van de behoefte aan antwoord op de eerdere faxbrief van 3 juli acht ik het achterwege laten van een formeel bericht van ont- vangst niet van zodanige zwaarte dat zulks een formeel klachtonder- zoek zou rechtvaardigen. Voorzover het faxbericht betrekking heeft op het (nog) niet ontvan- gen hebben van een bericht van ontvangst c.q. inhoudelijke reactie op een eerdere faxbrief van 31 juli over het Goffertpark (paaltje 25), acht ik het achterwege blijven van een formeel bericht van ontvangst c.q. inhoudelijke reactie nu evident is dat die eerdere faxbrief niet bij de afd. Soc.-Cultureel Werk en Zorg in behandeling is, niet van zodanig gewicht dat zulks een formeel klachtonderzoek zou recht- vaardigen. Het is immers niet redelijk om een niet-behandelende ambtelijke instantie te vragen zich te bemoeien met of informatie na te gaan en toe te zenden over bij een andere ambtelijke instan- tie in behandeling zijnde kwestie, al zou het wellicht de voorkeur verdienen om in zulke gevallen te laten weten dat men niet op de vraag kan ingaan. Overigens is het nog goed mogelijk dat de fax- brief door de Dienst E&W voor wat betreft dit laatste onderdeel is doorgezonden naar de wel behandelende ambtelijke instantie. Ik ben echter van mening dat -als u wil bevorderen dat u alsnog antwoord krijgt op uw faxbrief van 31 juli- u zich in principe zou moeten richten tot de geadresseerde van uw brief van 31 juli; in het licht van de doorzending van uw faxbrief van 16 oktober naar de afdeling planologie en stedebouw van de Dienst REO zou een tele- fonische navraag aldaar naar ook uw brief van 31 juli wellicht ook tot opheldering leiden. Ten aanzien van uw faxbericht van 16 oktober aan de heer Klompberg heeft u géén specifiek bericht van ontvangst verkregen. Voorzover dat faxbericht beoogt een nadere rappelering te zijn van de behoef- te aan antwoord op uw eerdere faxbericht van 3 juli (annex rappe- lering van 9 september) acht ik het niet apart zenden van een ont- vangstbericht nu reeds op 30 oktober het antwoord op de brief van 3 juli werd verzonden, alleszins aanvaardbaar. Uw klacht acht ik op dat punt dan ook kennelijk ongegrond. Voorzover het faxbericht betrekking heeft op het ontbroken hebben van bescherming van de "baan" in het Goffertpark, acht ik het ont- broken hebben van bericht van ontvangst en doorzending naar de be- handelende afdeling, nu die behandelende afdeling zelf wél bericht van ontvangst heeft gezonden, niet van zodanig gewicht dat zulks een formeel klachtonderzoek zou rechtvaardigen. Daarbij teken ik aan dat het niet tot de ambtelijke taak van de Dienst E&W behoort om de homo-recreatieve functie van het Goffertpark te beschermen, maar tot die van de Dienst REO, zulks binnen het kader van het algemeen homo/lesbisch gemeentebeleid. |
vervolgvel 2 |
Uw klachtbrief van 13 december aan mij behelst onder meer redenen waarom u zich niet kunt verenigen met de wijze van afdoening van uw klachtbrief van 7 december door de direc- teur van de Dienst E&W. * Uw stelling dat het geen pas geeft om uw brief van 3 juli na bijna vier maanden te beantwoorden met de zin "Hierbij deel ik u mede dat uw brief dd 03-07-1997 is ontvangen en ter kennisgeving is aangenomen" deel ik niet. Hierboven is mijn benadering hiervan reeds weergegeven. * Uw stelling dat de reactie op uw klacht daarover "U hebt immers antwoord gekregen op uw brieven" misplaatst en on- juist zou zijn, deel ik niet. Hoewel in de antwoordbrief van 30 oktober slechts verwezen is naar uw faxbrief van 03-07-1997 mag zij volgens algemeen maatschappelijk gebruik mede gelden als reactie op de rappe- leringen. U hebt gelijk dat uw faxbrieven van 9 september en 16 okto- ber voorzover betrekking hebbend op resp. uw faxbrief van 31 juli over de Goffert en op de bescherming van de "baan" in de Goffert niet zijn beantwoord. Hierboven is aangegeven dat en waarom ik zulks niet onbehoorlijk vindt. Ik acht het in dat licht ook niet onbehoorlijk dat de directeur van de Dienst E&W dat in zijn reactie op uw klacht buiten beschou- wing laat. * Uw stelling dat de inhoud van de klachtafhandelingsbrief van 12 december van de directeur van de Dienst E∓W onjuist, onge- rechtvaardigd en onbehoorlijk zou zijn, deel ik niet. Het oordeel van de directeur dat artikel 7 sub d van toepas- sing zou zijn, mede omdat u door een beantwoording op een la- ter tijdstip dan aanvankelijk verwacht niet in uw belangen geschaad bent, kan ik in objectieve zin onderschrijven. Dat mijnerzijds uw klachten op sommige onderdelen zelfs kennelijk ongegrond geacht worden, doet daar niet aan af. * Uw stelling dat de opvatting van de Dienst dat zij zelf niet verantwoordelijk is voor de afwerking van uw brief van 16 ok- tober voorzover betrekking hebbend op de bescherming van de "baan" in het Goffertpark "merkwaardig" is, deel ik niet. Hierboven is aangegeven dat zulks m.i. logisch volgt uit de ambtelijke verantwoordelijkheidsverdeling bij de uitvoering van gemeentebeleid, óók het gemeentelijk homo/lesbisch beleid. Ik zie dan ook geen grond om de wijze van afdoening van uw klacht van 7 december door de directeur van de Dienst E&W in zijn brief van 12 december onjuist c.q. onbehoorlijk te achten. Dat mijner- zijds uw klachten op sommige onderdelen zelfs kennelijk ongegrond geacht worden, doet daar niet aan af. Met vriendelijke groeten, J.Th. de Zeeuw Gemeentelijke Ombudsman. bijlage: reactie op uw laatste alinea's in uw brief van 13 de- cember inzake de afhandeling van uw brief van 1 novem- ber aan de gemeenteraad met bijgezonden stukken. |
vervolgvel 3 |
BIJLAGE betreffende de laatste alinea's in uw brief van 13 december 1997 inzake de afhandeling van uw brief van 1 november aan de gemeen- teraad met bijgevoegde stukken. Uw brief aan de gemeenteraad dd 1-11-1997, waarin u kritiek uit op de wijze van beantwoording van uw faxbericht van 3 juli aan het college door Hoofd Afdeling Sociaal Cultureel Werk en Zorg en -omdat u van mening bent dat u een meer inhoudelijke reactie verdiende- dit aan de Raad voorlegt zodat deze daarover een be- sluit kon nemen, is geagendeerd geweest voor de raadsvergadering van 19-11-1997, zoals u wenste, met voorstel (van B&W) de brief te beantwoorden conform bijgevoegd concept-antwoord. De Raad heeft ingestemd met dat afdoeningsvoorstel waarbij zij onderschreef dat in het antwoord zou komen te staan dat de Raad geen aanleiding zag om nader op de zaak in te gaan. De door u ontvangen reactie op uw brief aan de Raad is de door u aan mij voorgelegde brief van Hoofd Afdeling Sociaal Cultureel werk van de Dienst E&W, namens B&W, dd 9-12-1997. Er is geen inhoudelijk verschil tussen de concept-brief zoals door de Raad onderschreven en de feitelijk verzonden brief. Het vorm-verschil is dat de conceptbrief uitging van een brief DOOR B&W en de feitelijk verzonden brief er een is NAMENS B&W, hetgeen op onderdelen een verschuiving van de eerste persoon meervoud naar derde persoon meervoud inhoudt. Het is eigen beleid van het college van B&W in de uitvoering van raadsbesluiten wel of niet een betrokken Dienst in te scha- kelen. Er is geen enkele aanleiding voor de idee dat de wijziqing in de vorm het gevolg zou zijn van uw klacht van 7 december bij de directeur van de Dienst E&W. Ik zie geen enkele aanleiding om specifiek te onderzoeken wat de beweegredenen van het college zijn geweest om in deze de Dienst E&W in te schakelen in de beantwoor- ding van uw brief aan de Raad van 1 november, dan wel of en zo ja welke ambtelijke belangen hierbij zouden kunnen meespelen. Het ligt voor de hand dat buiten het antwoord dat de Raad heeft geaccordeerd geen andere reacties of stukken naar u gezonden zijn. Voor het overige verwijs ik naar het tweede deel van mijn brief aan u d.d. 28 november 1997. J. de Z. Gemeentelijke Ombudsman |
ONGEDATEERD & NIET GESIGNEERD |
Edited by RE | vervolg >> |