Geldelijke voorzieningen statenleden

Provinciewet: hoofdstuk VI, artt. 93 t/m 96
ontwerpbesluit wijziging Verordening geldelijke voorzieningen etc.
faxbericht d.d. 4 augustus 2000 aan Commissie Algemene Zaken

antwoord van Gedeputeerde Staten d.d. 28 september 2000
herzien ontwerpbesluit wijziging Verordening geldelijke voorzieningen etc.
verslag Commissie Algemene Zaken d.d. 11 oktober 2000

 

Provinciewet


HOOFDSTUK VI. Geldelijke voorzieningen ten behoeve van de leden van provinciale staten en de commissies

Artikel 93
1. De leden van provinciale staten die geen lid zijn van gedeputeerde staten genieten naar bij provinciale verordening te stellen regelen vergoeding van reis- en verblijfkosten voor het bijwonen van vergaderingen van provinciale staten en van commissies.
2. Aan de leden van provinciale staten die geen lid zijn van gedeputeerde staten vindt vergoeding van reis- en verblijfkosten, in andere gevallen dan die van het eerste lid, alleen plaats voor zover provinciale staten dat bepalen bij verordening. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de vergoeding, bedoeld in het eerste en tweede lid.
3. De leden van provinciale staten die geen lid zijn van gedeputeerde staten genieten een vergoeding voor hun werkzaamheden en een tegemoetkoming in de andere kosten dan bedoeld in het eerste en tweede lid. Deze vergoeding en tegemoetkoming worden op jaarbasis door provinciale staten bij verordening vastgesteld naar bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels.
4. Met betrekking tot de in het derde lid bedoelde leden van provinciale staten kunnen provinciale staten voorts bij verordening regels stellen betreffende tegemoetkoming in of vergoeding van bijzondere kosten en betreffende andere financiële voorzieningen die verband houden met de vervulling van het lidmaatschap van provinciale staten. De in de vorige volzin bedoelde verordening wordt vastgesteld overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen nadere regels.

Artikel 94
1. De leden van een commissie ontvangen voor zover provinciale staten het bepalen:
a. een vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen van de commissie en haar subcommissies, en
b. een vergoeding van reis- en verblijfkosten.
Het bepaalde in dit lid is niet van toepassing op leden van een commissie die tevens lid van provinciale staten zijn en op ambtenaren die als zodanig tot lid van een commissie zijn benoemd.
2. In bijzondere gevallen kunnen provinciale staten bepalen dat de leden van het dagelijks bestuur van een commissie die geen lid zijn van gedeputeerde staten een vaste vergoeding voor hun werkzaamheden ontvangen.
3. Provinciale staten kunnen bepalen dat de leden van een commissie als bedoeld in artikel 85 een vaste vergoeding voor hun werkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten ontvangen en dat de leden van het dagelijks bestuur van die commissie een bezoldiging genieten.
4. De in het eerste, tweede en derde lid bedoelde vergoedingen en bezoldiging worden door provinciale staten bij verordening vastgesteld.
5. Ten aanzien van de vergoeding bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en de bezoldiging bedoeld in het vierde lid, worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld. Ten aanzien van de overige vergoedingen bedoeld in dit artikel kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld.

Artikel 95
De verordeningen bedoeld in de artikelen 93 en 94 worden aan Onze Minister gezonden.

Artikel 96
1. Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend, ontvangen de leden van provinciale staten, van een commissie en van het dagelijks bestuur van een commissie als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van de provincie.
2. Voordelen ten laste van de provincie, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, genieten zij slechts voor zover provinciale staten dit bij verordening bepalen. De verordening behoeft de goedkeuring van Onze Minister.

 
ONTWERPBESLUIT
   
PROVINCIALE STATEN VAN GELDERLAND

Gezien het Voorstel van Gedeputeerde Staten nr. A - 471 betreffende de Verordening geldelijke voorzieningen staten- en commissieleden Gelderland 1994;

Gelet op de artikelen 93 en 94 van de Provinciewet en de artikelen 2 en 13 van de Algemene maatregel van bestuur van 22 maart 1994, Staatsblad 242;

BESLUITEN

Artikel 3, eerste lid te wijzigen zodat de tekst komt te luiden: "De leden en plaatsvervangende leden van een commissie, die geen lid van provinciale staten zijn en die geen vaste vergoeding ontvangen als bedoeld in artikel 94, tweede lid, van de Provinciewet, ontvangen voor het bijwonen van de vergadering van de commissie en van haar subcommissie een vergoeding van 200% van het bedrag, vermeld in artikel 13 van de Algemene maatregel van bestuur, zoals dit bedrag telkenjare door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is of wordt vastgesteld. De voorzitter en plaatsvervangend voorzitters die leiding geven aan uit de commissie ingestelde kamers ontvangen 250% van het voormelde bedrag dat telkenjare door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is of wordt vastgesteld."

Artikel 3, tweede lid komt te vervallen.

Artikel 3, derde lid wordt vernummerd tot artikel 3, tweede lid.

Aan artikel 4 wordt een vijfde lid toegevoegd, luidende als volgt: "Aan de leden als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt op hun verzoek vanwege de provincie een parkeersticker verstrekt, waardoor zij in gevallen dat zij voor de uitoefening van hun functie in de provinciale gebouwen aanwezig moeten zijn, hun auto gratis op de Markt te Arnhem kunnen parkeren."

Aan artikel 4 wordt een zesde lid toegevoegd, luidende als volgt: "Voor de tijd dat gebruikgemaakt wordt van het Triavium te Nijmegen wordt ten behoeve van het parkeren van de statenleden voor de gevallen dat zij voor de uitoefening van hun functie in het Triavium aanwezig moeten zijn vanwege de provincie een vergoeding aan de gemeente Nijmegen verstrekt."

In artikel 5 worden de woorden " in artikel 6, lid 2" gewijzigd in " in artikel 7".

Artikel 7, eerste lid wordt gewijzigd als volgt: "Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die waarop zij wordt vastgesteld en werkt terug tot en met 1 januari 1994. Aan artikel 4, vijfde lid wordt terugwerkende kracht verleend tot 16 juli 1980 en voor wat betreft artikel 4, zesde lid, 8 september 1999."

Arnhem, 27 juni 2000

 
coll. WH
code: LS/35376
 
 
Rob Essers

  Niek Engelschmanlaan 129
6532 CR  Nijmegen
(024) 355 81 71
rob@gaypnt.demon.nl
Aan de Commissie Algemene Zaken
provincie Gelderland

Fax: 026 - 359 94 80

Uw brief van Uw kenmerk Ons kenmerk Datum
Voorstel A - 471 4 augustus 2000
Onderwerp
artikel 96 Provinciewet



Geachte leden,

De brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 2 maart 2000 (kenmerk BW2000/55598) aan de raad van de gemeente Nijmegen is voor Gedeputeerde Staten kennelijk aanleiding om Provinciale Staten voor te stellen de Verordening geldelijke voorzieningen staten- en commissieleden Gelderland 1994 te wijzigen.

De minister verzocht de raad de huidige praktijk in overeenstemming te brengen met artikel 99, tweede lid, van de Gemeentewet door de parkeerkaart voor raadsleden alsnog bij verordening te regelen. Op 14 maart 2000 deelde de heer A. Witte (BD/SBV/PZ) de Commissie voor Klachten en Verzoekschriften van de provincie Gelderland het volgende mee:

"Gezien de uitspraak van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is gebleken dat ook de Verordening geldelijke voorzieningen staten en commissieleden van de provincie Gelderland niet aan voornoemde vereiste voldoet en aangepast moet worden overeenkomstig de wens van de minister. Het betreft het parkeren op de Markt in Arnhem en het Triavium in Nijmegen."

De huidige praktijk is kennelijk niet in overeenstemming is met artikel 96, tweede lid, van de Provinciewet dat veel gelijkenis vertoont met artikel 99, tweede lid, van de Gemeentewet. Om eventuele discussie te voorkomen stellen Gedeputeerde Staten thans voor de verordening te wijzigen door onder meer een vijfde en zesde lid aan artikel 4 toe te voegen. In het ontwerpbesluit wordt wel gelet op de artikelen 93 en 94 van de Provinciewet, maar staat geen enkele verwijzing naar artikel 96, tweede lid:

"2. Voordelen ten laste van de provincie, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, genieten zij slechts voor zover provinciale staten dit bij verordening bepalen. De verordening behoeft de goedkeuring van Onze Minister."

Een verwijzing naar deze bepaling mag mijns inziens in het (ontwerp-)besluit niet ontbreken. Uit het voorstel en ontwerpbesluit blijkt nu niet dat de gewijzigde verordening de goedkeuring van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties behoeft. Hoewel de tekst van het nieuwe vijfde en zesde lid van artikel 4 waarschijnlijk niet op problemen stuit, heb ik mijn twijfels bij het gewijzigde artikel 7, eerste lid, van de verordening:

 
 
Blad 2.
"1. Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die waarop zij wordt vastgesteld en werkt terug tot en met 1 januari 1994. Aan artikel 4, vijfde lid wordt terugwerkende kracht verleend tot 16 juli 1980 en voor wat betreft artikel 4, zesde lid, 8 september 1999."

Is er reden om aan te nemen dat de terugwerkende kracht tot 1980 op ministeriële goedkeuring kan rekenen? Zonder die goedkeuring kan de gewijzigde verordening niet in werking treden. Het is - gelet op de goedkeuring door Gedeputeerde Staten van verordeningen ex artikel 99, tweede lid, van de Gemeentewet - een weinig geruststellende gedachte dat het provinciebestuur meer dan 20 jaar nodig heeft om ervoor te zorgen dat een verordening in overeenstemming is met de wet.

Met vriendelijke groet en hoogachting,

drs. R.C. Essers

 
 
Provincie Gelderland
  Bezoekadres
Huis der Provincie
Markt 11
Arnhem
 
Postadres
Postbus 9090
6800 GX  Arnhem
De heer R. Essers
Niek Engelschmanlaan 129
6532 CR  NIJMEGEN
telefoon (026) 359 91 11
telefax (026) 359 94 80
e-mail post@gelderland.nl
internet www.gelderland.nl
datum
28 september 2000
nummer
BD2000.11423
  CAZ2000-68  
onderwerp 
Artikel 96 Provinciewet
Geachte heer Essers,

Door uw bemoeiingen met betrekking tot dezelfde materie in de gemeente Nijmegen, hebben wij inmiddels een voorstel aan Provinciale Staten gezonden om de parkeerfaciliteiten voor staten- en commissieleden bij verordening te regelen.
In uw brief van 4 augustus jl. maakt u over dit voorstel een enkele opmerking en stelt u een vraag over ministeriële goedkeuring. Hieronder vindt u onze reactie.

De wijziging van de Verordening geldelijke voorzieningen Staten- en commissieleden is, voor wat betreft de parkeerfaciliteiten, inderdaad gestoeld op artikel 96, tweede lid, van de Provinciewet en behoeft dus ook goedkeuring van de minister.

Inmiddels is het Voorstel A - 471 gewijzigd. Bij het gewijzigde voorstel wordt een herzien ontwerpbesluit gevoegd waarin de verwijzing naar artikel 96 is opgenomen.

 
inlichtingen bij   dhr. W.J.M. Peters
 
doorkiesnr.   359 88 65
 
verzonden   13 OKT. 2000 Postbank girorekening 869762
ABN-AMRO Arnhem, rek. nr. 53.50.26.463
BNG 's-Gravenhage, rek. nr. 28.50.10.824
 

 
Provincie Gelderland
U vraagt of er reden is om aan te nemen of de minister één en ander in de voorgestelde vorm goedkeurt. Dit zal moeten worden afgewacht. Vooralsnog zien wij echter niet in waarom deze goedkeuring achterwege zou blijven. Bovendien hecht de minister er, blijkens zijn brief over hetzelfde onderwerp aan de Raad van de gemeente Nijmegen (bijlage 1 bij het statenvoorstel), grote waarde aan dat deze materie alsnog bij verordening wordt geregeld.

Hoogachtend,
Gedeputeerde Staten van Gelderland

 
w.g. Commissaris
van de Koningin
w.g. griffier  
 
bijlage
coll. em
code: DM/40304
 
2
 
 
HERZIEN ONTWERPBESLUIT
   
PROVINCIALE STATEN VAN GELDERLAND


Gezien het gewijzigde Voorstel A - 471 van Gedeputeerde Staten betreffende de Verordening geldelijke voorzieningen staten- en commissieleden Gelderland 1994;

Gelet op de artikelen 93 tot en met 96 van de Provinciewet en de artikelen 2, 13 en 14 van de algemene maatregel van bestuur van 22 maart 1994, Staatsblad 242;

BESLUITEN

De Verordening geldelijke voorzienigen staten- en commissieleden Gelderland 1994 te wijzigen als volgt:
 

I In artikel 3, tweede lid, na "administratieve geschillen," toe te voegen "de Commissie voor Beleidsevaluatie,"
 
II Aan artikel 4 worden twee leden toegevoegd, luidende als volgt:
5. Aan de leden als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt op hun verzoek vanwege de provincie een parkeersticker verstrekt, waardoor zij in gevallen dat zij voor de uitoefening van hun functie in de provinciale gebouwen aanwezig moeten zijn, hun auto gratis op de Markt te Arnhem kunnen parkeren.
6. Wanneer de vergaderingen van Provinciale Staten elders plaatsvinden, kan ten behoeve van de statenleden van provinciewege voor parkeerfaciliteiten ter plaatse worden gezorgd.
 
III In artikel 5 worden de woorden "in artikel 6, lid 2" gewijzigd in "in artikel 7".
 
IV Aan artikel 7, eerste lid wordt een derde lid toegevoegd luidende als volgt:
3. Aan artikel 4, vijfde lid wordt terugwerkende kracht verleend tot 16 juli1980 en voor wat betreft artikel 4, zesde lid, 8 september 1999.
 
 
Arnhem, 19 september 2000
 
coll.
code: yv/40121
 
 
Commissie Algemene Zaken
 
Verslag van de vergadering van de
Commissie Algemene Zaken

CAZ2000-80

 HHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHH

Verslag van de vergadering op 11 oktober 2000

 HHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHH


Aanwezig: J. Kamminga (voorzitter) en de (plv.) leden A. Heersink, mw. C. Hanselaar, N. Klein, H. Zijlmans, D. van Uitert, W. Hendriks, C. Bernard, N. Zondag, J. Burger en mw. G. Kreeft. [..]
Tevens aanwezig: de gedeputeerden Scheerder, Boxem en Esmeijer, dhr. Van Vroenhoven en mw. Pronk (verslag)


[...]

 

4 Statenvoorstel wijziging Verordening geldelijke voorzieningen Staten- en commissieleden (gewijzigd Voorstel A - 471)
 
 
Dhr. SCHEERDER meldt dat door een typefout in het voorstel de term 'vacantiegeld' is opgenomen. Dit moet uiteraard 'vacatiegeld' zijn. Dit voorstel is een wijziging van het eerdere voorstel.

Dhr. HENDRIKS zegt dat de provincie met deze problematiek is geconfronteerd mede door een enthousiaste Gelderse burger. De fractie zou het op prijs stellen als er een brief van het College uitgaat waarin staat: "Bedankt voor uw meedenken. Dat heeft tot gevolg gehad dat er iets veranderd is."

Dhr. SCHEERDER zegt toe ervoor te zorgen dat dhr. Essers wordt bericht dat zijn actie gevolgen heeft gehad.

De VOORZITTER concludeert dat de Commissie er geen behoefte aan heeft dit voorstel in de vergadering van Provinciale Staten te bespreken.


[...]


Bron: Verslag van de vergadering, pag. 1 en 9

 
 

Edited by RE