Jonkerbosch   ––––––––––––––––
                       Groei en Bloei  (12)

Br. Vertunianus

De moeilijke Herovering van Jonkerbosch: 1945-1946

Vanaf 17 september 1944 had Br. Palmace reeds, zoals we weten, het eerste bruggehoofd gevormd op Jonkerbosch door bezit te nemen van zijn kantoor na de aftocht der Duitsers. Daags daarna reeds nemen de Amerikaanse parachutisten een gedeelte van Jonkerbosch in beslag. Deze blijven slechts korte tijd, zolang de gevechten in en rond Nijmegen duren. Spoedig hierna arriveren de Engelsen, die tot 22 mei 1945 Jonkerbosch bezet houden. Een landingspoging van de broeders uit Druten mislukt grotendeels doordat een uur later de Canadezen alle gebouwen bezetten. Br. Palmace weet te verkrijgen dat hij met de broeders van de afdeling Druten twee kamers op het Mariapaviljoen kan betrekken. Jonkerbosch wordt standplaats voor Canadese vrachtwagens, die de aan- en afvoer verzorgen voor Noord-Nederland en Duitsland, en tevens demobilisatie-centrum van de Canadese troepen. In december vertrekken de Canadezen, waarbij een hernieuwde landingstaktiek van de Drutense afdeling (nu vanuit Oostrum) verijdeld wordt, doordat de Engelsen Jonkerbosch opnieuw bezetten, voordat de Canadezen verdwenen zijn. Br. Palmace krijgt dan met Br. Imon een lokaal aangewezen in de school. Tegen Pasen 1946 laten deze Engelsen weten dat ze gaan vertrekken, zodat de afdeling Grave in een minimum van tijd de hele school bezet. In de maand mei worden alle gebouwen vrijgegeven en alles wordt ogenblikkelijk bewoond, zonder eerst de hard nodige schoonmaakbeurt te geven. De Nederlandse militairen hebben een oog op Jonkerbosch!
Na drie jaren zwerven zijn allen weer herenigd en kan de wederopbouw beginnen.
Dit korte relaas kunnen we enige uitbreiding geven, dank zij de gegevens, die de schrijver mocht ontvangen van verschillende toenmalige bewoners uit de diaspora, nl. van de Brs. Palmace, Ursicus, Erembodus, Paxentius, Imon, Leobaldus, Herman (z.g.), Alferius, Megaudius, Theodisius, Quirillus en Th. Nuy. De jaren 1945-1946, die in het archief ontbreken, zijn daarmee volledig aangevuld.

Grave in de winter 1944-1945

Zoals we reeds verteld hebben, worden de zusters van Druten gehuisvest in de "Soos", terwijl de broeders gedurende de winter overdag in het benedengedeelte van de Soos wonen en hun geestelijke oefeningen verrichten op de "Wijnberg" of "St. Henricus".

Ze krijgen veel contact met de Engelse soldaten, die soms in de gangen overnachten op een veldbed. Meerdere malen wordt er samen gesoupeerd en brengt men heel gezellige avonden door in de recreatiezaal (4 x 6m!) met 16 soldaten en 16 broeders, Het is er af en toe niet uit te houden vanwege de "rokerij", zowel van de kachel als van de sigaretten.
De nacht wordt door de broeders doorgebracht in de barak van het Rijkskrankzinnigengesticht. Br. Benignus heeft er nog enkele weken ziek gelegen.
Vier jongens, voor wie het in Druten te gevaarlijk is geworden, komen in november naar Grave, waar nog een jongen aanwezig is.

Graafse broeders en gasten
Enkele Graafse broeders met hun gasten en Mevrouw Erken

De twee zoontjes van Mevr. Erken uit Rotterdam sluiten zich bij de groep aan. Deze mevrouw was met Boldershof meegekomen. Zij was op bezoek geweest bij haar nicht, Sr. Hélène, en kon na 17 september niet meer terug naar haar woonplaats. Ze blijft voorlopig in Grave wonen en de broeders hebben er een goede naaister aan. Enkele soldaten zijn overdag ook trouwe gasten, omdat ze om het soldatenvermaak niets geven, ze houden meer van de huiselijke sfeer.

Terug naar het gevaarlijke Druten

De weinige plaatsruimte, die er voor de broeders is overgebleven, is voor de overste, Br. Koenraad, aanleiding om Br. Theodisius naar de "Civil Affairs" te sturen voor het verkrijgen van een "permit" om "Boldershof voor overstroming te behoeden".
Nu loopt dat wel niet zo'n vaart, maar toch staat in december 1944 het water zo hoog, dat het door de vloeren van het souterrain heendringt.
De enkele broeders die in Druten gebleven zijn, krijgen nu weer gezelschap van de naar Grave geëvacueerde broeders.
Elke dag is het nu waterscheppen om de gebouwen droog te houden. Een ingenieuze uitvinding van Br. Leobald houdt de refter droog: hij smeert alle spleten van de vloer vol met kaarsvet, waardoor het water geen kans krijgt. Uit de kelders van de paviljoens moeten alle voorraden van de zusters omhoog gehaald worden. De bibliotheek van Pater Eyckeler, in groentenkisten verpakt, staat 4 cm in het water. Overdag worden boeken gedroogd in de zon.
De vele vrije tijd (buiten waterscheppen en boeken drogen!) wordt goed gebruikt voor studeren, lezen, bijles geven aan jongens uit het dorp en wandelen. Vooral dit laatste, want lente op Boldershof en in de omgeving is een mooie tijd. Het gaat veelal in de richting van Puiflijk, Horssen en de Waal. Waarvan eerst de jongens meegenoten, profiteren de broeders nu alleen: dijkflora, sloten, plassen, weteringen. Daar zie je "zulke" snoeken zwemmen!

Rustig en veilig is het er echter nooit. Op Boldershof liggen Engelse tankafdelingen en Canadese soldaten. Er wordt nog al eens geschoten en er valt hier en daar een granaat. Eén ervan ontploft in de salon, wat een hele ravage betekent: meubels, gordijnen, vloerkleden, alles door elkaar en vol puin. Tijdens een soldatenfeestje slaat er een granaat in de wasserij. Op een avond, alles is reeds in diepe rust, cirkelt er een Duits vliegtuig rond de gebouwen en staat er plotseling een Engelse soldaat met 't geweer in de aanslag tussen de bedden. Hij waarschuwt dat er licht naar buiten komt door de verduistering. Enige dagen daarna sneuvelt een soldaat, terwijl hij de trappen af komt.
Men raakt aan de gevaren gewend! Ofschoon de vijand aan de overkant achter de dijken ligt, wandelt men geregeld door de tuin. Het bombardement van Rhenen (Cuneratoren) is vanuit een raam helemaal boven in het gebouw goed te volgen.
Het grote huis moet door broeders en zusters geregeld bewaakt worden om te zorgen dat de soldaten niet te veel vernielen.

In het voorjaar zetten de geallieerden een nieuw offensief in om geheel Nederland te bevrijden en op 4 mei 1945 geeft het Duitse leger in Nederland zich over. Al spoedig na de bevrijding (nog in de maand mei) willen de broeders weer het pensionaat openen. De zusters keren terug uit Grave, ze wensen ook te beginnen, zodat ze de nog te gebruiken delen van het gebouw terug willen. De gebouwen te Druten, waarin broeders en jongens gehuisvest zijn geweest, zowel het patronaat als "het kwartier" op Boldershof, hebben dermate van de oorlogshandelingen geleden, dat er geen jongens meer in onder zijn te brengen. Bovendien is men te weten gekomen, dat op 22 mei de Engelsen Jonkerbosch zullen ontruimen. Dit alles is reden genoeg om op genoemde dag afscheid te nemen op Boldershof en Druten te verlaten om het nog niet vrijgegeven eigen home zo gauw mogelijk te betrekken.

Hier past wel een woord van dank aan de Filles de la Sagesse, die Jonkerbosch zo'n lange tijd onderdak hebben geboden en het aan niets lieten ontbreken. We hebben bewondering gehad voor hun toewijding aan het misdeelde kind, die te meer tot uiting kwam, naarmate de noodtoestand erger werd.

toren Druten  
De Graafse afdeling uit roeien op de Maas;
nog een foto uit de zomer van 1944
Grave bij de bevrijding

Na het verstrijken van de winter 1944-1945 kan Montgomery zijn zegevierende opmars vanuit Nijmegen voortzetten; de Betuwe is spoedig gezuiverd van de vijand en daarmee is Druten weer veilig geworden. De tegenstand der Duitsers stort in elkaar, de onvoorwaardelijke overgave wordt een feit en iedereen verkeert in een feestroes. De feestoptochten zijn in Grave niet van de lucht en zo kan men het meemaken dat fraters en broeders samen met de andere burgers feestliederen zingend door de straten trekken.
De zusters keren na afloop van de feestelijkheden terug naar Druten. De Soos staat leeg, maar niet voor lange tijd. De broeders willen opnieuw beginnen, in de loop van de maand mei keren de jongens uit het zuiden terug. Er wordt zelfs nog een viertal nieuwen aangenomen. Een paar broeders van de afdeling Druten (pas gearriveerd op Jonkerbosch) gaan als surveillant in Grave dienst doen. Het leven gaat weer zijn gewone gang. Een verandering is, dat een eigen "keuken" wordt ingericht, terwijl bij de zusters van de Wijnberg alleen nog van de kapel gebruik wordt gemaakt.

Jonkerbosch tijdens de Engelse bezetting

Als de Engelsen Jonkerbosch bezetten (eind september 1944) heeft Br. Palmace reeds vaste voet gekregen. Hij weet zijn kantoor met kluis te behouden, zodat de voornaamste papieren veilig zijn. De Duitsers hebben de sleutel van de brandkast achter gelaten. 's Nachts verblijft Br. Palmace op Winckelsteegh, maar na de bezetting van dit huis (febr. 1945) logeert hij bij B. Beekhuyzen in de voorkamer en Br. Einardus bij Boes, terwijl beiden bij de familie Beekhuyzen in de kost zijn. Br. Palmace zorgt er voor elke morgen zo gauw mogelijk op Jonkerbosch te zijn om z'n kleine bezit tegen de Engelsen te beschermen. Hij wordt door hen gewantrouwd! Wat zou hij allemaal in die kluis bewaren? Slechts met moeite en veel praten kan hij ze buiten zijn gebied houden. De Amerikanen hadden Br. Palmace al laten horen (ze stuurden gewoonlijk de aalmoezenier) dat alles als oorlogsbuit werd beschouwd. Ook de Engelsen zijn van dezelfde mening. Nu is dit niet helemaal waar, zodat Br. Palmace probeert om onze spullen op een of andere manier te doen verdwijnen. Hij weet o.a. de altaarsteen uit de kapel van de Duitse zusters (ziekenzaal van de broeders) mee te nemen en veilig op te bergen. Op de tweede plaats moet hij veel zien te redden uit de handen van Nijmegenaars (de buurt van de Heiweg), die trachten te stelen als raven. Ze komen zelfs met paard en wagen, direkt als de Duitsers weg zijn. Deze hebben veel achtergelaten, o.a. drank, fietsenframes e.d.
's Nachts wordt er ingebroken in de loods, in de buurt van het latere zwembad. De mensen verstoppen de flessen en de andere waren in de bossen om ze later uit de gegraven kuil op te halen. Met de hulp van de tuinman, Th. Nuy, wordt het meeste uit de kuil teruggehaald en verdwijnt met de eigen spullen naar Winckelsteegh. Br. Palmace ziet graag de jongens van Nuy om de wacht te houden en 's nachts te komen slapen, maar ze durven (begrijpelijk ) niet. De O.D.ers halen ook heel wat weg, ze eisen de sleutels van de paviljoens om er steeds in te kunnen. De sleutels zijn nooit meer teruggegeven. De Ondergrondse houdt zelfs huiszoeking bij Nuy en andere mensen, omdat ze denken dat daar o.a. fietsenframes verdwenen zijn.

Nuy zelf komt ook in benarde omstandigheden te verkeren. De Engelsen eisen zijn huis op. Br. Palmace bemiddelt en Nuy kan blijven, maar hij krijgt slechts één kamer. Zijn vrouw en kinderen moeten elders onderdak zoeken. De wacht komt voor het huis. De tuinman kan nu achter in de tuin een oogje in het zeil houden, terwijl hij het vee verzorgt en in de groententuin werkt. Hij eet en slaapt met de soldaten en wordt zelfs gevraagd om mee te gaan jagen in de bossen, die hij zo goed kent. Nuy weigert dit te doen en mag dan niet meer in de bossen komen, maar moet buiten de draad blijven, die er gespannen is.

De Engelsen gebruiken Jonkerbosch ook als hospitaal. Op het St. Jozefpaviljoen is een operatiekamer ingericht op het ziekenzaaltje.

Het British War Cemetry Jonkerbosch (Engels kerkhof)

  graf trooper A.H. Deryck 1945
Arthur Hugh DERYCK  -  Een der geadopteerde graven
op ons "Engels kerkhof"
Reeds begin december 1944 beginnen de Engelsen met hun gesneuvelden te begraven op het voetbalveld bij het sparrenbos, tussen de school en septictank. Daartoe richten ze bij de school een tent in als dodenhuisje. De doden blijven daar één of twee dagen liggen alvorens ze, gewikkeld in dekens, begraven worden. Er liggen er al gauw enkele honderden, allen in een eenmansgraf. Th. Nuy is wel eens aanwezig bij de begrafenis, die door een aalmoezenier (priester of dominee) verricht wordt, gewoonlijk met een korte preek.
Dit kerkhof is uitsluitend bestemd voor Engelsen. Voor Canadezen, Schotten en Duitsers zoekt men een andere plaats en vindt die in de schooltuin bij het hoofdgebouw. De Duitsers begraaft men voor bij de heg, met verschillenden bij elkaar. De anderen weer verderop, dichter bij de Mollenhutseweg, in eenmansgraven.

In februari 1945 10 oktober 1946 brengt H.M. Koningin Wilhelmina een bezoek aan het Engelse kerkhof. Het nemen van foto's is ten strengste verboden. Later brengt men nog soldaten naar dit kerkhof, die hier en daar langs de wegen begraven liggen. Na de bevrijding worden nog een drietal Engelsen begraven, die verongelukken bij een treinramp van Engelse verlofgangers uit Duitsland.
Het totaal aantal dat er begraven wordt bedraagt ongeveer 400.

De Spoorlijn

Uit vrees voor een bombardement van het Nijmeegse station, dat het spoorwegverkeer met Duitsland voor het op handen zijnde offensief danig in de war zou kunnen sturen, waren de Engelsen eind 1944 al begonnen met de aanleg van een nieuwe afbuiglijn, die het station vermeed. Goederen en oorlogsmateriaal konden dan tòch over de lijn Den Bosch-Nijmegen-Reichswald vervoerd worden. Deze lijn komt in 1945 klaar en loopt vanaf de kanaalbrug bij de Graafseweg, dwars door de boomgaard van Jonkerbosch in de richting Malden naar de Duitse lijn. Op de terugweg worden krijgsgevangenen vervoerd. Er is voldoende materiaal aangevoerd voor twee lijnen, maar het blijft bij enkel spoor.

Een mislukte landingspoging vanuit Druten

De hele winter en het voorjaar 1945 blijven de Engelsen op Jonkerbosch. Als Nederland bevrijd is op 4 mei, worden er aanstalten gemaakt om in te pakken. Br. Palmace volgt de verrichtingen met kennersblik en licht de broeders te Druten in om ook de spullen al vast bij elkaar te pakken. Als de Engelsen op de derde Pinksterdag (22 mei) vertrekken, gebeurt in Druten hetzelfde. Onmiddellijke bezetting van de verlaten gebouwen biedt een goede kans om vastere voet te krijgen. De verhuiswagen komt op Jonkerbosch aan met een zestal broeders en er wordt direkt begonnen met uitladen.

Een uurtje later arriveren de Canadezen, die alle woonruimte in beslag nemen. Ondanks de aanvankelijke eis, om de eigendommen onverwijld weer te verlaten, weet Br. Palmace te bewerken dat het ziekenzaaltje en de aangrenzende kamer van het Mariapaviljoen aan de broeders wordt toegewezen. De eerste dagen worden de broeders ongeveer als ongewenste vreemdelingen gezien, maar weldra is de verhouding tussen bezetters en eigenaars soepeler en zelfs min of meer vriendschappelijk. De broeders kunnen o.a. volop mee profiteren van de onuitputtelijke voorraad levensmiddelen, zodat er voortaan geen tekort meer is. Daar de bevrijding al enkele weken tevoren gevierd is, hoopt men dat de geallieerde bezetting nu ook niet lang meer zal duren en men verwacht dat de Canadezen spoedig zullen verdwijnen uit Jonkerbosch. IJdele hoop, die alle geduld zwaar op de proef stelt!

De Canadezen hebben Jonkerbosch nodig als standplaats voor hun vele auto's, trucks, jeeps, vrachtwagens, om de verbinding met Duitsland, Antwerpen en Noord-Nederland te onderhouden. Het speelveld ligt vol ijzeren platen voor zware vrachtwagens. Het terrein wordt afgezet met spoorbielzen in beton, om het stelen van de wagens (door eigen soldaten) te voorkomen. Toch verdwijnen er nog wagens door de bossen, ofschoon er hier en daar wachten staan. De keukenhal kunnen ze gebruiken als garage voor de officieren, nadat een tank de deuropening vergroot heeft. De ingangspoort blijkt ook al te smal voor de binnenjakkerende vrachtwagens, maar een der muurtjes is vlot op zij gegooid. 's Avonds komen er wel eens Canadese soldaten op bezoek bij de broeders, oud -leerlingen van de broeders in Montreal. Merkwaardig is dat ze in de nabijheid van hun kameraden de broeders niet aankijken. Later verneemt men dat deze soldaten nu juist niet de elite van de school waren geweest. Trouwens het is bekend dat alle Canadezen vrijwilligers waren.

Br. Palmace weet op zekere dag te voorkomen, dat de glazen scheidingswand in de twee zalen van het Mariapaviljoen helemaal wordt uitgebroken (de soldaten vinden 't "praktischer" er één grote danszaal van te maken). De muurtjes met verwarming kunnen nog juist gered worden, maar het houtwerk en de spiegelruiten (één ervan breekt bij het opbergen) zijn al uitgebroken. Elke avond wordt er gedanst. Om elf uur 's avonds houdt het trompetgeschal op en zwijgt de tjengelende piano. Dan klinkt plechtig het "God save our gracious King". Hierna worden de gehuurde "ladies" met vrachtwagens naar huis gebracht en kunnen ook de broeders gaan slapen. 's Morgens vroeg ziet men sportieve soldaten rondjes lopen in de bossen om fit te blijven. De broeders gaan in Hatert naar de H. Mis en brengen verder de dag door met karweitjes opknappen en lezen. Dit weten ze drie maanden vol te houden, maar er ontstaat een vurig verlangen om weer te beginnen met het normale werk. Jonkerbosch is intussen demobilisatiecentrum geworden van de Canadese troepen en het is niet te voorzien dat spoedig het pensionaat hier heropend kan worden. Grave maakt aanstalten om in september weer te starten. De broeders van de afdeling Druten zoeken een andere plaats en die wordt gevonden in... Oostrum.

inhoud volgende deel Schakel, jaargang 11 (1961), nummer 2, pp. 9-16

StatCounter