Directie Bestuur & Organisatie
Bedrijfsvoering
Centrale Juridische Zaken
Gemeente Nijmegen
 
De heer drs. R.C. Essers
Niek Engelschmanlaan 129
6532 CR Nijmegen

Korte Nieuwstraat 6
6511 PP  Nijmegen
Telefoon  (024) 329 24 51
Telefax    (024) 329 23 78

Postadres
Postbus 9105
6500 HG  Nijmegen

Datum Datum uw brief Ons kenmerk Doorkiesnummer
29-06-1999   C370/GK 3292451
Onderwerp Aantal bijlagen
Afdoening klachten  
 

Geachte heer Essers,

Voor de goede orde delen wij u voor zover nog nodig mee, dat de
commissie algemene zaken op 24 juni jl. heeft ingestemd met ons u
bekende voornemen om een vijftal klachten van uw hand formeel te
seponeren.
De redenen daarvoor zijn u bekend.

Wij hebben bureau Centrale Juridische zaken opdracht gegeven de door u
in uw klachten omschreven procedures te evalueren. Met name zal bezien
worden of er aanleiding is voor wijziging van de commissieverordening en
het reglement van orde voor de raadsvergaderingen, dan wel voor
bijstelling of verduidelijking van de op deze regelingen gebaseerde
praktijk.

Van de uitkomsten van dit onderzoek zullen wij u uiteraard op de hoogte
stellen.

Met vriendelijke groet,
college van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen,

De Burgemeester,                    De Secretaris,



w.g. mr. E.M. d'Hondt               w.g. W. Smids
 
 
Rob Essers

  Niek Engelschmanlaan 129
6532 CR  Nijmegen
(024) 355 81 71
rob@gaypnt.demon.nl

Het College van Burgemeester en Wethouders
van Nijmegen

Fax: (024) 323 59 92

Uw brief van Uw kenmerk Ons kenmerk Datum
      1 juli 1999
Onderwerp
afdoening klachten



Geacht college,

Als eerste reactie op bovengenoemde brief wil ik niet nalaten om alvast het volgende onder uw aandacht te brengen.

De gemeenteraad heeft op 16 december 1998 unaniem besloten om de afhandeling van liggende klachten in handen te geven van een 'onafhankelijke' instantie. Dat dit besluit om allerlei - al dan niet gegronde - redenen niet uitvoerbaar blijkt te zijn, betekent niet dat u kunt volstaan met een verzoek aan een vaste commissie van advies ex artikel 91 van de Gemeentewet om in te stemmen met een alternatief behandelingsvoorstel.

k zie de instemming van de commissie Algemene Zaken op 24 juni 1999 dan ook slechts als een advies bij de voorbereiding van de besluitvorming in de raad. Pas als de gemeenteraad een besluit neemt over een alternatief voorstel kan de afhandeling van de liggende klachten wellicht geschieden op de wijze die uw college voor ogen heeft. Vooralsnog handelt u bij de afdoening van klachten in strijd met het raadsbesluit van 16 december 1998. Het mag duidelijk zijn dat ik hiermee als klager niet akkoord ga.

1, 2, 3, 4, 7
In tegenstelling tot wat u kennelijk veronderstelt, zijn de redenen voor het formeel seponeren van mijn klachten van 2 oktober 1996, 14 maart 1997, 13 september 1997, 3 december 1997 en 6 februari 1998 mij nog altijd in onvoldoende mate bekend. Het is mij niet precies duidelijk welke reden op welke klacht wel/niet van toepassing is. Ik kan mij ook niet aan de indruk onttrekken dat de commissie onjuist is geïnformeerd over een administratiefrechtelijke procedure die bij een van de klachten een rol zou spelen.

5, 6
Op 1 mei 1999 heb ik u reeds meegedeeld dat ik niet zonder meer akkoord ga met uw afhandeling van de twee klachten die ik op 13 en 20 december 1997 aan de Gemeentelijke Ombudsman voorgelegd heb. Uw reactie d.d. 25 mei 1999 (kenmerk C230/WE) heeft mijn bezwaren geenszins weggenomen. Helaas moet ik vaststellen dat u - ondanks mijn faxbericht d.d. 31 mei 1999 - de commissie niet geïnformeerd heeft over het feit dat ik als klager niet akkoord ga met de wijze van afhandeling van deze klachten en de reden hiervan.

 
 
Blad 2.
8, 9
Tot slot wil ik u er op wijzen dat nog altijd geen contact met mij is opgenomen over mijn klachten van 18 februari 1998 en 10 juni 1998. De informatie aan de commissie over de wijze en de datum waarop is vastgesteld dat twee dossiers ontbraken, schiet op dit punt tekort.

Gelet op bovenstaande moet ik vaststellen dat ik de afdoening van mijn klachten in alle gevallen als uitermate onbevredigend ervaar. In strijd met het raadsbesluit van 16 december 1998 is geen enkele klacht van mij in handen te geven van een 'onafhankelijke' instantie. Ik betwijfel of u met uw reactie een nieuwe klacht kunt voorkomen.

Met vriendelijke groet en hoogachting,

drs. R.C. Essers

 
 
Rob Essers

  Niek Engelschmanlaan 129
6532 CR  Nijmegen
(024) 355 81 71
rob@gaypnt.demon.nl

Aan de Raad van de gemeente Nijmegen
Korte Nieuwstraat 6
6511 PP  NIJMEGEN
Uw brief van Uw kenmerk Ons kenmerk Datum
      16 augustus 1999
Onderwerp
afhandeling klachten



Geachte leden,

Op 16 december 1998 heeft de Raad van de gemeente Nijmegen bij de behandeling van raadsvoorstel 222/1998 (onderwerp Voorziening ombudsfunctie) unaniem besloten de afhandeling van liggende klachten in handen te geven van een 'onafhankelijke' instantie. Dit besluit heeft - in ieder geval bij mij - de verwachting gewekt dat de afhandeling van de lopende zaken niet door het college van Burgemeester en Wethouders zou geschieden.

Uit de brief van het college aan de commissie Algemene Zaken d.d. 19 mei 1999 blijkt dat er slechts vijf van de 46 dossiers in handen gesteld zijn van een 'onafhankelijke' klachtinstantie: mw. mr. W. Meijs, onder andere actief als ombudsvrouw in de gemeente Wijchen. Bijna 90% van de liggende klachten is door het college afgedaan. Van de negen zaken die ik aan de gemeentelijke Ombudsman voorgelegd heb, is er geen enkele door een onafhankelijke instantie afgehandeld (zie bijlage 'Lopende' ombudszaken).

In plaats van bovengenoemd raadsbesluit uit te voeren heeft het college de raadscommissie verzocht in te stemmen met een alternatief behandelingsvoorstel voor de dossiers die - volgens het college - niet conform het bepaalde in raadsbesluit 222/1998 kunnen worden afgehandeld. Als reactie op mijn stelling dat een verzoek aan een vaste commissie van advies niet in de plaats kan komen van de besluitvorming in de raad, deelde het college mij op 25 mei 1999 mee:

  "[..] Het behoort tot de bevoegdheden van ons college om een raadsbesluit uit te voeren. Indien het college bij de uitvoering stuit op omstandigheden, welke het naar zijn oordeel onmogelijk maken om het raadsbesluit naar de letter uit te voeren, dan raadpleegt het college de commissie Algemene Zaken omtrent de opvattingen die het college heeft over de wijze waarop het raadsbesluit het beste ten uitvoer kan worden gebracht."  

Met dit standpunt ondermijnt het college mijns inziens de rechtszekerheid. Burgers kunnen er kennelijk niet zonder meer op vertrouwen dat besluiten van het hoogste bestuursorgaan van de gemeente Nijmegen ook worden uitgevoerd. Mochten het college en de raadscommissie van mening zijn dat een raadsbesluit niet uitvoerbaar is, dan behoort de raad zich uit te spreken over een alternatief voorstel en/of intrekking van het eerder genomen raadsbesluit. Een vaste commissie van advies dient zich in dezen te beperken tot het adviseren van het college bij de voorbereiding van de besluitvorming in de raad.

 
 
Blad 2.
Het behoeft geen betoog dat ik niet akkoord ga met de wijze waarop de negen zaken die ik aan de gemeentelijke Ombudsman voorgelegd heb, door het college zijn afgedaan (zie bijlagen met een overzicht van de 'Lopende' zaken vanaf 2 oktober 1996 en een Chronologisch overzicht vanaf 16 december 1998). De bijlagen en een aantal documenten waarnaar verwezen wordt, zijn te ook vinden op internet (www.gaypnt.demon.nl).

Het zou te ver voeren om hier uitvoerig op iedere zaak in te gaan. Een paar kanttekeningen wil ik u echter niet onthouden.
- De motivering "de redenen daarvoor zijn u bekend" in de brief van 29 juni 1999 waarin in één keer vijf van mijn klachten door het college geseponeerd worden, is niet voldoende. Een aantal citaten uit de brief van 19 mei 1999 aan de commissie Algemene Zaken kan ik nog altijd niet plaatsen.
- Twee klachten over de burgemeester als voorzitter van de raad en de commissie Algemene Zaken worden na meer dan twee jaar alsnog geseponeerd. Al tijdens de raadsvergadering d.d. 2 juli 1997 stelde de voorzitter van de raad dat de burgemeester in de Verordening op de gemeentelijke Ombudsman uitgezonderd moet worden van het onderworpen zijn aan de ombudsman. Op 9 oktober en 11 november 1997 liet de burgemeester de commissie Algemene Zaken schriftelijk weten het "om redenen van staats- en gemeenterechtelijke aard" onjuist te vinden dat de voorzitter van de raad onder de Klachtenverordening valt. Tot wijziging van de beide verordeningen is het nooit gekomen.
- Twee niet verzonden aanvechtbare uitspraken zijn op 26 april 1999 door het college wél overgenomen, terwijl vier uitstekende rapporten die al op 22 en 29 december 1997 door de gemeentelijke Ombudsman aan betrokkenen verzonden zijn, zonder meer terzijde worden geschoven. Twee van deze vier rapporten van bevindingen betreffen klachten over de burgemeester als voorzitter van de raad en de commissie Algemene Zaken.
- Over het tijdstip waarop de twee ongedateerde en niet gesigneerde uitspraken gereed waren, tast ik nog altijd in het duister. Hetzelfde geldt voor de reden van het niet verzenden door de gemeentelijke Ombudsman.
- Over twee klachten waarvan de dossiers kennelijk zoekgeraakt zijn, heb ik - ondanks de toezegging aan de commissie Algemene Zaken - nog geen bericht ontvangen.

Conclusie
Gezien het feit dat raadsbesluit 222/1998 niet naar behoren is uitgevoerd, verzoek ik de raad om ervoor te zorgen dat dit alsnog gebeurt. De door het college aangevoerde argumenten rechtvaardigen geenszins dat de negen klachten die ik aan de gemeentelijke Ombudsman voorgelegd heb, niet door een 'onafhankelijke' instantie worden afgehandeld. Indien u het standpunt van het college onderschrijft, is een wijziging van beslispunt 3 van het raadsbesluit d.d. 16 december 1998 absoluut noodzakelijk. Mocht het besluit niet gewijzigd en/of niet naar behoren uitgevoerd worden, dan rest mij niets anders dan - met een beroep op Hoofdstuk 9 Klachtafhandeling van de Algemene wet bestuursrecht - een nieuwe klacht in te dienen.

Met vriendelijke groet en hoogachting,

drs. R.C. Essers

Bijlagen: 2.  [ 1 | 2 ]
 
 
Rob Essers

Niek Engelschmanlaan 129
6532 CR  Nijmegen
(024) 355 81 71
rob@gaypnt.demon.nl

De voorzitter van de Raad van de gemeente Nijmegen
de heer mr. E.M. d'Hondt

Fax: (024) 329 22 92

Uw brief van Uw kenmerk Ons kenmerk Datum
1 oktober 1999
Onderwerp
ontbrekende stukken



Geachte heer D'Hondt,

Bij de ingekomen stukken voor de Raad d.d. 5 oktober 1999 ontbreken bij agendapunt 7. A1 de bijlagen bij mijn brief d.d. 16 augustus 1999 betreffende afhandeling van klachten. Ook wordt niets gemeld over het ter inzage liggen van deze stukken.

De raad wordt kennelijk geacht een besluit te nemen op basis van uw advies zonder dat alle leden kennis kunnen nemen van de inhoud van bovengenoemde bijlagen. Het mag duidelijk zijn dat dit de deugdelijkheid van de besluitvorming niet ten goede komt!

Wellicht ten overvloede wil ik u wijzen op de afhandeling van de klachten 8 en 9 uit de bijlage 'Lopende' ombudszaken die in ieder geval niet in overeenstemming is met datgene waarmee de commissie Algemene Zaken op 24 juni 1999 heeft ingestemd:

"2 dossiers van één klager zijn nog steeds niet terecht, en bijgevolg ook nog niet onderzocht. Klager heeft hier inmiddels rappel over doen uitgaan. Met hem zal zo spoedig mogelijk contact worden gezocht."

Ook dit citaat uit de brief van het college aan de Commissie Algemene Zaken is terug te vinden in de in het raadsboek ontbrekende bijlage bij mijn brief d.d. 16 augustus 1999.

Met vriendelijke groet en hoogachting,

drs. R.C. Essers

 
Besluitenlijst

van de vergadering van de Raad van de gemeente Nijmegen
op dinsdag 5 oktober 1999 om 14.00 uur
ten stadhuize.


 
Agenda-
punt
Nummer
raads-
voorstel
Omschrijving voorstel Boek-
werk
Deel
Pagina

 
7.    A    Met voorstel tot afdoening zoals daarbij telkens
           is aangegeven.


7.    Al   Brief van R.C. Essers d.d. 16 augustus 1999        II 2254-2255
           betreffende afhandeling klachten.

           ADVIES
           Op 24 juni 1999 heeft de commissie Algemene Zaken
           ingestemd met de door burgemeester en wethouders
           voorgestelde afhandeling van de evenbedoelde
           klachten, waaronder die van de heer Essers.
           Voorstel om briefschrijver te laten weten dat de
           raad ook zijnerzijds instemt met boven bedoelde
           klachtafhandeling. Voor het overige de brief voor
           kennisgeving aan te nemen.

           Raadsbesluit d.d. 5 oktober 1999
           Conform besloten
 

Directie Bestuur & Organisatie
Bedrijfsvoering
Centrale Juridische Zaken
Gemeente Nijmegen
 
De heer drs. R.C. Essers Niek
Engelschmanlaan 129 6532 CR
Nijmegen
Korte Nieuwstraat 6
6511 PP  Nijmegen
Telefoon  (024) 329 2451
Telefax    (024) 329 23 78

Postadres
Postbus 9105
6500 HG  Nijmegen

 
Datum Datum uw brief Ons kenmerk Doorkiesnummer
11-10-1999 16-10-1999 C370/GK
99.40821
3292451
Onderwerp Aantal bijlagen
Klacht over postafhandeling  
 

Geachte heer Essers,

Uw bovengenoemde aan de raad gerichte brief heeft op de agenda gestaan
van de vergadering van de raad van onze gemeente van 5 oktober jl.

In die vergadering heeft de raad besloten om, net als de commissie
Algemene Zaken op 24 juni 1999, ook zijnerzijds in te stemmen met de
wijze waarop ons college het raadsbesluit van 16 december 1988 inzake
Voorziening Ombudsfunctie heeft uitgevoerd.

De raad heeft uw brief voor het overige voor kennisgeving aangenomen.

Met vriendelijke groet,
college van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen,

De Burgemeester,                   De Secretaris,




w.g. mr. E.M. d'Hondt              w.g. W. Smids
 
 
Rob Essers

Niek Engelschmanlaan 129
6532 CR  Nijmegen
(024) 355 81 71
rob@gaypnt.demon.nl

Het college van Burgemeester en Wethouders
van Nijmegen
Korte Nieuwstraat 6
6511 PP  NIJMEGEN
Uw brief van Uw kenmerk Ons kenmerk Datum
11-10-1999 C370/GK
99.40821
17 oktober 1999
Onderwerp
klacht ex artikel 9:1 Awb



Geacht college,

Gelet op het bepaalde in artikel 12, tweede lid, van de Wet Nationale ombudsman zie ik mij genoodzaakt om een aantal grieven met betrekking tot de uitvoering van het raadsbesluit d.d. 16 december 1998 inzake Voorziening ombudsfunctie, alsmede de afhandeling van mijn brief d.d. 16 augustus 1999 aan de Raad van de gemeente Nijmegen, door middel van deze klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht nogmaals onder uw aandacht te brengen.


1. Geen van de negen liggende klachten die ik zelf aan de gemeentelijke ombudsman voorgelegd heb, is conform bovengenoemd raadsbesluit in handen gegeven van een 'onafhankelijke' instantie. Van alle liggende klachten is bijna 90% door uw college afgedaan.

2. Niet de raad, maar een vaste commissie van advies ex artikel 91 van de Gemeentewet is door uw college geïnformeerd over de 'onmogelijkheid' om het raadsbesluit naar de letter uit te voeren. De instemming van de commissie Algemene Zaken op 24 juni 1999 kan echter niet in de plaats komen van een door de raad op 16 december 1999 unaniem aanvaard beslispunt (amendement-Hirdes c.s.)

3. Uw brief d.d. 19 mei 1999 aan de commissie Algemene Zaken is niet ter kennisname aan de raad voorgelegd. De bijlagen bij mijn brief d.d. 16 augustus 1999 zijn evenmin ter kennisname aan de raad voorgelegd; de voorzitter van de raad heeft ook niet gereageerd op mijn faxbericht d.d. 1 oktober 1999 waarin ik hem op het ontbreken van stukken gewezen heb.

4. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat artikel 2:4 van de Algemene wet bestuursrecht niet of onvoldoende in acht genomen is. Bovendien is het raadsbesluit d.d. 5 oktober 1999 inzake agendapunt 7. A1 in strijd aan artikel 3:2 van de wet.

5. De motivering in uw brief van 29 juni 1999 waarin in één keer vijf van mijn klachten door uw college geseponeerd worden, is niet voldoende. Ik wil u op grond van artikel 3:48, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht verzoeken het seponeren van iedere klacht alsnog afzonderlijk te motiveren.

6. Over het tijdstip waarop de twee ongedateerde en niet gesigneerde uitspraken gereed waren, tast ik nog altijd in het duister. Hetzelfde geldt voor de reden van het niet verzenden door de gemeentelijke Ombudsman.

 
 
Blad 2.
7. Over twee klachten waarvan de dossiers kennelijk zoekgeraakt zijn, heb ik - ondanks de toezegging aan de commissie Algemene Zaken - nog altijd geen bericht ontvangen. Het bevreemdt mij zeer dat de raad tegelijkertijd akkoord gaat met zowel deze toezegging als het niet nakomen ervan.


Bovenstaande opsomming van grieven is geenszins volledig. Ik stel het dan ook op prijs om op grond van artikel 9:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht te worden gehoord.

Met vriendelijke groet en hoogachting,

drs. R.C. Essers

 

Directie Bestuur & Organisatie
Bedrijfsvoering
Centrale Juridische Zaken
Gemeente Nijmegen
 
de heer drs. R.C. Essers
Niek Engelschmanlaan 129
6532 CR Nijmegen
Korte Nieuwstraat 6
6511 PP  Nijmegen
Telefoon  (024) 329 2451
Telefax    (024) 329 23 78

Postadres
Postbus 9105
6500 HG  Nijmegen

Datum Datum uw brief Ons kenmerk Doorkiesnummer
27-10-1999 17-10-1999 C370/GK
99.40821
3292451
 
Onderwerp Aantal bijlagen
Klacht ex artikel 9.1 Awb  
 


Geachte heer Essers,


Naar aanleiding van uw bij bovengenoemde brief ingediende klacht over de
afhandeling van uw eerdere klachten antwoorden wij u als volgt.

Voor de goede orde gaan wij om te beginnen in op de voorgeschiedenis.

Omdat de Gemeentelijke Ombudsman in het najaar van 1998 helaas nogal
onverwacht zijn werkzaamheden neerlegde, moest een aantal maatregelen
worden getroffen met betrekking tot de klachten en andere
aangelegenheden die hij nog onderhanden had. Dat bleek een niet
onaanzienlijke hoeveelheid zaken te betreffen van diverse aard, die zich
bovendien in verschillende stadia van afhandeling bevonden.
Sommige klachten waren reeds enkele jaren oud.

Over de wijze waarop de liggende zaken van de GO moesten worden
afgehandeld heeft de raad op 16 december 1998 een besluit genomen.

Daarvoor in aanmerking komende brieven konden via bemiddeling, advies,
het geven van informatie of het in handen stellen van de in eerste
aanleg bevoegde instanties worden afgehandeld.
Dit bleek bij de uitwerking een vrij groot deel van het onderhanden werk
te betreffen.

Voor zover het ging om klachten waarover al in eerste aanleg een
uitspraak was gedaan en die daarom formeel onder de bevoegdheid van de
(voormalige) GO vielen, dienden deze in handen te worden gegeven van een
onafhankelijke klachtinstantie.
Deze categorie klachten is eveneens geïnventariseerd.
 
 
Gemeente Nijmegen
Directie Bestuur & Organisatie

Bedrijfsvoering
Centrale Juridische Zaken
Vervolgvel
1


Daarbij is bezien tot hoever de GO met zijn onderzoek was gevorderd.
Ten aanzien van een deel van deze klachten bleek dat de procedures soms
al meer dan een jaar, in een enkel geval al meer dan twee jaar liepen,
en dat het soms ging om klachten tegen reeds niet meer in functie zijnde
bestuurders. Inhoudelijk gingen de klachten veelal over beweerdelijk
onjuiste procedurele beslissingen in aangelegenheden van algemeen
bestuurlijke aard.
Om deze redenen, waarop wij hierna nog terugkomen, hebben wij besloten
dat het niet goed mogelijk was deze zaken alsnog voor te leggen aan de
inmiddels aangezochte onafhankelijke klachteninstantie mevrouw mr. W.
Meijs, te Malden, die in een aantal gemeenten de functie van
Gemeentelijk Ombudsman uitoefent.

In antwoord op een brief uwerzijds d.d. 1 mei 1999, hebben wij op 25 mei
geantwoord dat burgemeester en wethouders tot taak hebben raadsbesluiten
uit te voeren.
Wanneer daarbij onduidelijkheden of onmogelijkheden zich voordoen, is
het niet ongebruikelijk dat het college de uitvoering bespreekt met een
raadscommissie.
Het met terugwerkende kracht wijzigen van het in uitvoering zijnde
raadsbesluit is niet nodig, temeer niet nu andere klachten wel op de
beoogde wijze door de onafhankelijke klachten instantie worden
behandeld.
Bij onze brief van 25 mei zonden wij u tevens toe onze notitie van 19
mei aan de raadscommissie algemene zaken.

In de hier bedoelde periode van inventarisatie en afhandeling van de
door de GO nagelaten dossiers hebt u met de behandelende ambtenaar
enkele malen schriftelijk contact gehad. Daarbij is u onder meer nadere
duidelijkheid verschaft over de passages in evenbedoelde notitie die
handelen over de door u ingediende klachten.

Deze notitie was bestemd voor de vergadering van de commissie algemene
zaken van 24 juni 1999, waarin wij verantwoording hebben afgelegd over
de wijze waarop de onderhanden werkzaamheden van de voormalige GO zijn
resp. worden afgehandeld. Daarin besteedden wij onder meer aandacht aan
het hiervoor al genoemde gegeven dat het als gevolg van onder meer
tijdsverloop, het niet meer in dienst zijn van de betreffende
bestuurders, en in een enkele geval het door de GO kennelijk voorgenomen
oordeel van onvoldoende belang, niet meer mogelijk of zinvol was een
opdracht tot afhandeling van een aantal klachten aan de onafhankelijke
klachteninstantie te verlenen.
In uw geval kwam daar nog bij dat uw klachten veelal hun oorsprong
vonden in uw streven bij te dragen aan het gemeentelijk beleid op
gebieden als de toepassing van de Wet voorkeursrecht gemeenten, de
programmaraad, de toepassing van de Gemeentewet, en het vormgeven van
 
 
Gemeente Nijmegen
Directie Bestuur & Organisatie

Bedrijfsvoering
Centrale Juridische Zaken
Vervolgvel
2


het reglement van orde voor de raad. Het gaat dus veelal om onderwerpen
waarbij uw persoonlijk belang niet rechtstreeks is getroffen.
In uw klachten komen aan de orde kwesties als het al dan niet terecht
niet mogen inspreken in een commissievergadering, het al dan niet
terecht niet, niet correct of niet onmiddellijk op agenda's plaatsen van
ingezonden faxen, de inhoud van commissienotulen en de wijze waarop aan
u informatie wordt gegeven of geweigerd over de hiervoor bedoelde
onderwerpen.
Wij gaven in die notitie tevens aan dat wij de aan een aantal klachten
mede ten grondslag liggende onduidelijkheden in de voorschriften inzake
het functioneren van de raadscommissies nader zouden bekijken.

De commissie kon in haar vergadering van 24 juni met onze opvattingen en
voorstellen instemmen.
In die vergadering, waarbij u als toehoorder aanwezig was, gaf de
onafhankelijke klachtinstantie, mevrouw mr. W. Meijs, als haar mening te
kennen dat deze gang van zaken alleszins acceptabel was.

Op 16 augustus 1999 heeft u een brief aan de raad gericht, waarin u
aangaf niet akkoord te zijn met deze afhandeling van zaken.
Onder meer vond u dat de raad alsnog zijn besluit moest terugdraaien
voor zover het ging om de klachten die niet alsnog aan de onafhankelijke
klacht instantie zijn voorgelegd.
In de vergadering van de commissie algemene zaken van 30 september 1999
hebt u uw standpunt ter zake, aan de hand van een aan die commissie
gezonden en door ons inclusief bijlagen aan de commissie overgelegd
afschrift van uw brief van 16 augustus, kunnen toelichten.
In zijn vergadering van 5 oktober heeft de raad echter ook zijnerzijds
ingestemd met de wijze waarop ons college het raadsbesluit van 16
december 1998 heeft uitgevoerd en uw brief voor het overige voor
kennisgeving aangenomen.
Bij brief van 11 oktober bent u over dit standpunt van de raad op de
hoogte gesteld.

Intussen hebben wij ons standpunt bepaald over een aantal kwesties
inzake het functioneren van raadscommissies, zoals inzake openbaarheid
van commissievergaderingen, en het inspreekrecht inzake agendapunten die
in besloten vergaderingen worden behandeld, kwesties die onder meer door
u in uw bovenbedoelde klachten aanhangig werden gemaakt. Separaat zullen
wij u hierover informeren.

De door u genoemde door de GO zoekgemaakte dossiers zijn helaas nog
steeds zoek, en ook zullen wij tot onze spijt met u vermoedelijk wel
altijd in het duister blijven tasten over het tijdstip waarop de GO de
door u bedoelde ongedateerde en niet gesigneerde uitspraken gereed had.
 
 
Gemeente Nijmegen
Directie Bestuur & Organisatie

Bedrijfsvoering
Centrale Juridische Zaken
Vervolgvel
3


Op uw fax d.d. 1 oktober 1999 over het abusievelijk ontbreken van de
bijlagen van uw brief van 16 augustus in de set raadsstukken (de brief
lag uiteraard wel met bijlagen ter inzage voor de raadsleden en in het
Open Huis) krijgt u binnenkort van de raadsvoorzitter antwoord.

Uw brief van 11 oktober herhaalt in wezen nog een keer wat u deels al in
uw brief van 1 mei, in uw brief aan de raad van 16 augustus, en in uw
mondelinge toelichting daarop in de commissie algemene zaken van 30
september hebt laten weten.

Wij zijn van mening dat, gegeven het defungeren van de GO, uw klachten
en uw visie op de wijze waarop daarmee moest worden omgegaan, in
meerdere instanties alle aandacht hebben gekregen. met instemming van de
raadscommissie en vervolgens ook van de raad heeft de gemeente voor een
andere aanpak gekozen dan die u voorstaat. De onafhankelijke
klachteninstantie kon zich blijkens haar verklaring in de
commissievergadering in deze aanpak vinden.

Wij verklaren uw klacht daarom ongegrond. Vanwege het kennelijk karakter
van die ongegrondheid hebben wij ingevolge artikel 9.10, tweede lid van
de Awb er van afgezien u te horen.

Met vriendelijke groet,
college van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen,

De Burgemeester,                    De Secretaris,




w.g. mr. E.M. d'Hondt               w.g. W. Smids
 
 

Edited by RE