Arrondissementsrechtbank te Arnhem
Enkelvoudige Kamer Bestuursrecht

Reg.nrs. : 97/3090 en 00/2058


                           UITSPRAAK

in het geding tussen:

drs. R.C. Essers, wonende te Nijmegen, eiser,
en
het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen,
verweerder.


1. Aanduiding bestreden besluiten Het uitblijven van een beslissing van verweerder op het bezwaarschrift van eiser gericht tegen het uitblijven van een beslissing op eisers verzoek van 24 juni 1997 (1) en het besluit van 13 januari 1998 (2). 2. Feiten en procesverloop Op 24 juni 1997 heeft eiser verweerder met een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur (WOB) om toezending van kopieën van de overeenkomst met Telekabel en de correspondentie en/of andere documenten inzake de tariefsverhoging verzocht. Tegen het uitblijven van een beslissing op het verzoek van 24 juni 1997 heeft eiser bij schrijven van 29 september 1997 bij verweerder bezwaar gemaakt. Op 14 oktober 1997 heeft in het kader van de behandeling van dit bezwaar een hoorzitting in de zin van artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) plaatsgevonden, waarbij eiser is verschenen. Op 9 december 1997 heeft eiser beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op zijn verzoek om informatie van 24 juni 1997 en zijn bezwaar van 29 september 1997. Bij besluit van 13 januari 1998 heeft verweerder alsnog op eisers bezwaar een besluit genomen. Verweerder heeft op 26 oktober 1998 een verweerschrift ingediend. Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 18 november 1999, waar eiser is verschenen en waar verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door H. Meijer, werkzaam bij verweerder. Het onderzoek ter zitting is geschorst in verband met het door verweerder te verrichten onderzoek naar de principeovereenkomst en afspraken over de tariefsverhoging met f 1,50 voorafgaand aan het raadsbesluit. Verweerder heeft voornoemd onderzoek verricht en alsnog informatie aan eiser doen toekomen. Desgevraagd hebben eiser en verweerder de rechtbank nadere informatie doen toekomen. 2 Reg.nrs. : 97/3090 en 00/2058 De behandeling ter zitting is voortgezet op 14 november 2000, waar eiser is verschenen en waar verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door H. Meijer, voornoemd. 3. Overwegingen Bij het hierboven aangehaalde besluit van 13 januari 1998 heeft verweerder alsnog op eisers bezwaar een besluit genomen. Eisers verzoek om informatie is hierbij niet geheel ingewilligd, zodat met dit besluit naar het oordeel van de rechtbank niet geheel aan het beroep van eiser is tegemoetgekomen. Ingevolge het bepaalde in artikel 6:20, vierde lid, van de Awb wordt het onderhavige beroep geacht mede te zijn gericht tegen het besluit van verweerder van 13 januari 1998. Nu verweerder hangende de onderhavige procedure alsnog op eisers bezwaar heeft beslist en eiser geen belang heeft gesteld heeft eiser geen processueel belang meer bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het uitblijven van een tijdige beslissing op zijn bezwaar. Het beroep dient voor zover dit is gericht tegen het uitblijven van een besluit (besluit 1) dan ook niet- ontvankelijk te worden verklaard. Verweerder heeft met een beroep op artikel 8:29 van de Awb, inhoudende dat uitsluitend de rechtbank van de betreffende stukken kennis mag nemen, stukken overgelegd. Beperkte kennisname is reeds vanwege de aard van de onderhavige beroepsprocedure gerechtvaardigd. Desgevraagd heeft eiser ter zitting toestemming gegeven om mede op grondslag van deze stukken uitspraak te doen. Aan de orde is de vraag of verweerder terecht en op goede gronden heeft geweigerd eiser meer informatie te verstrekken. Krachtens artikel 3, eerste lid van de won kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf. Ingevolge het derde lid wordt een verzoek om informatie ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10 en 11. Ingevolge artikel 10, eerste lid, onder c, van de WOB blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet achterwege voor zover dit bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld. Ingevolge artikel 10, tweede lid, onder g, van de WOB blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang van het voorkomen van onevenredige bevoordeling of 3 Reg.nrs. 97/3090 en 00/2058 benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden. Bij het bestreden besluit heeft verweerder op grond van het bepaalde in artikel 10, eerste lid, onder c, en tweede lid, onder 9, van de WOB geweigerd eiser meer informatie te verstrekken. Van deze weigeringsgronden is volgens verweerder sprake mede gelet op de gevoeligheid van bepaalde informatie in verband met het gerezen verschil van mening tussen de gemeente en NV Telekabel over door NV Telekabel in 1997 toegepaste tariefsverhogingen. Eiser kan zich met dit besluit niet verenigen en stelt zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte heeft geweigerd eiser meer informatie te verstrekken. Eiser stelt, dat de motivering van het bestreden besluit niet deugdelijk is, aangezien geen sprake meer is van een verschil van mening tussen de gemeente en NV Telekabel over de tariefsverhogingen. De rechtbank heeft kennis genomen van de met toepassing van artikel 8:29 van de Awb toegezonden stukken. De rechtbank zag in het onderhavige geschil reden om gebruik te maken van de in de uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 december 1999 (199901860/1 en 199901860/2) aangehaalde mogelijkheid om verweerder, met toestemming van eiser, buiten aanwezigheid van eiser te horen. Daartoe is de op 14 november 2000 gehouden zitting kort onderbroken. Verweerder heeft vervolgens desgevraagd per geweigerd stuk een nadere motivering op de van toepassing zijnde weigeringsgrond gegeven. Eiser heeft de rechtbank ter zitting toestemming gegeven om mede op grondslag van de op deze wijze verkregen informatie uitspraak te doen. De rechtbank stelt op basis van het verhandelde ter zitting vast, dat het onderhavige geschil zich beperkt tot de in de brief van verweerder van 12 september 2000 onder de nummers 5 tot en met 10 genoemde stukken. De rechtbank kan zich vinden in het standpunt van verweerder dat deze stukken -met uitzondering van het onder 10 genoemde stuk- een rol speelden ten tijde van het geschil tussen de gemeente en de NV Telekabel inzake de tariefsverhoging per 1 mei 1997. Dit geschil was -blijkens het verhandelde ter zitting- ten tijde van het bestreden besluit van 13 januari 1998 nog niet beslecht. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld, dat openbaarmaking van deze informatie niet opweegt tegen het belang van het voorkomen van onevenredige benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke of rechtspersonen. Bedoelde stukken bevatten namelijk informatie over de wederzijdse positiekeuzes van de 4 Reg.nrs. : 97/3090 en 00/2056 betrokken partijen in het geschil en dit geschil was ten tijde van het bestreden besluit nog niet beslecht. Openbaarmaking van deze informatie zou dan ook een onevenredige benadeling van de bij het geschil betrokken partijen tot gevolg hebben gehad. Op grond van het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht heeft besloten de litigieuze informatie op grond van het bepaalde in artikel 10, tweede lid, onder g, van de WOB niet te verstrekken. Verweerder heeft -zoals hierboven al is weergegeven- de informatie tevens op grond van het bepaalde in artikel 10, eerste lid, onder c, van de WOB geweigerd. Deze weigeringsgrond behoeft gelet op het hiervoor overwogene geen bespreking meer. Ten aanzien van het in de brief van verweerder van 12 september 2000 onder 10 genoemde stuk overweegt de rechtbank als volgt. Bedoeld stuk betreft een ambtelijk advies van 6 januari 1998 naar aanleiding van het bezwaar van eiser. Dit stuk bevat zowel informatie die geen betrekking heeft op de bestuurlijke aangelegenheid waarover eiser informatie heeft gevraagd, als informatie die daar wel betrekking op heeft. Laatstgenoemde informatie heeft betrekking op meergenoemd geschil. De rechtbank is van oordeel dat verweerder deze informatie terecht op grond van het bepaalde in artikel 10, tweede lid, onder g, van de WOB heeft geweigerd openbaar te maken. Blijkens het betreffende stuk -en niet het bestreden besluit- dient de informatie in dit stuk mede op grond van het bepaalde in artikel 11, eerste lid, van de WOB te worden geweigerd. Ingevolge het bepaalde in dit artikellid wordt in geval van een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, geen informatie verstrekt over daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen. De rechtbank is van oordeel, dat sprake is van een document dat is opgesteld ten behoeve van intern beraad en dat daarin persoonlijke beleidsopvattingen zijn opgenomen. Een deel van de informatie in bedoeld document, kon naar het oordeel van de rechtbank terecht op grond van het bepaalde in voornoemd artikellid worden geweigerd. Deze weigeringsgrond had uiteraard niet alleen in bedoeld document, maar tevens in het besluit op bezwaar moeten worden vermeld. Het besluit op bezwaar berust om deze reden niet op een deugdelijke motivering. Het bestreden besluit dient in zoverre dan ook wegens strijd met het bepaalde in artikel 7:12, eerste lid, van de Awb te worden vernietigd. Omdat deze informatie, zoals hiervoor is overwogen, terecht kon worden geweigerd, ziet de rechtbank aanleiding om de rechtsgevolgen van het vernietigde gedeelte van het besluit in stand te laten. 5 Reg.nrs. : 97/3090 en 00/2058 De rechtbank acht geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb. Het vorenstaande leidt de rechtbank, mede gelet op artikel 8:74 van de Awb, tot de volgende beslissing 4. Beslissing De rechtbank verklaart het beroep tegen besluit 1 niet-ontvankelijk; verklaart het beroep tegen besluit 2 -voor zover gericht tegen het in de brief van verweerder van 12 september 2000 onder 10 genoemde stuk- gegrond; vernietigt het bestreden besluit 2 in zoverre en bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde gedeelte van dat besluit in stand blijven; verklaart het beroep tegen besluit 2 voor het overige ongegrond; bepaalt voorts dat de gemeente Nijmegen aan eiser het door hem betaalde griffierecht ad f 210,-- vergoedt. Aldus gegeven door mr. H.A.W. Snijders rechter en in het openbaar uitgesproken op 27 december 2000 in tegenwoordigheid van mr G.H.W. Bodt als griffier. De griffier, De rechter, Tegen deze uitspraak staat, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen zes weken na de dag van verzending hiervan, voor belanghebbenden hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's Gravenhage. Verzonden op: 12 JAN. 2001 Coll:  

Edited by RE [ meer over 'de kabel' ]