![]() |
![]() | ||
Aan: * wethouder R.P.A. Migo * de heer R. Essers RAPPORT VAN BEVINDINGEN Nijmegen, 29 december 1997 Geachte wethouder Migo, Geachte heer Essers, Naar aanleiding van de bij de Gemeentelijke Ombudsman bij brief van 13 september 1997 door de heer Essers ingediende klacht over een gedraging van wethouder Migo als voorzitter van de commissie Stedelijke Ontwikkeling en Economische Zaken, i.c. diens wijze van omgaan met het verzoek van de heer Essers dd 26 mei 1997 om informatie over de totstandkoming van het advies van de commis- sie inzake toepassing van het voorkeursrecht gemeenten bij grond- verkopen op het gebied boven de Waal in de besloten commissiever- gadering van 12 maart 1997, is een klachtonderzoek ingesteld. Ingevolge artikel 14 lid 1 van de Verordening op de Gemeentelijke Ombudsman dient de Ombudsman, alvorens het onderzoek te beëindigen, zijn bevindingen schriftelijk mee te delen aan degene over wiens gedraging is geklaagd en aan de klager. Beiden dienen daarbij in de gelegenheid gesteld te worden zich binnen een aangegeven ter- mijn omtrent deze bevindingen te uiten. Hierbij treft u het rapport van bevindingen aan. Anders dan het College van B&W naar aanleiding van de klacht in eerste instantie heeft gedaan, is de feitelijke gang van zaken die aanleiding is geweest tot de klacht wél onderzocht. U wordt bij deze in de gelegenheid gesteld u te uiten omtrent de bevindingen. Gezien de aard van de bevindingen en de sterke aansluiting bij het- geen uwerzijds al naar voren is gebracht meent de Ombudsman dat met een korte reactietermijn kan worden volstaan. De reactietermijn sluit op maandag 5 januari. Wanneer op die dag vóór 17.00 uur van u geen reactie zal zijn binnengekomen (hetzij schriftelijk, hetzij telefonisch 3.29.22.95, hetzij per fax 3.29.22.92) word aangenomen dat er geen aanleiding voor reactie is gevonden. U zou mij echter zeer tegemoetkomen als u vóór 09.30 van die dag, 5 januari, op een der genoemde manieren zou laten weten of u mo- gelijk nog een reactie op de bevindingen mij zult doen toekomen, of dat u dan al kunt meedelen dat u geen aanleiding voor een reactie hebt gevonden. Met de verwerking van eventuele reacties (en eventueel daardoor noodzakelijk geworden nader onderzoek) zal het klachtonderzoek afgesloten worden. Dan zal een eindrapport worden opgemaakt, waarin ook het oordeel van de Ombudsman over de klacht wordt weergegeven. Dat eindrapport zult u beiden ontvangen, en zal eveneens worden toegezonden aan het College van B&W en voor de gemeenteraadsleden ter inzage worden gelegd. | |||
Met vriendelijke groeten, w.g. J.Th. de Zeeuw Gemeentelijke Ombudsman |
![]() | ||
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
vervolgvel 1 |
heeft de Ombudsman de - dus prematuur aan hem gerich- te - klachtbrief van de heer Essers dd 11 juli 1997 (vergezeld van de "klachtbrief" van 9 juni aan de wet- houder en diens "klachtafhandelingsbrief" van 9 juli) doorgezonden naar het College van B&W ter behandeling van de klacht in eerste instantie. Het College van B&W heeft klager bij brief van 11 september 1997 klager laten weten diens klacht niet in behandeling te (laten) nemen, zulks op grond van artikel 7 onder d van de Klachtenveror- dening waarin wordt bepaald dat de klachtinstantie niet verplicht is een klacht in behandeling te nemen indien het belang van de klager of het gewicht van de gedraging waarover geklaagd wordt kennelijk onvoldoende is. Het college achtte het belang aan de zijde van klager en het gewicht van de gewraakte gedraging on- voldoende in de zin van dat artikel. Daarop heeft klager zich bij brief van 13 september 1997 (opnieuw) tot de Gemeentelijke Ombudsman gewend. Deze brief van 13 september 1997 is in het kader van de Verorde- ning op de Gemeentelijke Ombudsman, aan te merken als bij de Om- budsman ingediende klacht. Aangezien zich daarbij geen der om- standigheden als voorzien in artikel 11 lid 1 van de Verordening op de Gemeentelijke Ombudsman voordoet, en met name omdat de klacht (nu wel) in eerste instantie op gemeentelijk niveau vol- gens de Klachtverordening is afgedaan, is zij ontvankelijk. FORMEEL KLACHTONDERZOEK De Ombudsman heeft overwogen of de beslissing van het College van B&W in diens brief van 11 september 1997 om de klacht van de heer Essers van 9 juni/11 juli onder toepassing van artikel 7 onder d van de Klachtenverordening niet in behandeling te ne- men, voor hem aanleiding zou zijn de bij hem ingediende klacht van 13 september 1997 eveneens niet in behandeling te nemen, zulks dan onder toepassing van de overeenkomstige bepaling in artikel 11 lid 2 onder d van de Verordening op de Gemeentelijke Ombudsman. De Ombudsman heeft daarvan afgezien. Daargelaten of hij al van mening zou zijn dat het gewicht van de gedraging waarover wordt geklaagd en/of het belang van klager kennelijk onvoldoende is, meent hij dat het in het belang van de herkenning van de onafhan- kelijkheid van de Ombudsman, de expliciete behoefte van klager aan een inhoudelijk onderzoek en oordeel, en het belang dat over (on)behoorlijkheid van gedragingen van collegeleden in principe geen onduidelijkheid blijft bestaan in dit geval een formeel klachtonderzoek en oordeel van de Ombudsman op voorhand al de voorkeur verdient. |
vervolgvel 2 |
GEDRAGING waarop de klacht betrekking heeft. Bij brief van 26 mei 1997 heeft de heer Essers de voorzitter van de commissie Stedelijke ontwikkeling en Economische Zaken, wethouder R.P.A. Migo, verzocht om informatie over de totstand- koming van het advies van die commissie in de besloten commis- sievergadering van 12 maart 1997 over raadsvoorstel 62/1997 in- zake de toepassing van de Wet Voorkeursrecht Gemeenten bij grond- verkopen op het gebied van de gemeente Nijmegen boven de Waal, op- genomen in het structuurplan "Land over de Waal", welk raadsvoor- stel was behandeld en aanvaard in de besloten raadsvergadering van 9 april 1997. Bij brief van 5 juni 1997 deelde wethouder Migo de heer Essers mee dat het raadsbesluit van 9 april sinds de datum van publi- catie er van (10 april) openbaar was geworden, en met alle daar- bij behorende adviezen, waaronder het door de heer Essers gevraag- de, ter inzage lag in het Open Huis. De wethouder merkt op dat het de heer Essers dan ook vrij stond om op ieder gewenst moment ge- durende de openingstijden van het 0pen Huis van het stuk kennis te nemen. Indien hij de beschikking zou wensen te krijgen over ko- pieën van deze stukken zou hij daarover contact kunnen opnemen met een name genoemde medewerker van de afdeling Onroerend Goed. Ten aanzien van het zenden van kopieën zou (dan) overigens de legesverordening worden gehanteerd. Bij brief van 9 juni 1997 diende de heer Essers over deze reactie op zijn verzoek -abusivelijk- bij de wethouder zelf een klacht in. In de klachtbrief meldde hij dat de mededeling dat het stuk met al- le daarbij behorende adviezen sinds de datum van publicatie ter in. zage zou liggen in het Open Huis feitelijk onjuist was gebleken; bij zijn bezoek aan het open Huis op 9 juni bleek weliswaar het raadsvoorstel 62/1997 ter inzage te liggen maar het door hem ge- vraagde commissie-advies daarbij te ontbreken. De heer Essers ver- meldt daarbij. "Gelukkig kon een van de medewerksters ervoor zor- gen dat het formele VERSLAG van de besloten commissievergadering van 12 maart 1997 alsnog per fax naar het Open Huis gestuurd werd." In zijn reactie van 9 juli op deze (klacht)brief -welke reactie door hem overigens ten onrechte als klachtafhandelings- schrijven werd aangemerkt- merkt de wethouder op dat het hem spijt dat de heer Essers problemen had gehad met het ter inzage krijgen van stukken, maar dat een en ander gelukkig snel kon worden opgelost. |
vervolgvel 3 |
INHOUD van de klacht In de (klacht)brief aan wethouder Migo van 9 juni 1997, de (pre- mature) klachtbrief aan de Ombudsman van 11 juli 1997, een nader schrijven aan de Ombudsman van 24 juli 1997, een klachtaankondi- gingsschrijven aan de Ombudsman van 11 september 1997 en de for- mele klachtbrief aan de Ombudsman van 13 september 1997 formuleert de heer Essers de volgende onderscheiden klachtaspecten: * inhoudelijk is het verwijzen naar het Open Huis niet bepaald burgervriendelijk, en bovendien geen redelijke uitvoering van artikel 7 lid 2 van de Wet Openbaarheid van Bestuur. * gezien het gegeven dat het betreffende verslag van de besloten commissievergadering van 12 maart slechts twee velletjes A-4 betreft had, gelet op de vlotte voortgang van de werkzaamheden, normaal gesproken kunnen worden volstaan met toezending van een fotokopie er van; verwijzing naar de omslachtige weg van aanvraag bij een nader genoemde medewerker van de afdeling Onroerend Goed voor een af- schrift en de opmerking over het (alsdan) toepassen van de le- gesverordening (f 0.10 per pagina) is nogal misplaatst en onheus. * het verwijzen naar het Open Huis (met een sfeertje "dat is toch de u bekende normale weg") terwijl het gevraagde zich daar fei- telijk niet bevindt, is jegens vrager van info niet netjes. * de opmerking in de brief van 9 juli 1997 naar aanleiding van de melding van klager dat het gevraagde zich niet op het Open Huis bevond "Gelukkig kon een en ander snel worden opgelost" geeft een allesbehalve juiste voorstelling van zaken en is dus onterecht. de wethouder had de klachtbrief van 9 juni krachtens artikel 2:3 van de Algemene Wet Bestuursrecht dienen door te sturen naar het College van B&W ter afhandeling in plaats van die zelf af te doen. |
vervolgvel 4 |
INHOUD van de vraag om voorziening tegen de gemeentelijke klachtafhandeling volgens de Klachtenverordening. In de (premature) klachtbrief aan de ombudsman van 11 juli 1997, een nader schrijven aan de Ombudsman van 24 juli 1997, een klacht- aankondigingsschrijven aan de Ombudsman van 11 september 1997 en de formele klachtbrief aan de Ombudsman van 13 september 1997 stelt klager zich niet te kunnen verenigen met de wijze waarop zijn klacht in eerste instantie is afgehan- deld (nl. met de mededeling dat de klacht niet in behandeling is genomen wegens het onvoldoende belang van de klager en het onvol- doende gewicht van de gewraakte gedraging). Klager acht zijn belang en het gewicht van de gedraging wel dege- lijk voldoende om formele behandeling van zijn klacht te rechtvaar- digen. Klager merkt op dat zijn besluit om in dat verband ook daadwerke- lijk over te gaan tot het verzoek om voorziening is ingegeven door de ervaring dat verzoeken om informatie regelmatig niet overeen- komstig de Wet Openbaarheid van Bestuur worden afgehandeld en dat het gemeentebestuur bij herhaling ook in strijd handelt met de be- palingen in de Gemeentewet inzake openbaarheid en geheimhouding. Hij tekent aan dat een verzoeker om informatie op grond van de Wet Openbaarheid van Bestuur helemaal niet behoeft aan te geven welk belang hij bij zijn verzoek heeft. In dat verband attendeert hij er op dat zowel de gang van zaken bij het besluiten over te gaan tot een besloten gedeelte van de commis- sievergadering van 12 maart als de gang van zaken bij het besluiten over te gaan tot een besloten gedeelte van de raadsvergadering van 9 april formeel onjuist zijn geweest en bovendien onjuist in de ver- slagen zijn weergegeven; bij de openbaarmaking van die verslagen is niet de Gemeentewet c.q. Verordening in acht genomen. |
vervolgvel 5 |
ONDERZOEK De Ombudsman heeft de (premature) klachtbrief van 11 juli 1997 en de formele klachtbrief van 13 september ter kennis gebracht aan de voorzitter van de commissie, wethouder Migo, en om diens standpunt gevraagd. Hierop heeft op 17 november 1997 een gesprek tussen de Ombudsman en de wethouder plaatsgevonden. De daarvan gemaakte gespreksnoti- ties zijn door de wethouder geaccordeerd. De Ombudsman heeft klager in de gelegenheid gesteld zijn klacht nader toe te lichten. Dit heeft hij mondeling gedaan in een ge- sprek waarvan geen schriftelijke aantekeningen zijn vastgelegd, gehouden op 3 december. De toelichting komt in hoofdzaak overeen met hetgeen in zijn brieven van 9 juni, 11 juli, 24 juli. 11 september en 13 september 1997 is weergegeven. De Ombudsman heeft klager de gespreksnotities van 17 november voor commentaar toegezonden. Klager heeft hier op bij brief van 17 december commentaar geleverd. Dit commentaar is aan de wet- houder ter kennis gebracht. De Ombudsman heeft kennis genomen van het openbare inhoudelijke ambtelijke advies van 22 augustus 1997 inzake de afhandeling van de klacht door het College van B&W. De Ombudsman heeft nader dossier- en stukkenonderzoek gepleegd en ambtelijk informatie ingewonnen. |
vervolgvel 6 |
BEVINDINGEN Over de f e i t e n heeft de Ombudsman zijn bevindingen weergegeven onder "GEDRAGING waarop de klacht betrekking heeft". Over de c o n t e k s t is de Ombudsman tot de volgende bevindingen gekomen: * Op enig moment stuitte de heer Essers op de (op dat moment openbare) Besluitenlijst van de BESLOTEN vergadering van de Raad van de Gemeente Nijmegen op woensdag 9 april 1997 aansluitend aan de reguliere vergadering., waarin melding wordt gemaakt van het besluit van de Raad in die vergadering conform raadsvoorstel 62/1997 tot vestiging gemeentelijk voorkeursrecht percelen grond opgenomen in het structuurplan Land over de Waal van 11 maart 1997, gelezen het advies van de Commissie voor Stedelijke Ontwikke- ling en Economische Zaken dd 12 maart 1997. * In de "aangepaste agenda van de (openbare) commissievergade- ring SO/EZ van 12 maart 1997" blijkt dit punt niet te zijn vermeld; ook in het verslag van die openbare vergadering wordt er geen melding van gemaakt; wel wordt bij punt 11 van die agenda (Sluiting) melding gemaakt van een "Voorstel tot het overgaan naar een besloten deel van de vergadering (het betreffende voorstel ligt voor u (= de leden van de commissie) ter inzage bij de commissiesecretaris)"; in het verslag wordt aan dit laatste geen aandacht besteed, maar staat onder punt 11 (Sluiting) aangegeven: "Verder niets meer aan de orde zijnde, sluit de voorzitter om ........ uur de vergadering". * Onder verwijzing naar het bovenstaande en de aanname dat de ver- plichting tot geheimhouding van de inhoud van het besprokene in de besloten commissievergadering en van het advies is komen te vervallen verzocht de heer Essers bij brief van 26 mei 1997 aan de voorzitter van de Commissie om informatie omtrent dat advies en met name naar de totstandkoming er van. o.g.v. de WOB. Volgens algemeen spraakgebruik wordt onder dit laatste het ver- slag van de behandeling van het raadsvoorstel in de commissiever- dering verstaan, in dit geval dus het verslag van de besloten com- missievergadering van 12 maart 1997 met betrekking tot dit punt. * De voorzitter van de commissie, wethouder Migo, heeft met zijn re- actie van 5 juni beoogd de heer Essers te verwijzen naar de nor- male weg om (openbare) informatie als deze te verkrijgen (t.w. het Open Huis); immers met ingang van het openbaar worden van het raadsbesluit was z.i. ook dit verslag van de (besloten) commissie- vergadering van 12 maart openbaar geworden; hij heeft zich er niet van vergewist of dit verslag ook inderdaad op het Open Huis ter inzage aanwezig was. * Op 9 juni lag het (inmiddels openbaar geworden) verslag van de (besloten) commissievergadering van 12 maart 1997 niet op het Open Huis ter inzage, en was het bij navraag ook niet aanwezig. Door inspanningen van de medewerkers van het Open Huis kon be- reikt worden dat het verslag vanwege het secretariaat van de |
vervolgvel 7 |
de commissie op de Dienst REO - niet vanwege de afdeling On- roerend Goed van de Dienst P&G-waar de wethouder naar verwezen had - werd doorgefaxt naar het Open Huis, alwaar de heer Essers het kon inzien (het omvatte twee A-viertjes), en een copie kon maken tegen 0,10 per pagina. De tijd tussen navraag en ter inza- ge verkrijgen bedroeg anderhalf uur. Over de f o r m e l e a s p e c t e n is de Ombudsman tot de volgende bevindingen gekomen: * Op het verzoek van klager aan de voorzitter van de commissie (waaruit mocht blijken dat op dat moment, 26 mei, de besluiten lijst van de besloten raadsvergadering wél, maar het verslag van de besloten commissievergadering niet ter openbare inzage lag), is de Wet Openbaarheid van Bestuur van toepassing, en met name artikel 7 lid 2 daarvan, waarin wordt bepaald dat bij de wijze van verstrekking van openbare informatie rekening gehou- den dient te worden met de voorkeur van verzoeker, van welke voor- keur kan worden afgeweken indien zulks in het belang is van een vlotte voortgang van de werkzaamheden. * Op het raadsvoorstel 62/1997 zoals in de besloten raadsvergade- ring van 9 april behandeld heeft het college van B&W geheimhou- ding opgelegd (op grond van artikel 25 lid 2 van de Gemeentewet annex artikel 10 van de Wet Openbaarheid van Bestuur), doch voor een omschreven termijn t.w. totdat het raadsbesluit terzake beken gemaakt zou zijn in de Staatscourant. De Raad mag geacht zijn deze geheimhouding in zijn vergadering van 9 april te hebben bekrachtigd. * Op het besprokene terzake het raadsvoorstel in de besloten com- missievergadering van 12 maart heeft de voorzitter van de com- missie geheimhouding opgelegd (op grond van artikel 93 lid 1 van de Gemeentewet annex artikel 10 van de Wet Openbaarheid van Be- stuur, daar de commissie hiermee instemde en dus formeel oplegde). Krachtens artikel 93 lid 3 van de Gemeentewet dient deze geheim- houding in acht genomen te worden totdat de Raad haar opheft. De Raad mag geacht zijn deze geheimhouding in zijn vergadering van 9 april te hebben beperkt totdat het raadsbesluit terzake bekend gemaakt zou zijn in de Staatscourant. * Het raadsbesluit is gepubliceerd in de staatscourant van 11 april * De verantwoordelijkheid van de voorzitter van de commissie tot te openbare inzage leggen van de agenda en de daarbij behorende voor- stellen, zoals neergelegd in artikel 19 lid 2 annex artikel 91 lid 2 van de Gemeentewet strekt zich niet uit tot verslagen van commissievergaderingen. * De brieven van wethouder Migo dd 5 juni en 9 juli komen, gezien de handtekening, inhoudelijk voor de eigen verantwoordelijkheid van de wethouder. Dat er een ambtelijke schrijver of steller van de (ontwerp)brief daarbij wordt vermeld, doet daar niet aan af. |
29 DEC. 1997 |
Edited by RE | vervolg >> |