Rob Essers

Niek Engelschmanlaan 129
6532 CR  Nijmegen
(024) 355 81 71
rob@gaypnt.demon.nl
Arrondissementsrechtbank Arnhem
Sector bestuursrecht
T.a.v. mw. mr. G.H.W. Bodt
Postbus 30160
6803 AD ARNHEM
Uw brief van Uw kenmerk Ons kenmerk Datum
31-01-2000 procedurenummer
97 / 3090 BESLU 08
  2 februari 2000
Onderwerp
reactie op uw verzoek



Geachte mevrouw. Bodt,

Uw verzoek van 31 januari 2000 om concreet aan te geven welk(e) stuk(ken) ik tot nu toe nog niet ontvangen heb, veronderstelt dat ik exact zou weten in welke documenten in de zin van de Wet openbaarheid van bestuur de tariefafspraken met Telekabel zijn vastgelegd. Dat is helaas niet het geval.

chronologisch overzicht
01-05-1997tariefverhoging Telekabel: ƒ 1,50 excl. BTW per 1 mei 1997
24-06-1997verzoek om van kopieën van 1) de overeenkomst met Telekabel en 2) de correspondentie en/of andere documenten inzake de tariefverhoging
13-01-1998aanvullend verzoek in verband met uitlatingen wethouder
30-01-1998nadere overeenkomst tarieven tussen de burgemeester van Nijmegen en de directeur van Telekabel: f 1,50 incl. BTW per 1 januari 1998 (geëffectueerd op 1 januari 1999 + compensatie voor het jaar 1998)
26-03-1998toezegging door de burgemeester van Nijmegen aan de directeur van Telekabel inzake compensatie: f 0,30 incl. BTW per 1 januari 1999 gedurende 60 maanden (dus tot 31 december 2003)
 

Ik beschik over geen enkel document waaruit blijkt dat een tariefverhoging van f 1,50 gerechtvaardigd is. De bijlage bij mijn brief van 10 december 1999 spreekt mijns inziens voor zich.

Uit raadsvoorstel 155/1996 waarmee de Raad van de gemeente Nijmegen op 16 oktober 1996 ingestemd heeft, blijkt dat tot 1 januari 1999 alleen externe kostenstijgingen (zoals kosten van signaallevering, auteursrechten, programma-inkoop, heffingen en belastingen) mogen worden doorberekend. Nadere gegevens inzake de "reeds door de ZGMD goedgekeurde tarieven" waarvan in het raadsvoorstel melding gemaakt wordt, ontbreken. Dat er voor en na 24 juni 1997 in de notulen van vergaderingen van het college van burgemeester en wethouders mededelingen en besluiten met betrekking tot de tarieven van Telekabel vermeld staan, lijkt mij vanzelfsprekend. Ook deze stukken heb ik niet ontvangen.

 
 
Blad 2.
Voor de goede orde wil ik er op wijzen dat mijn verzoek om informatie óók betrekking heeft op documenten inzake de totstandkoming van de nadere overeenkomst tarieven (zie aanvullend verzoek van 30 januari 1998). Daarbij staan de - al dan niet gemaakte - afspraken over de tariefverhoging van f 1,50 centraal. Deze stukken mogen mijns inziens in het kader van de onderhavige beroepsprocedure niet buiten beschouwing blijven.

Bij de documenten die ik niet of niet volledig ontvangen heb, gaat het in ieder geval ook om stukken waarvan de rechtbank op 9 november 1998 de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd achtte. Op 19 november 1998 heb ik u reeds meegedeeld dat een aantal hiervan elders terug te vinden is. Tot nu toe heb ik gedingstuk B3, B4, B12, B15, B16, B17, B18 en B29 echter niet ontvangen en bestaat de mogelijkheid dat B2, B5 en B8 niet dezelfde zijn als resp. B32, B33 en B34. Inmiddels heb ik B6 en B7 alsnog ontvangen als bijlage A en B bij de brief van verweerder van 7 december 1999.

Met vriendelijke groet en hoogachting,

drs. R.C. Essers

 

Directie Bestuur & Organisatie
Bedrijfsvoering
Centrale Juridische Zaken
Gemeente Nijmegen
 
Arrondissementsrechtbank Arnhem
(t.a.v. Sector bestuursrecht)
postbus 30160
6803 AD  Arnhem
Korte Nieuwstraat 6
6511 PP  Nijmegen
Telefoon  (024) 329 2451
Telefax    (024) 3235992

Postadres
Postbus 9105
6500 HG  Nijmegen

 
VERZONDEN  17 MAART 2000
Datum Datum uw brief Ons kenmerk Doorkiesnummer
14-03-2000 18-02-2000 C370/HM 3292455
Onderwerp Aantal bijlagen
Beroep van R.C. Essers te
Nijmegen; proc.nr. 97/3090 BESLU
08
6
 

Geachte heer,

In antwoord op uw bovengenoemde brief berichten wij het volgende.

De gemeente heeft in de bij uw brief gevoegde brief van appellant van 2
februari 2000 opnieuw gezocht maar aanknopingspunten voor de
verstrekking van relevante informatie die de appellant nog niet
ontvangen zou hebben.

Naar aanleiding van het gestelde op blad 1, laatste alinea van
appellants brief merken wij op dat de verslagen van de B&W-vergaderingen
in de periode 1 mei 1997 t/m 31 maart 1998 zijn nagelopen.
Deze verslagen bevatten geen informatie over de achtergronden of de
rechtvaardiging van de desbetreffende tariefsverhoging.

Wat betreft blad 2, eerste alinea van appellants brief: het
gemeentearchief bevat uit de maand januari 1998 diverse brieven van
appellant in verband met het onderwerp "kabel".
Een brief gedateerd 30 januari 1998 kon echter niet worden achterhaald.

Wat betreft de in de laatste alinea van appellants brief genoemde
gedingstukken merken wij het volgende op:
1. "B3": het stuk is opnieuw bijgevoegd (productie 3) en heden aan de
   appellant toegezonden. Dit stuk, een "Bijlage bij de agenda voor de
   Raad van Commissarissen van NV NUON Zuid-Gelderland d.d. 4 september
   1995" is eerder als productie 3 bij ons verweerschrift van 26 oktober
   1998 aan u toegezonden, met een beroep op geheimhouding op grond van
   artikel 8:29 Algemene wet bestuursrecht.
 
 
Gemeente Nijmegen
Directie Bestuur & Organisatie

Bedrijfsvoering
Centrale Juridische Zaken
Vervolgvel
1


   In de huidige omstandigheden handhaven wij niet langer het verzoek om
   geheimhouding van dit stuk.
2. "B4": het stuk is in bewerkte vorm bijgevoegd en heden aan de
   appellant toegezonden (productie 38).
   Dit "Verslag van de vergadering van de Raad van Commissarissen N.V.
   NUON-Zuid-Gelderland d.d. 04-09-1995" is eerder als productie 4 met
   ons verweerschrift aan u toegezonden, met een beroep op geheimhouding
   op grond van artikel 8:29 Algemene wet bestuursrecht.
   In het nu aan de appellant toegezonden exemplaar zijn de passages
   onleesbaar gemaakt die niet gaan over kabeltarieven, evenals de naam
   van een van de sprekers in het deel dat daar wel over gaat.
   Dit laatste gebeurt met een beroep op artikel 10, tweede lid, onder g
   van de Wet Openbaarheid van Bestuur. De belangen van de betrokken
   rechtspersoon en de betrokken natuurlijke persoon zouden anders in
   relatie tot het belang van de appellant onevenredig worden geschaad.
   Wat betreft de aan u toegezonden versie wordt het beroep op
   geheimhouding op grond van artikel 8:29 Algemene wet bestuursrecht
   gehandhaafd.
3. "B12, B15, B16, B17 en B18": deze stukken zijn eerder aan u
   toegezonden bij het verweerschrift.
   Het betreft hier onderdelen van de correspondentie tussen de gemeente
   Nijmegen en NV Telekabel dan wel tussen de gemeente Nijmegen en een
   derde instantie (B16) in het kader van het geschil tussen de gemeente
   Nijmegen en NV Telekabel over de tariefsverhoging met f 1,50.
   Deze stukken zijn destijds niet aan de appellant verstrekt met een
   beroep op artikel 10, eerste lid, onder c en tweede lid, onder g van
   de Wet Openbaarheid van Bestuur. Wij verwijzen verder naar het
   gestelde in het verweerschrift van de gemeente van 26 oktober 1998,
   onder punt 6.
   De genoemde weigeringsgronden zijn nog steeds van kracht.
   Wij handhaven het beroep op geheimhouding op grond van artikel 8:29
   Algemene wet bestuursrecht.
4. "B29":
   Het betreft hier een intern advies binnen de gemeente in het kader
   van de behandeling van het bezwaarschrift van appellant.
   Dit stuk is destijds niet aan de appellant verstrekt vanwege het
   bepaalde in op artikel 10, tweede lid, onder g van de Wet
   Openbaarheid van Bestuur. Wij verwijzen verder naar het gestelde in
   het verweerschrift van de gemeente van 26 oktober 1999, onder punt 6.
   De genoemde weigeringsgrond is nog steeds van kracht.
   Wij handhaven het beroep op geheimhouding op grond van artikel 8:29
   Algemene wet bestuursrecht.

Anders dan de appellant suggereert zijn de gedingstukken B2, B5 en B8
dezelfde als resp. 32, 33 en 34. De tekst van deze stukken is aan de
appellant verstrekt, zover het betrof de aangelegenheid "kabeltarieven"
en met verwijdering van namen van bestuurders.
 
 
Gemeente Nijmegen
Directie Bestuur & Organisatie

Bedrijfsvoering
Centrale Juridische Zaken
Vervolgvel
2


Dit laatste op grond van artikel 10, tweede lid, onder g van de Wet
openbaarheid van Bestuur.

Het antwoord op de vraag of de tariefsverhoging van f 1,50
"gerechtvaardigd" was, is een kwestie van taxatie.
Voor de gemeenteraad was er in elk geval voldoende reden om, na een
bereikt compromis tussen de gemeente met NV Telekabel, de discussies
over dit onderwerp te sluiten.
Het compromis tussen Telekabel en de gemeente is vastgelegd in het stuk
van 30 januari 1998 (bijgevoegd, productie 39), dat ondertekend is door
de burgemeester van Nijmegen en door de toenmalige directeur van NV
Telekabel.
Punt c van dit stuk heeft betrekking op de gewraakte tariefsverhoging.
Het stuk heeft nog een bevestiging gekregen in een brief van NV
Telekabel van 18 maart 1998 (bijgevoegd, productie 40) en het antwoord
daarop van de burgemeester van Nijmegen bij brief van 26 maart 1998
(bijgevoegd, productie 41). De producties 40 en 41 verzenden wij heden
ook aan de appellant.
Van de geldlening waarvan onder punt c van productie 39 sprake is, is
later in onderling overleg tussen de gemeente en Telekabel afgezien. Nr.
40 rept daar al van.
Productie 39 is reeds eerder op 25 februari 1998 door burgemeester en
wethouders aan de appellant toegezonden.

In enkele (raads)commissievergaderingen in de loop van 1998 waarin dit
onderwerp is behandeld heeft de appellant als inspreken getracht de
raadsleden van zijn visie te overtuigen.
Na een finale discussie in de raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening,
Volkshuisvesting en Cultuur van 13 april 1999 is deze commissie ermee
akkoord gegaan dat burgemeester en wethouders de zaak als afgedaan
zouden beschouwen (verslag van commissievergadering bijgevoegd,
productie 42).
De raad is vervolgens niet meer op deze kwestie teruggekomen.

Een kopie van deze brief is aan de appellant toegezonden.

Hoogachtend,
college van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen,

De Burgemeester,                   De Loco-secretaris,




w.g. mr. E.M. d'Hondt              w.g. drs. A.P.M. Clijsen
 
 
Rob Essers

Niek Engelschmanlaan 129
6532 CR  Nijmegen
(024) 355 81 71
rob@gaypnt.demon.nl

Arrondissementsrechtbank Arnhem
Sector bestuursrecht
Postbus 30160
6803 AD  ARNHEM

Uw brief van Uw kenmerk Ons kenmerk Datum
  procedurenummer
97 / 3090 BESLU 08
  23 maart 2000
Onderwerp
reactie op antwoord verweerder
d.d. 14 maart 2000



Geachte heer/mevrouw,

In het antwoord van verweerder op uw brief van 18 februari 2000 wordt een aantal zaken naar voren gebracht waarop een reactie van mijn kant niet mag ontbreken. Aan de hand van een aantal citaten (cursief) heb ik de belangrijkste kritiekpunten en andere op- en aanmerkingen hieronder voor u op een rijtje gezet.

A. Naar aanleiding van het gestelde op blad 1, laatste alinea van appellants brief merken wij op dat de verslagen van de B&W-vergaderingen in de periode 1 mei 1997 t/m 31 maart 1998 zijn nagelopen.
Deze verslagen bevatten geen informatie over de achtergronden of de rechtvaardiging van de desbetreffende tariefsverhoging.

Dit laat zich niet goed rijmen met de brief d.d. 30 januari 1998 van de burgemeester van Nijmegen die geldt als 'nadere overeenkomst tarieven' en voor akkoord getekend door drs. F.C.E.M. Hetterschijt, directeur NV TeleKabel. Hetzelfde geldt voor de brief d.d. 26 maart 1998 waarin de burgemeester van Nijmegen aan de directeur van TeleKabel - namens het college van burgemeester en wethouders - de gevraagde toezegging geeft dat de extra tariefverhoging inderdaad kan worden doorgevoerd.
De vraag rijst welke informatie er in de verslagen van de B&W-vergaderingen uit de periode 1 mei 1997 t/m 31 maart 1998 wél over de tariefafspraken met TeleKabel terug te vinden is. Welke besluiten van het college van burgemeester en wethouders liggen aan de brieven van. 30 januari 1998 en 26 maart 1998 ten grondslag?
In mijn pleitnotitie voor de zitting van 18 november 1999 heb ik reeds gewezen op de onduidelijke status van deze brieven die alleen door de burgemeester zijn ondertekend. Stukken die van de raad of het college uitgaan worden immers op grond van de artikelen 75 en 105 van de Gemeentewet door de burgemeester én de gemeentesecretaris ondertekend.

B. Wat betreft blad 2, eerste alinea van appellants brief: het gemeentearchief bevat uit de maand januari 1998 diverse brieven van appellant in verband met het onderwerp "kabel".
Een brief gedateerd 30 januari 1998 kon echter niet worden achterhaald.

Mijn verwijzing op blad 2 naar aanvullend verzoek van 30 januari 1998 is een verschrijving

 
Blad 2.
mijnerzijds. In het chronologische overzicht op blad 1 van dezelfde brief staat wél de juiste datum 13 januari 1998 vermeld. Op blad 2 werd bedoeld dat mijn verzoek om informatie óók betrekking heeft op documenten inzake de totstandkoming van de 'nadere overeenkomst tarieven' d.d. 30 januari 1998 (zie aanvullend verzoek van 13 januari 1998). Mijn faxbericht aan het college van burgemeester en wethouders d.d. 13 januari 1998 met als onderwerp 'verzoek om informatie (TeleKabel)' eindigde met de volgende alinea:

Gezien de mededelingen van wethouder Janssen in de vergadering van de commissie Milieu c.a. van gisteren en de berichtgeving in De Gelderlander van vandaag verwacht ik dat deze informatie zich óók uitstrekt tot de met TeleKabel bereikte overeenkomst over de tariefsverlaging. Als dat niet het geval is, wil ik u hierbij - met een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur - expliciet om toezending van deze informatie verzoeken.

Het krantenbericht van 13 januari 1998 waarnaar verwezen wordt, zend ik u hierbij als bijlage toe. Het bericht illustreert de onvolledige voorstelling van zaken door wethouder Janssen tijdens de commissievergadering.

C. "B3": het stuk is opnieuw bijgevoegd (productie 3) en heden aan de appellant toegezonden. Dit stuk, een "Bijlage bij de agenda voor Raad van Commissarissen van NV NUON Zuid- Gelderland d.d. 4 september 1995" is eerder als productie 3 bij ons verweerschrift van 26 oktober 1998 aan u toegezonden, met een beroep op geheimhouding op grond van artikel 8:29 Algemene wet bestuursrecht.
In de huidige omstandigheden handhaven wij niet langer het verzoek geheimhouding van dit stuk.

Het is mij niet duidelijk welke wijziging van de omstandigheden zich voorgedaan heeft waardoor verweerder zijn verzoek om geheimhouding niet langer handhaaft. Gezien de inhoud van het stuk heb ik - mede gelet op artikel 8:29, tweede lid, van de Awb - de indruk dat er ook in het verleden geen gewichtige redenen hiervoor aanwezig waren. In het verweerschrift d.d. 26 oktober 1998 wordt stuk nummer 3 (B3) bij de afweging bij de besluitvorming (punt 6; vervolgvel 2) niet expliciet genoemd.
Uit de bijlage voor de vergadering van 4 september 1995 blijkt dat het om een voorstel voor een versnelde capaciteitsvergroting van de infrastructuur in Zuid-Gelderland gaat. Op blad 3 (onderaan) staat:

Voorgesteld wordt om akkoord te gaan met de vermelde uitvoering van het vergroten van de capaciteit van de kabel infrastructuur en daarvoor de benodigde kredieten ter beschikking te stellen. De tariefsconsequenties, welke hieruit voortvloeien zijn besproken in de stichting ZGMD. Deze accepteert de aanpassing van de tarieven.
Conform het vastgestelde beleid is tariefsaanpassing per 01-01-1997 mogelijk.

Welke vervroegde investeringen ten goede komen de abonnees van het basis-/standaardpakket in Nijmegen en wat de consequenties hiervan zijn voor de tarieven voor de Nijmeegse abonnees staat nergens vermeld. Uit deze bijlage kan wel worden afgeleid dat er kennelijk nog ontbrekende documenten bestaan inzake de tariefconsequenties en het vastgestelde beleid. In het verslag van de bestuursvergadering van de Stichting ZGMD d.d. 17 november 1995 wordt slechts een tipje van de sluier opgelicht:

In de aangepaste notitie is de financiële consequentie van de (vervroegde) investeringen weggelaten. De heer [naam onleesbaar gemaakt] stelt nog te willen praten over tariefsaan-
 
Blad 3.
passingen als gevolg van deze investeringen.
Vanuit de vergadering wordt bevestigd, dat men bereid is te praten over tariefsaanpassingen, maar pas vanaf het moment de benodigde investeringen daadwerkelijk hebben plaatsgevonden en dat de uitbreiding van de mogelijkheden is gerealiseerd.

Het tijdstip waarop de vervroegde investeringen daadwerkelijk hebben plaatsgevonden, is onbekend. In de bijlage voor de vergadering van 4 september 1995 wordt 1 januari 1997 genoemd. De tariefverhoging van f 1,50 exclusief BTW werd in eerste instantie op 1 mei 1997 door TeleKabel doorgevoerd. De 'nadere overeenkomst tarieven' d.d. 30 januari 1998 gaat uit van 1 januari 1998 en een verrekening vanaf 1 januari 1999.
Uit een krantenbericht van 8 januari 1998 (zie bijlage) maak ik op dat uitbreiding van de capaciteit pas in de tweede helft van 1998 feitelijk operationeel was. De problemen met Wijknieuws TV in maart 1998 en de terugkeer van BRTN3 en RTBF2 in juni 1998 wijzen ook in die richting.

D. "B4": het stuk is in bewerkte vorm bijgevoegd en heden aan de appellant toegezonden (productie 38).
Dit "Verslag van de vergadering van de Raad van Commissarissen NUON-Zuid-Gelderland d.d. 04-09-1995" is eerder als productie 4 met ons verweerschrift aan u toegezonden, met een beroep op geheimhouding op grond van artikel 8:29 Algemene wet bestuursrecht. [..]

Hierbij heb ik dezelfde bedenkingen als bij stuk B3 (zie onder C). Met het feit dat in het exemplaar dat pas nu aan mij is toegezonden passages onleesbaar gemaakt zijn die niet gaan over kabeltarieven, heb ik geen moeite.
Het weglakken van de naam van een van de sprekers roept daarentegen wel vragen op. Verweerder stelt zich kennelijk op het standpunt dat er - óók enkel bij het vermelden van de naam van betrokkene - sprake is van onevenredige bevoordeling of benadeling. Om dat te voorkomen wordt een beroep gedaan op artikel 10, tweede lid, onder g, van de Wob. Dit beroep is mijns inziens niet deugdelijk gemotiveerd, zeker gelet op de context:

6. CAI bedrijf: instemming met versnelde capaciteitsvergroting infrastructuur
Het voorstel roept bij de vergadering een aantal vragen op. Na enige toelichting wordt de vergadering gesteld dat men onvoldoende op de hoogte is van de eerder genomen besluiten, om in ieder geval het hoofdnet volgens een gewijzigd concept (glasvezel) op te zetten. De heer [naam onleesbaar gemaakt] zegt toe, de daarover bestaande stukken te zullen verzamelen en aan de deelnemers van de vergadering bekend te maken. Op basis van een schriftelijke ronde kan dan besloten worden het naar voren halen van reeds geplande investeringen alsnog goed te keuren.

Indien de naam niet onleesbaar gemaakt zou zijn, had ik betrokkene om nadere inlichtingen kunnen vragen. Het is alleszins aannemelijk dat de bestaande stukken na 4 september 1995 aan de deelnemers toegezonden zijn en ook de schriftelijke ronde tot een of meer documenten heeft geleid die wellicht voor openbaarmaking in aanmerking komen.
Een van die stukken is de bijlage bij agendapunt 4.b. voor vergadering Raad van Commissarissen van NUON Zuid-Gelderland d.d. 22 november 1995 (bijlage A bij aanvullende stukken van verweerder d.d. 7 december 1999). In het verslag vergadering (bijlage B bij aanvullende stukken) staat het genomen besluit:

Tariefsaanpassing dient daar doorgevoerd te worden waar de netten al zijn aangepast aan de nieuwe situatie.
 
Blad 4.
Beide hier vermelde items (technische uitvoering en tariefaanpassing) worden goedgekeurd en de directie wordt succes gewenst bij de verdere uitvoering.

De bijlagen A en B bij de aanvullende stukken van verweerder d.d. 7 december 1999 maakten als B6 en B7 deel uit van de stukken bij het verweerschrift d.d. 26 oktober 1998, waarbij ook voor deze bijlagen een beroep gedaan werd op artikel 8:29, eerste lid, van de Awb. Ook hier in niet duidelijk welke wijziging van de omstandigheden zich voorgedaan heeft waardoor verweerder zijn verzoek om geheimhouding niet langer handhaaft.

Of de goedkeuring van de tariefaanpassingen door de Raad van Commissarissen van NUON Zuid-Gelderland op 22 november 1995 voorafgegaan of gevolgd werd door een goedkeuring van diezelfde aanpassingen door de Stichting ZGMD blijkt niet uit de documenten waarover ik nu de beschikking heb (hoewel er in de principe-overeenkomst tussen NUON en de ZGMD d.d. 17 juni 1996 wordt uitgegaan van reeds door de ZGMD goedgekeurde tarieven).

E. "B12, B15, B16, B17 en B18": deze stukken zijn eerder aan u toegezonden bij het verweerschrift.
Het betreft hier onderdelen van de correspondentie tussen de gemeente Nijmegen en NV Telekabel dan wel tussen de gemeente Nijmegen en een derde instantie (B16) in het kader van het geschil tussen de gemeente Nijmegen en NV Telekabel over de tariefsverhoging met f 1,50.

Hierbij gaat het vermoedelijk om documenten waarin de meest essentiële informatie terug te vinden is waarom ik verzocht heb. De weigering om deze stukken aan mij te verstrekken is te globaal en mijns inziens dus onvoldoende gemotiveerd. Van verweerder mag verwacht worden dat hij per document aangeeft of artikel 10, eerste lid, onder c, van de Wob van toepassing is, dan wel artikel 10, tweede lid, onder g, en waarom dat het geval is. Wanneer een beroep op laatstgenoemde bepaling gedaan wordt, moet duidelijk zijn voor welke onevenredige bevoordeling of benadeling gevreesd wordt en om welke bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel derden het gaat.
Verweerder verwijst naar het gestelde in het verweerschrift van de gemeente d.d. 26 oktober 1998 onder punt 6:

Wat betreft de stukken met de nummers 12, 15, 16, 17 en 18 merk ik het volgende op.
Het besluit om geen stukken openbaar te maken die gewisseld zijn in het onderhandelingsproces tussen de gemeente en NV Telekabel (waaronder ook een brief van de gemeente Mook en Middelaar, no. 16) doet mijns inziens ook recht aan de onderscheiden belangen.

De stukken met de nummers 12, 17 en 18 bevatten bedrijfsgegevens die geacht konden worden vertrouwelijk aan de gemeente te zijn meegedeeld.
In dit verband attendeer ik nog op de brief van NV Telekabel (no. 28), die zich tegen openbaarmaking van de onderhavige stukken uitspreekt.
Op basis van artikel 10, eerste lid, onder c van de WOB, trokken burgemeester en wethouders m.i. terecht de conclusie dat het belang van de appellant op openbaarmaking niet opweegt tegen het belang van vertrouwelijkheid van deze correspondentie.

Openbaarheid van de correspondentie rond het geschil weegt ook niet op het belang dat de partijen in het geschil geen onevenredig nadeel ondervinden als bedoeld in artikel 10, tweede lid onder g van de WOB.

NV Telekabel ware in deze procedure als derde-belanghebbende te beschouwen. De NV heeft een afschrift van dit verweerschrift ontvangen.

 
Blad 5.
Bijzondere aandacht verdient de rol van de bedrijfsgegevens die vertrouwelijk aan de gemeente zijn meegedeeld. Het gaat mijns inziens te ver om artikel 10, eerste lid, onder c, van de Wob van toepassing te achten op alle gegevens met betrekking tot de extra tariefverhoging van f 1,50 per maand, alsmede op de afspraken die daarover gemaakt zijn.
De extra tariefverhoging dient mijns inziens gebaseerd te zijn op controleerbare gegevens. Geheimhouding betekent dat onmogelijk kan worden nagegaan of de verhoging geen gevolg is van investeringen die niet of nauwelijks betrekking hebben op de doorgifte van het basis-/ standaardpakket. Ik wil in dit verband nogmaals wijzen op de brief van de minister van Verkeer en Waterstaat d.d. 2 juni 1997 aan de Tweede Kamer (zie bijlage). Een kabelexploitant die wél de tarieven verhoogt maar de onderliggende gegevens geheim wil houden, laadt de verdenking op zich dat de tariefverhoging hiermee niet in overeenstemming is.

Overigens is artikel 10, eerste lid, onder c, van de Wob een absolute uitzonderingsgrond. Een afweging van mijn belang bij openbaarmaking tegen het belang van vertrouwelijkheid van de correspondentie is in dit verband niet juist.
Een belangenafweging is wel op z'n plaats bij de toepassing van artikel 10, tweede lid. Verweerder verzuimt echter om aan te geven waarom openbaarheid van de correspondentie rond het geschil niet opweegt tegen het belang dat de partijen in het geschil geen onevenredig nadeel ondervinden als bedoeld in artikel 10, tweede lid, onder g. Welk onevenredig nadeel brengt openbaarmaking van de documenten met zich mee voor TeleKabel? Als de extra tariefverhoging terecht is, heeft de kabelexploitant niets te vrezen. Door het niet verstrekken van informatie worden abonnees echter wél onevenredig benadeeld indien de tariefverhoging niet terecht mocht blijken te zijn.
Ook verweerder ondervindt mijns inziens geen onevenredig nadeel bij openbaarmaking. Als uit de documenten mocht blijken dat de belangen van de Nijmeegse burgers niet naar behoren behartigd zijn en de gemeenteraad onjuist of onvolledig is ingelicht, is dat geen geldige reden om het verstrekken van informatie achterwege te laten.

Mede gelet op bovenstaande is er alle reden om de door verweerder genoemde weigeringsgronden in twijfel te trekken. Het beroep op artikel 8:29, eerste lid, van de Awb dient daarom zeer kritisch bekeken te worden.

F. "B29":
Het betreft hier een intern advies binnen de gemeente in het kader van de behandeling van het bezwaarschrift van appellant.
Dit stuk is destijds niet aan de appellant verstrekt vanwege bepaalde in op artikel 10, tweede lid, onder g van de Openbaarheid van Bestuur.

Verweerder heeft ook in dit geval verzuimd om aan te geven waarom het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling kennelijk zwaarder weegt dan openbaarheid van het ambtelijk advies. Wie is of zijn de bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel derden die hierdoor bevoordeeld of benadeeld worden?
Verweerder gaat bovendien volledig voorbij aan het bepaalde in artikel 11 van de Wob. Uit het eerste lid van dit artikel volgt dat informatieverstrekking alleen achterwege blijft als er sprake is van persoonlijke beleidsopvattingen. Ik kan mij ook nauwelijks voorstellen dat openbaarmaking van een (objectief) ambtelijk advies in dit geval tot een onevenredige bevoordeling of benadeling van wie dan ook zou kunnen leiden.
Ook hier is in mijn ogen alle reden voor een zeer kritische benadering van beroep van verweerder op artikel 8:29, eerste lid, van de Awb.

 
Blad 6.
G. Anders dan de appellant suggereert zijn de gedingstukken B2, B5 en dezelfde als resp. 32, 33 en 34. De tekst van deze stukken is aan de appellant verstrekt, zover het betrof de aangelegenheid "kabeltarieven" en met verwijdering van namen van bestuurders.

Er werd door mij slechts rekening gehouden met de mogelijkheid dat de stukken B2, B5 en B8 niet dezelfde zijn als resp. B32, B33 en B34. In het verweerschrift d.d. 26 oktober 1998 wordt meegedeeld dat uitsluitend de rechtbank kennis mag nemen van een aantal nummers waaronder B2, B5 en B8.
De veronderstelling dat die stukken dus niet hetzelfde zijn als B32, B33 en B34 ligt voor de hand. Verweerder heeft immers een beroep gedaan op artikel 8:29, eerste lid, van de Awb en de rechtbank heeft de beperking van de kennisneming op 9 november 1998 gerechtvaardigd geacht.

Voor het weglakken van de naam in het verslag van de bestuursvergadering van de Stichting ZGMD d.d. 17 november 1995 (B33) van degene die nog wilde praten over tariefsaanpassingen als gevolg van de investeringen geldt hetzelfde als onder D over stuk B4 opgemerkt is.

H. Het antwoord op de vraag of de tariefsverhoging van f 1,50 "gerechtvaardigd" was, is een kwestie van taxatie.

Mijn formulering dat ik over geen enkel document beschik waaruit blijkt dat een tariefverhoging van f 1,50 gerechtvaardigd is, geeft blijkbaar aanleiding tot misverstanden. Mijn gebrek aan informatie gaat veel verder dan de - al dan niet subjectieve - rechtvaardiging van de tariefverhoging. Ik beschik over geen enkel document waaruit blijkt 1) welke concrete afspraken er aanvankelijk over de extra tariefverhoging gemaakt zijn, 2) welke partijen deze afspraken gemaakt hebben, en 3) wanneer deze afspraken gemaakt zijn.
Bij concrete afspraken moet gedacht worden aan simpele feiten als a) de hoogte van het bedrag, b) de berekening ervan op basis van de investeringen die ten goede komen aan de doorgifte van het basis-/standaardpakket, c) de datum van ingang etc.
In de 'nadere overeenkomst tarieven' d.d. 30 januari 1998 worden enkele vragen beantwoord, maar dit compromisvoorstel grijpt terug op eerdere afspraken waarvan ik geen kennis heb kunnen nemen. Bovendien is de status van deze door de burgemeester van Nijmegen ondertekende overeenkomst onduidelijk. Alleen al de terugbetalingsregeling kost de Nijmeegse burgers gezamenlijk ruim 1,1 miljoen gulden (= 64.000 x 60 x f 0,30).

I. Voor de gemeenteraad was er in elk geval voldoende reden om, na bereikt compromis tussen de gemeente met NV Telekabel, de discussies over dit onderwerp te sluiten.

Deze voorstelling van zaken is in mijn ogen tamelijk dubieus. De 'nadere overeenkomst tarieven' d.d. 30 januari 1998 is nooit ter goedkeuring of zelf maar ter kennisname aan het hoogste bestuursorgaan van de gemeente Nijmegen voorgelegd. Omdat het compromis nooit op de agenda gestaan heeft, is door de gemeenteraad ook nooit over dit onderwerp dit onderwerp gediscussieerd en/of een besluit genomen.
In hoeverre dit ook geldt voor het college van burgemeester en wethouders is onduidelijk. In de openbare besluitenlijsten heb ik geen enkel besluit hierover terug kunnen vinden. Elders bevestigt verweerder dat de verslagen van de B&W-vergaderingen in de periode 1 mei 1997 t/m 31 maart 1998 geen informatie over de achtergronden of de rechtvaardiging van de desbetreffende tariefsverhoging bevatten (zie onder A). Over wat er inzake het compromis door het college wel is besproken en besloten, ontbreekt nadere informatie.

 
Blad 7.
J. Het compromis tussen Telekabel en de gemeente is vastgelegd in het stuk van 30 januari 1998 (bijgevoegd, productie 39), dat ondertekend is door de burgemeester van Nijmegen en door de toenmalige directeur van NV Telekabel.

Aan dit stuk ligt geen raadsbesluit ten grondslag en nadere informatie over een collegebesluit in dezen ontbreekt. Het is niet duidelijk op grond waarvan en in welke hoedanigheid de burgemeester van Nijmegen deze overeenkomst getekend heeft. Uit niets blijkt dat de brief d.d. 30 januari 1999 van de raad of het college uitgaat.
Ondanks het feit dat ik er reeds verschillende malen op gewezen heb dat dit stuk niet door de gemeentesecretaris medeondertekend is (zie artikel 105 van de Gemeentewet), ontbreekt een verklaring hiervoor. Dat het hier niet om een eenmalige omissie gaat, blijkt uit de brief d.d. 26 maart 1999 die ook alleen door de burgemeester van Nijmegen is ondertekend.

Het wekt bevreemding dat de burgemeester van Nijmegen zonder de raad - en kennelijk ook het college van burgemeester en wethouders - daarin te betrekken:
1.een toezegging doet dan wel verwachtingen wekt inzake het verstrekken van een renteloze geldlening van circa 1 miljoen gulden;
2.akkoord gaat met een terugbetalingsregeling van dat bedrag door de Nijmeegse kabelabonnees in de periode van 1 januari 1999 t/m 31 december 2003, en
3.akkoord gaat met een lastenverzwaring voor de Nijmeegse burgers van ruim 1,1 miljoen gulden per jaar.

K. Het stuk heeft nog een bevestiging gekregen in een brief van N.V. Telekabel van 18 maart 1998 (bijgevoegd, productie 40) en het daarop van de burgemeester van Nijmegen bij brief van 26 maart 1998 (bijgevoegd, productie 41). De producties 40 en 41 verzenden wij heden ook aan de appellant.

Bij de brief d.d. 26 maart 1998 heb ik dezelfde bedenkingen als ik hierboven onder J naar voren gebracht heb. Opmerkelijk is wel dat de burgemeester van Nijmegen expliciet meedeelt zijn toezegging namens het college van burgemeester en wethouders te doen. Op grond van artikel 105 van de Gemeentewet meen ik te mogen concluderen dat de brief niet van het college van burgemeester en wethouders uitgaat.
De brief d.d. 18 maart 1998 van de directeur van NV TeleKabel, drs. F.C.E.M. Hetterschijt, is nieuw voor mij (tot nu toe kende ik alleen het antwoord van de burgemeester van Nijmegen op deze brief). De volgende formulering is opmerkelijk:

Graag ontvangen wij van u een toezegging dat genoemde extra verhoging inderdaad kan worden doorgevoerd, zodat wij de hieruit voortvloeiende opbrengst toch al vast in ons resultaat 1998 kunnen verwerken. Onder de voorwaarde dat wij deze toezegging zullen ontvangen, zijn wij bereid de geldleningsovereenkomst achterwege te laten.

Dit laatste is een loos gebaar. Uit de storm van kritiek die het bekend worden van het compromis teweegbracht, kon ook de directeur van NV TeleKabel weten dat er in de gemeenteraad geen meerderheid voor een dergelijke geldleningsovereenkomst te vinden was. Als illustratie zend ik u hierbij een krantenbericht van 17 maart 1998 (zie bijlage) waarin verslag gedaan wordt van de vergadering op 16 maart 1998 waarin de commissie Milieu c.a. over het compromisvoorstel d.d. 30 januari 1998 geïnformeerd werd.

L. Van de geldlening waarvan onder punt c van productie 39 sprake is, is later in onderling overleg tussen de gemeente en Telekabel afgezien. Nr. 40 rept daar al van.

 
Blad 8.
Het is niet duidelijk of er nog andere documenten zijn met informatie over dit onderling overleg over de geldlening van circa 1 miljoen gulden en het niet doorgaan daarvan die in het dossier thuis horen en mogelijk voor openbaarmaking in aanmerking komen.
In zijn brief d.d. 26 maart 1998 gaat de burgemeester van Nijmegen in ieder geval niet op de geldleningsovereenkomst in. Gezien de hoogte van het bedrag is het weinig aannemelijk dat er over het niet doorgaan van de geldleningsovereenkomst niets terug te vinden is in de verslagen van B&W-vergaderingen. Helaas heeft verweerder niet de verslagen nagelopen van vergaderingen na 31 maart 1998.

M. In enkele (raads)commissievergaderingen in de loop van 1998 waarin dit onderwerp is behandeld heeft de appellant als inspreken getracht de raadsleden van zijn visie te overtuigen.

Bij de commissievergadering Milieu c.a. van 16 maart 1998 werd ik - ondanks het bepaalde in artikel 7, eerste lid, van de Verordening raadscommissies (1995) - door de voorzitter, wethouder Janssen, niet in de gelegenheid gesteld om het woord te voeren over het agendapunt 'tarieven TeleKabel'.
De gemeenteraadsverkiezingen 1998 leidden vervolgens tot een nieuwe gemeenteraad met een ander college van burgemeester en wethouders, een andere portefeuillehouder en een nieuwe commissie Ruimtelijke Ordening en Cultuur.

Op 21 mei 1998 heb ik mij tot de (nieuwe) raad gewend met een brief over de 'tarieven TeleKabel'. De raad heeft op 10 juni 1998 besloten heeft dat deze brief zou worden geagendeerd in de commissie Ruimtelijke Ordening en Cultuur, die op grond van artikel 91 van de Gemeentewet tevens tot taak heeft het college van advies te dienen bij de voorbereiding van de besluitvorming in de raad.
Tijdens de commissievergadering van 8 september 1998 weet de voorzitter, wethouder Thielen, niet wat in het voorjaar hierover besloten is. Het onderwerp wordt opnieuw geagendeerd voor de volgende commissievergadering. Op 3 november 1998 acht de commissie het van belang dat er onderzoek wordt gedaan naar de gebeurtenissen van 16/17 oktober 1996 (raadsbesluit) tot aan de betreffende overeenkomst van 30 januari 1998. Tijdens de commissievergadering van 1 december 1998 doet de voorzitter opnieuw enkel toezeggingen.

De eerstvolgende vergadering van de commissie Ruimtelijke Ordening, Volkshuisvesting en Cultuur waar de tarieven van TeleKabel aan bod komen is op 2 maart 1999. De voorzitter geeft aan dat na het verzoek aan TeleKabel om uitleg de stap richting NMa gezet kan worden. Tijdens de commissievergadering van 13 april 1999 blijkt het tij echter gekeerd te zijn, mede op basis van de brief d.d. 16 maart 1999 (kenmerk: C370/HM) waarin de voorzitter aan leden van de commissie zijn voorlopige conclusie meedeelde dat de in de contractperiode (1996 t/m 1998) door TeleKabel toegepaste verhogingen zich bewogen binnen de contractuele afspraken.

N. Na een finale discussie in de raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Volkshuisvesting en Cultuur van 13 april 1999 is deze commissie ermee akkoord gegaan dat burgemeester en wethouders de zaak als afgedaan zouden beschouwen (verslag van commissievergadering bijgevoegd, productie 42).

Het feit dat de meerderheid van de commissie een punt achter de discussie wil zetten, betekent niet dat daarmee al mijn vragen en mijn brief d.d. 21 mei 1998 aan de raad beantwoord is.

 
Blad 9.
Het is de taak van de commissie om het college te adviseren inzake de beantwoording van die brief. De beantwoording van de brief is de bevoegdheid van de raad. Uit het raadsbesluit d.d. 10 juni 1998 blijkt niet deze onder de competentie van het college van burgemeester en wethouders of van de burgemeester valt.
Vandaar ook dat ik de voorzitter van de raad op 14 april 1999 gewezen heb op mijn onbeantwoorde brief d.d. 21 mei 1998. Per kerende post deelde de burgemeester van Nijmegen mij op 15 april 1999 (kenmerk C370/HM) namens burgemeester en wethouders mee de kwestie rond de TeleKabel-tarieven als afgesloten te beschouwen en de discussie met mij daarover als beëindigd (de brief was niet medeondertekend door de gemeentesecretaris).

O. De raad is vervolgens niet meer op deze kwestie teruggekomen.

Over de reactie van de burgemeester heb ik op 28 april 1999 bij de raad van de gemeente Nijmegen een klacht ingediend. Op 9 juni 1999 heeft de raad - in strijd met de gemeentelijke Klachtenverordening - ingestemd met het concept-antwoord van het college van burgemeester en wethouders om mijn brief niet als klacht in behandeling te nemen, waarna ik de klacht heb voorgelegd aan de Nationale ombudsman (deze maakt die deel uitmaakt van dossiernummer 99.03567 is nog in behandeling).


Een aantal zaken die ik onder A t/m O naar voren gebracht heb, heeft geen betrekking op mijn verzoek om informatie en de beroepsprocedure, maar dient om een zo volledig mogelijk beeld te schetsen van de opstelling - ook naar de raad van de gemeente Nijmegen toe - van verweerder. Helaas schiet de informatieverstrekking door verweerder in allerlei opzichten tekort.

Met vriendelijke groet en hoogachting,

drs. R.C. Essers

Bijlage(n) 4. [ 1 | 2 | 3 | 4 ]
 
 

Edited by RE vervolg >>