Arrondissementsrechtbank Arnhem

Sector bestuursrecht





PROCES-VERBAAL VAN DE ZITTING

Proces-verbaal van het verhandelde ter zitting in het openbaar gehouden op donderdag 18 november 1999 om 13.30 uur, te Arnhem.



Zitting hebben:
mr. H.A.W. Snijders, als rechter
en
mr. G.H.W. Bodt, als griffier.


De zitting wordt geopend.



[..]

 
 
SCHORSING
ART. 8.64  
Openbare zitting van 18 november 1999
Zaak 3.


De bode roept af de zaak geregistreerd onder Awb 97/3090 van drs.
R.C. Essers, eiser,

tegen

het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen,
verweerder, vertegenwoordigd door H. Meijer.

Eiser voert het woord aan de hand van een pleitnota welke is
aangehecht en hier als ingelast dient te worden beschouwd.

Desgevraagd deelt hij mee, dat niet is tegemoet gekomen aan zijn
beroep omdat hij de informatie die hij had willen hebben nog niet
heeft gekregen. De overeenkomst met Telekabel is volgens hem niet
verstrekt.
Hij wil van verweerder een beslissing, waarbij hij de gevraagde
informatie krijgt dan wel een beslissing met een betere
motivering. Indien hij enkel had bedoeld een beslissing op
bezwaar te krijgen dan had hij het beroep wel ingetrokken.
De beslissing van 13 januari 1998 betreft zijns inziens een
beslissing op zijn verzoek om informatie.

Hij geeft aan, dat het er om gaat waar de tariefsverhoging door
Telekabel per 1 mei 1997 op is gebaseerd. Zijn verzoek heeft
betrekking op de stukken van de periode waarin afspraken over de
tariefsverhoging zijn gemaakt.

Verweerders gemachtigde deelt mede dat de betreffende stukken
zijn verstrekt en verwijst naar de overgelegde C-stukken,
waaronder de brieven van 30 oktober 1996 en 19 november 1996.

Eiser deelt mee, dat genoemde brieven van na het raadsbesluit
zijn en dat de principeovereenkomst van juni 1996, waarvan in
het raadsbesluit melding wordt gemaakt, er niet bij zit.

Verweerders gemachtigde geeft aan, dat de brief van 30 oktober
1996 weergeeft waarover overeenstemming is bereikt. Een
principeovereenkomst is er zijns inziens niet. De overeenkomst
betreft het raadsbesluit en de brief nadien van Telekabel.
Desgevraagd deelt hij mee bereid te zijn om na te gaan of er een
principeovereenkomst bestaat.

Eiser deelt desgevraagd mede, dat hij een stuk wenst, waarin
afspraken zijn vastgelegd over de tariefsverhoging van f 1,50 met
ingang van 1 mei 1997, welk stuk dateert van vóór het
raadsbesluit.

Verweerders gemachtigde deelt mee, dat zo'n stuk zijns inziens
niet bestaat. Hij voegt daar aan toe, dat hierover namelijk een
geschil is ontstaan en dat uiteindelijk een compromis is
gesloten.

Desgevraagd deelt hij mede bereid te zijn na te gaan of zo'n stuk
bestaat. Hij zegt toe eiser en de rechtbank binnen twee weken te
 
Zitting 18 november 1999                                        2
Zaak: 3

berichten over het onderzoek naar de betreffende stukken.

De rechter schorst het onderzoek ter zitting in verband met het
door verweerder te verrichten onderzoek naar de
principeovereenkomst en afspraken over de tariefsverhoging met
1,50 voorafgaand aan het raadsbesluit.
 
 
Rob Essers

  Niek Engelschmanlaan 129
6532 CR  Nijmegen
(024) 355 81 71
rob@gaypnt.demon.nl

Pleitnotitie

procedurenummer 97 / 3090 BESLU 08
zitting 18 november 1999, 15.00 uur

 
In het kader van de openbare behandeling van mijn beroep van 9 december 1997 wil ik graag het volgende onder uw aandacht brengen.

  • Het beroep richtte zich aanvankelijk tegen het uitblijven van een beslissing van het college van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen (verweerder), op 1) mijn verzoek om informatie van 24 juni 1997, en 2) mijn bezwaarschrift van 29 september 1997.
  • Op 13 januari 1998 heeft verweerder alsnog een beslissing genomen en mij een deel van de informatie toegezonden. Hiermee kwam verweerder niet (geheel) tegemoet aan mijn beroep, zodat dit geacht moet worden mede gericht te zijn tegen dat besluit (art. 6:19, eerste lid, Awb).
  • Onder invloed van de actualiteit heb ik mijn verzoek om informatie nog een aantal keren aangevuld en verduidelijkt. Ik wil in dit verband wijzen op mijn faxberichten van 13 en 19 januari, 2 maart, 5 mei, en 4, 15 en 26 november 1998 (zie Nadere stukken).
  • Met de antwoorden van 19 februari, 18 mei en 30 november 1998 komt verweerder maar ten dele tegemoet aan mijn aanvullende verzoeken (zie Nadere stukken).
  • Het meest informatief is het verweer van 26 oktober 1998 met een aantal bijlagen waarvan verschillende geheel nieuw voor mij waren. Hierbij wil ik dan ook wat uitgebreider stilstaan.

 
 Verweerder komt in zijn verweerschrift tot de volgende conclusie (vervolgvel 3): "De door appellant genoemde beroepsgrond (niet tijdig beschikken) is m.i. vervallen door de beschikking van burgemeester en wethouders van 13 januari 1998 (no.30)."
Dit is een opmerkelijke conclusie gelet op het bepaalde in artikel 6 van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) en artikel 7:10 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Op 26 juni 1997 heeft verweerder de beslissing op het verzoek om informatie schriftelijk, maar niet gemotiveerd, met maximaal twee weken verdaagd. De beslissing had dus vóór 24 juli 1997 genomen moeten worden.
Op 14 november 1997 heeft verweerder de beslissing op het bezwaarschrift met vier weken verdaagd. Deze beslissing had vóór 9 december 1997 genomen moeten worden. Verweerder heeft geen contact met mij opgenomen over verder uitstel (art. 7:10, vierde lid, Awb).
De beslissing wordt - nadat ik mij op 9 december 1997 tot de rechtbank gewend heb - pas op 13 januari 1998 genomen (verzonden: 16 januari 1998). Verweerder beperkt zich daarbij tot het nemen van een besluit inzake het verzoek om informatie.
Op de ontvankelijkheid van het bezwaarschrift en de voornaamste grief ("De wijze waarop door het gemeentebestuur uitvoering wordt gegeven aan de Wob laat duidelijk te wensen over.") wordt niet ingegaan. Het mag duidelijk zijn dat ik de conclusie van verweerder niet deel.

Zeker zo opmerkelijk is de stelling in het verweerschrift onder het kopje '1. Inleiding' (pag. 1): "Inhoudelijke bezwaren van de appellant tegen de inhoud van de beschikking van 13 januari 1998 zijn mij niet bekend."
Verweerder gaat hiermee in ieder geval voorbij aan mijn reactie van 19 januari 1998 waarin ik een aantal (inhoudelijke) bezwaren tegen de beschikking naar voren gebracht heb. Ook in zijn antwoord van 19 februari 1998 is verweerder hier niet op ingegaan.
Uit mijn faxberichten van 13 en 19 januari, 2 maart en 5 mei 1998 (zie Nadere stukken) had verweerder kunnen opmaken dat ik nog altijd niet over de gewenste informatie beschik. Deze faxberichten ontbreken bij het op 29 oktober 1998 verzonden verweerschrift.

 
 In het overzicht van stukken behorende bij het verweerschrift staat onder 'A' (pag. 1): "De stukken met de nummers 1 t/m 18 vormen het totaal-dossier aangaande de contacten tussen de gemeente en NV Telekabel over het kabelnet."
Ik heb mijn twijfels over de volledigheid van dit 'totaal-dossier'. In Raadsvoorstel 155/1996 (gedingstuk B9 en B35) wordt in onderdeel 4.1 het onderhandelingsresultaat weergegeven (vervolgvel 5). De puntsgewijze opsomming begint met de zin: "Dit heeft medio juni 1996 geresulteerd in een principe-overeenkomst tussen ZGMD en nv NUON Zuid-Gelderland waarvan de belangrijkste afspraken als volgt luiden: [..]"

Uit de opsomming van de belangrijkste afspraken blijkt dat verweerder óók beschikt of beschikte over deze principe-overeenkomst en/of andere documenten waaruit de inhoud van deze overeenkomst blijkt. Dat geldt waarschijnlijk ook voor meer informatie over "reeds door de ZGMD goedgekeurde tarieven" waarvan in de opsomming melding gemaakt wordt.
(N.B. De ZGMD is de Stichting Zuid Gelderse Machtiginghouders voor Draadomroepinrichtingen, een samenwerkingsverband van gemeenten met een machtiging ex artikel 21 van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen.)

Een andere omissie is het ontbreken van de stukken die betrekking hebben op de afwikkeling van het compromisvoorstel van 12 september 1997 (gedingstuk B18). Bij mijn 'Nadere stukken' bevinden zich een tweetal brieven van de Burgemeester van Nijmegen aan Telekabel d.d. 30 januari en 26 maart 1998 (in laatstgenoemde brief wordt zelfs expliciet verwezen naar een brief van Telekabel van 18 maart 1998).
De status van deze door de Burgemeester van Nijmegen ondertekende brieven is onduidelijk. Stukken die van de raad of het college uitgaan worden immers op grond van de artikelen 75 en 105 van de Gemeentewet door de burgemeester en de secretaris ondertekend.
Misschien kunnen de notulen van collegevergaderingen uitkomst bieden. In artikel 5, eerste lid, van het Reglement van Orde voor de vergaderingen van Burgemeester en Wethouders der gemeente Nijmegen (1937) is bepaald wat daarin zou moeten staan:

1.De notulen behelzen:
 a.de namen der tegenwoordig zijnde leden, alsook van den Secretaris of van dengene, die hem vervangt;
 b.eene beknopte opgave van alle ingekomen stukken, gedane mededeelingen en ingediende voorstellen;
 c.de besluiten der vergadering;
 d.hetgeen de vergadering verlangt bovendien daarin te doen opnemen.

De notulen van collegevergaderingen met mededelingen en besluiten inzake de tarieven van Telekabel (thans UPC Nederland) mogen in het dossier niet ontbreken. Het gaat ook hierbij om documenten waarop mijn verzoek om informatie betrekking heeft.

 
 Nieuw voor mij was gedingstuk B14 met de schriftelijke vragen van GroenLinks van 23 juni 1997. Deze hadden op grond van artikel 38 van het Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad (1996) binnen vier weken beantwoord en - conform het bepaalde in artikel 9, vijfde lid, van het reglement - aan de leden van de raad toegezonden moeten worden.
De vragen zijn nooit beantwoord. Op 8 maart 1999 deelde de Burgemeester van Nijmegen mij hierover mee: "De materie die aan de orde was in de formeel nog niet beantwoorde vragen van Groen Links van 23 juni 1997 is betrokken in de nog steeds voortdurende contacten over de kabeltarieven tussen het college, raadsfracties en Telekabel. De noodzaak tot beantwoording alsnog van de vragen lijkt mij achterhaald. Het college heeft van Groen Links geen andersluidende signalen ontvangen."

 
 Voor een aantal bijlagen bij het verweerschrift doet verweerder een beroep op artikel 8:29, eerste lid (Awb). De rechtbank achtte op 9 november 1998 een beperking van de kennisneming gerechtvaardigd. Sommige gedingstukken waarvan ik geen kennis mag nemen, zijn echter ook elders terug te vinden:

-gedingstuk B1 als B31;
-gedingstukken B2, B5 en B8 als respectievelijk B32 t/m B34;
-gedingstuk B9 als B35;
-gedingstuk B10 als B36, en
-gedingstuk B11 als B37.

De beslissing van de rechtbank is begrijpelijk voor zover het gaat om bewerkte stukken. Bij de gedingstukken B35 t/m B37 en wellicht ook B31 is daarvan - voor zover ik dat kan beoordelen - geen sprake. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat verweerder bij de stukken B1 en B9 t/m B11 ten onrechte een beroep doet op artikel 8:29, eerste lid.
Als duidelijk wordt welke van deze gedingstukken wel/geen bewerkte versie zijn van de stukken waarvan ik wél kennis heb kunnen nemen, heb ik er geen moeite mee dat de rechtbank mede op grond hiervan uitspraak doet (artikel 8:29, vijfde lid).

 
 In het overzicht van stukken behorende bij het verweerschrift trof ik onder 'B' (pag. 1) een faxbericht van 23 december 1997 (gedingstuk B28) aan waarin staat: "TeleKabel gaat niet akkoord met de openbaarmaking van de door uw bijgesloten stukken en wel op grond van artikel 10 lid 1 sub c van de Wet Openbaarheid van Bestuur."
Omdat het faxbericht waarop Telekabel reageert en/of een overzicht van de 'bijgesloten stukken' ontbreekt, is niet duidelijk om welke stukken het hier gaat. Telekabel beroept zich op een bepaling in de Wob op grond waarvan het verstrekken van informatie achterwege blijft voor zover dit bedrijfs- en fabricagegegevens betreft die vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld.
Deze absolute uitzonderingsgrond kan mijns inziens onmogelijk van toepassing zijn op de principe-overeenkomst van medio juni 1996 tussen de gemeenten, verenigd in de Stichting ZGMD, en nv NUON Zuid-Gelderland. De gemaakte tariefafspraken en/of de door de ZGMD goedgekeurde tarieven kunnen niet zonder meer worden aangemerkt worden als bedrijfs- en fabricagegegevens die vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld.
Uit de woorden 'voor zover' in de aanhef van artikel 10, eerste lid (Wob) volgt dat het verstrekken van de overige informatie uit de desbetreffende documenten niet achterwege kan blijven.

 
 Over de beslissing van 13 januari 1998 (gedingstuk B30) heb ik al het een en ander naar voren gebracht. Mijn verzoek om informatie wordt slechts ten dele ingewilligd door mij 1) het raadsvoorstel, 2) enkele brieven, en 3) volgens verweerder relevante gedeelten van ZGMD-verslagen toe te zenden.
De toezending van het raadsvoorstel was tamelijk overbodig. Dit voorstel was op grond van artikel 19, tweede lid, van de Gemeentewet al vóór de gecombineerde commissievergadering van 30 september 1996 openbaar. Tijdens die commissievergadering heb ik als inspreker over dit voorstel het woord mogen voeren.

De overige informatie was wel nieuw voor mij, maar hieruit wordt niet duidelijk wat er precies bedoeld wordt met "uitgaande van reeds door de ZGMD goedgekeurde tarieven".
Van belang is ook de motivering van het niet verstrekken van de overige informatie. Verweerder baseert zich - net als Telekabel - op artikel 10, eerste lid onder c, van de Wob, alsmede op de grond "dat verstrekking achterwege kan blijven 'indien het belang daarvan niet opweegt tegen het belang van het voorkomen van onevenredige benadeling van de bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke of rechtspersonen' (artikel 10, tweede lid onder g van de WOB)."
Waarom er bij het verstrekken van informatie waaruit de (on-)rechtmatigheid van tariefverhogingen blijkt, sprake zou zijn van 'onevenredige benadeling' van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke of rechtspersonen is onduidelijk.
Het gerezen verschil van mening over de in 1997 toegepaste tariefverhoging is begin 1998 (bijna) verleden tijd. Tijdens de commissievergadering van 12 januari 1998 deelde wethouder Janssen mee dat hij hierover met Telekabel overeenstemming had bereikt.
Op welke andere gronden verweerder een beroep op artikel 10, tweede lid onder g, gerechtvaardigd acht, wordt niet vermeld. De beschikking is op dit punt niet deugdelijk gemotiveerd en dus in strijd met het bepaalde in artikel 7:12, eerste lid, van de Awb.

 
 In het overzicht van stukken behorende bij het verweerschrift staat onder 'C' (pag. 2): "De nummers 31 t/m 37 zijn de stukken die als bijlage bij de beschikking op het bezwaarschrift aan de appellant zijn toegezonden."
Deze informatie is slechts ten dele juist. De stukken B31 en B32 heb ik niet eerder ontvangen (de overige nummers maken wel deel uit van de bundel bij de brief van 13 januari 1998).
De kwaliteit van de fotokopieën laat te wensen over. Gedingstuk B31 is slechts met moeite te lezen (zie bijvoorbeeld voetnoot op pag. 11 / P.14). De reactie van verweerder ("Wat betreft het door u genoemde nummer 31: dit is m.i. voldoende te lezen.") van 27 november 1998 hierop is nogal bot.

 
Tot slot
Mijn verzoek om informatie van 24 juni 1997 was een gevolg van de tariefverhoging van Telekabel per 1 mei 1997. In plaats daarvan zijn de tarieven op 1 januari 1999 extra verhoogd, waarbij de gederfde inkomsten over het jaar 1998 (circa 1,1 miljoen gulden) in de periode 1999 t/m 2003 op de Nijmeegse abonnees worden verhaald.
De rechtvaardiging voor deze extra verhoging is mij nog altijd niet duidelijk. Hierdoor blijft het vermoeden bestaan dat de kabelexploitant investeringen ten behoeve van het pluspakket, internet, telefonie en andere vormen van tweewegverkeer doorberekent aan de abonnees op basispakket.

Over de afspraken die er - al dan niet in ZGMD-verband - met de Gemeente Nijmegen over het doorberekenen van investeringen zijn gemaakt, geeft de verstrekte informatie geen helderheid. Uit de handtekening van de Burgemeester van Nijmegen onder de 'nadere overeenkomst tarieven' van 30 januari 1998 blijkt dat Telekabel zich kennelijk terecht op die afspraken kan beroepen.
Documenten waaruit het door Telekabel geclaimde recht blijkt, heb ik niet ontvangen. Kort samengevat: 1) de verstrekte informatie is niet toereikend, 2) het dossier van verweerder is onvolledig, en 3) het beroep op artikel 10, eerste lid onder c, en tweede lid onder g, van de Wob is onvoldoende gemotiveerd.

Het is de vraag of de Raad van de gemeente Nijmegen en/of het college van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen wél over deze informatie konden beschikken. Inmiddels betalen Nijmeegse abonnees per jaar 3,4 miljoen gulden (= 25%) meer voor het basispakket dan voor 1 januari 1997 (zie Nadere stukken).

RE/991118/1-4
 
 
[..]



De zitting wordt gesloten.



Waarvan proces-verbaal.


 

w.g. mr. G.H.W. Bodt w.g. mr. H.A.W. Snijders
 
 
Arrondissementsrechtbank Arnhem

Sector bestuursrecht




SCHORSING

reg.nr. 97 / 3090 BESLU 08

inzake drs. R.C. Essers, wonende te Nijmegen, eiser,
tegen
het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Nijmegen,
verweerder.

I. Overwegingen.

Het beroep is behandeld ter zitting van de enkelvoudige kamer van donderdag 18 november 1999.

II. Beslissing.

De rechter schorst het onderzoek ter zitting in verband met het door verweerder te verrichten onderzoek naar de principeovereenkomst en afspraken over de tariefsverhoging met 1,50 voorafgaand aan het raadsbesluit.


Aldus gegeven op donderdag 18 november 1999 door mr. H.A.W. Snijders, rechter, in tegenwoordigheid van mr. G.H.W. Bodt als griffier.
 

de griffier de rechter
Kopie verzonden op:   26 NOV. 1999
 
 

Edited by RE vervolg >>