woordelijk verslag van de |
R A A D S V E R G A D E R I N G |
van de gemeente Nijmegen d.d. 2 en 3 juli 1997 |
[..]
De voorzitter: Op de eerste plaats betreft dat ingekomen stuk D7. De heer Hirdes heeft hierover spreektijd aangevraagd en de heer Janssen. De heer Hirdes heeft het woord. Dhr Hirdes: Voorzitter, het gaat om het jaarverslag van de gemeentelijke ombudsman. Uit het jaarverslag over 1996 en uit de eerste rapportage over 1997 blijkt dat op verzoeken van de ombudsman om inlichtingen of toelichtingen te krijgen, niet altijd even adequaat wordt gereageerd. Het gebeurt ook dat er vanuit directies en vanuit het College van B&W niet altijd even snel antwoord wordt gegeven. In de commissie Algemene Zaken is dat duidelijk naar voren gekomen. Voorzitter, dat vinden wij jammer. Wij verwachten juist dat het College een voorbeeldgedrag zou moeten vertonen. Zo'n voorbeeldgedrag zou goed zijn voor de positie van de gemeentelijke ombudsman binnen het gemeentelijk apparaat. Wij vinden dan ook dat wethouders, en de burgemeester ook afzonderlijk, in alle gevallen zo snel mogelijk dienen te reageren op verzoeken van de ombudsman waar het gaat om informatieverstrekking of waar het gaat om het geven van een toelichting. De verordening van de gemeentelijke ombudsman zegt ook dat dat zo zou moeten gebeuren. Die geeft daarin ook geen enkele uitzonderingspositie, die geeft hooguit uitzonderingsposities, m.b.t. gevallen waarin geen informatie verstrekt hoeft te worden. De voorzitter: Dank u wel. De heer Janssen. Dhr Janssen: Ja, voorzitter, ik voeg daar nog een punt aan toe. De ombudsfunctie is ook van belang met het oog op de kwaliteit van het gemeentelijk functioneren en ook om die kwaliteit eventueel te verhogen. Nu heeft de ombudsmanplaatsvervanger in 1996 een tweetal aanbevelingen gedaan, dat wordt ook gemeld in het jaarverslag. Volgens de verordening zal het College daarop moeten reageren en blijkens het jaarverslag is dat niet gebeurd. De voorzitter: Nog anderen hierover? Niet? Dhr Hirdes: Daar ben ik het niet mee eens. Als u kijkt naar de verordening, daar staat nadrukkelijk - en om die omschrijving gaat het, artikel 1.b.2 - daar wordt nadrukkelijk genoemd het College van Burgemeester en Wethouders en de Burgemeester. Die wordt daar afzonderlijk en nadrukkelijk genoemd in die verordening. De voorzitter: Dat is zo, maar die verordening zal een keer aangepast moeten worden, omdat strafrechtelijk gezien de Raad helemaal geen bevoegdheid heeft om wat dat betreft bij verordening iets te regelen. Dat is ook al eerder meegedeeld aan onze afdeling BAZ en er zal nog een voorstel gedaan worden aan de Raad om dat aan te passen. Dhr Hirdes: Voorzitter, in dat geval zou ik nu in tweede instantie graag een motie willen indienen waarin ik de Raad vraag uit te spreken dat de verordening wel degelijk ook geldt voor de burgemeester. Dat die voor iedereen afzonderlijk geldt. De voorzitter: Dan is het goed om te weten dat dat wat dat betreft, geen effect zal hebben op mijn oordeel daarover. De heer Janssen. Dhr Janssen: Meneer de voorzitter, ik zou de heer Hirdes willen voorstellen om dat onderwerp tot na de zomervakantie te verschuiven, zodat we daar gewoon ordelijk over kunnen discussiren en niet pardoes. Ik hoop dat u dat ook overneemt, voorzitter. De voorzitter: U kent mijn opvatting daarover, dus meneer Hirdes moet maar zeggen wat hij wil. Dhr Hirdes: Voorzitter, ik wil wel het idee van de heer Janssen volgen, dat we daar dan na de zomer duidelijk over praten waarbij het dan duidelijk mag zijn dat de Raad en de commissie hebben uitgesproken dat zij toch vonden dat het ook zou gelden voor de burgemeester. Ik neem aan dat de fracties dat dan na de zomervakantie ook vinden. De voorzitter: Goed. Ik merk dat wel. U kent mijn standpunt. Interruptie door dhr Tettero: Dat vinden wij nu niet en dat vinden wij na de vakantie niet. Dhr Hirdes: Dat is iets anders dan wat u in AZ zei. Uw fractie dan tenminste. De voorzitter: Ik merk wel wat daarvan terechtkomt. [..] |
Bron: Verslag raadsvergadering Gemeente Nijmegen d.d. 2 en 3 juli 1997, pag. 4-5 |
Rob Essers | |||||||||||||
Niek Engelschmanlaan 129 6532 CR Nijmegen telefoon: (024) 355 81 71 e-mail: rob@telebyte.nl | |||||||||||||
De Gemeentelijke Ombudsman de heer J.Th. de Zeeuw Fax: (024) 329 22 92 | |||||||||||||
Uw brief van | Uw kenmerk | Ons kenmerk | Datum | ||||||||||
A-B 6 en B 1 | 6 juli 1997 | ||||||||||||
![]() |
![]() |
![]() |
![]() | ||||||||||
Onderwerp verstrekking inlichtingen | |||||||||||||
De uitlatingen van de burgemeester tijdens de raadsvergaderingvergadering van 2 juli 1997 over het verstrekken van inlichtingen aan de gemeentelijke ombudsman hebben mij nogal verbaasd. Als ik het goed begrepen heb, achtte hij het bepaalde hieromtrent in Verordening op de gemeentelijke Ombudsman (1992) niet op hem van toepassing. Hij beriep zich daarbij op de Gemeentewet zonder dat verder toe te lichten.
Mijns inziens laat bovengenoemde verordening er in artikel 1, eerste lid, sub b, onderdeel 3, geen enkele onduidelijkheid over bestaan dat ook de burgemeester een orgaan is waarop het bepaalde in de verordening van toepassing is. Bovendien maakt hij deel uit van het college van burgemeester en wethouders en is hij ook voorzitter van de commissie Algemene Zaken. Ik zou het zeer op prijs stellen als u mij zou kunnen laten weten hoe het nu verder moet met de afhandeling van mijn klachten van 2 oktober 1996 en 14 maart 1997. Verder ben ik zeer benieuwd naar meer gegevens over de juridische basis voor de weigerachtige houding van de burgemeester. Ik zou hem daar natuurlijk ook zelf om kunnen verzoeken, maar ik betwijfel of ik dan het gewenste antwoord krijg. En het heeft weinig zin om mij daarover te beklagen... Met vriendelijke groet en hoogachting, | |||||||||||||
AAN: de Commissie Algemene Zaken VAN: de Burgemeester BETREFT: Klachtenverordening Ik stel het op prijs in de commissie van gedachten te wisselen over het volgende. In 1996 heeft de raad de Klachtenverordening vastgesteld (bijgevoegd) De verordening maakt het mogelijk onder meer een klacht in te dienen over een gedraging van een "orgaan". Ook over de voorzitter en een 1id van een orgaan kan geklaagd worden. Dit volgt uit artikel 1, eerste lid, onder a, onder 1 en artikel 1, eerste lid, onder e van de verordening. De raad beslist op klachten over de voorzitter van de raad (artikel 3, vierde lid, onder a). Een dergelijke beslissing van de raad wordt voorbereid door de Commissie voor bezwaarschriften (artikel 3, vijfde lid.) Om redenen van staats- en gemeenterechtelijke aard acht ik het onjuist dat de voorzitter van de raad onder de verordening valt. De positie van de burgemeester wordt geregeld in de Gemeentewet, en als uitvloeisel daarvan in het Reglement van Orde. De verantwoording van de burgemeester verloopt uitsluitend via de gemeentewettelijke verantwoordingsplicht aan de raad. Zijn positie tegenover de raad kan niet (ook) worden bepaald door een klachtenverordening, via welke een burger aan de raad een oordeel over zijn functioneren zou kunnen afdwingen. Dit doet afbreuk aan de wettelijke systematiek en de juiste bestuurlijke verhoudingen. Dit alles geldt ook voor de functie die de burgemeester bekleedt als voorzitter van de raad. Alvorens het college van burgemeester en wethouders voor te stellen een voorstel aan de raad te doen tot correctie van de Klachtenverordening op dit punt neem ik gaarne kennis van uw opmerkingen. Nijmegen, 9 oktober 1997 Mr. E.M. d'Hondt |
Date: Fri, 24 Oct 1997 23:36:58 +0200 To: Peter Boelens <boelens@nijmegen.nl>, Ton Buitenhuis <buitenhuis@nijmegen.nl>, Ben van Hees <heesvanb@worldonline.nl>, Henk Janssen <hejanssen@nijmegen.nl>, Joop Tettero <jtettero@nijmegen.nl>, Jac Trum <jactrum@telebyte.nl>, Rein Verdijk <verdijk@nijmegen.nl>, Wil Wellen <wellw0@nijmegen.nl>, PvdA Nijmegen <uijen01@pi.net>, GroenLinks Nijmegen <groenlinks.nijmegen@pi.net>, De Groenen <j_meer@dds.nl> From: Rob Essers <rob@telebyte.nl> Subject: 'Gij zult niet klagen!' Cc: gemeente@nijmegen.nl L.S., Tot mijn verbazing trof ik bij de stukken voor de komende vergadering van de commissie Algemene Zaken een notitie van de burgemeester aan over de Klachtenverordening (1996). Op grond van de discussie in de Raad van 2 juli 1997 had ik verwacht dat op de eerste plaats zou gaan om de Verordening op de gemeentelijke Ombudsman (1992). Verordening op de gemeentelijke Ombudsman (1992), zie: http://www.nijmegen.nl/bestuur/bis/regelgeving/gb93038.pdf Klachtenverordening (1996), zie: http://www.nijmegen.nl/bestuur/bis/regelgeving/gb96039.pdf Voor de discussie over de begrippen 'orgaan' en 'gedraging' en de vraag of de voorzitter nu wel of niet onder de verordening behoort te vallen, maakt het niet uit welke verordening als uitgangspunt genomen wordt (onder beide verordeningen staat trouwens de handtekening van mr. E.M. d'Hondt). Maar het aardige van de Verordening op de gemeentelijke Ombudsman is, dat in het Gemeenteblad 1993/38 een uitgebreide toelichting terug te vinden waaruit de volgende passage afkomstig is: -=[knip]=- ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING OP DE VERORDENING OP DE GEMEENTELIJKE OMBUDSMAN (GEBASEERD OP DE MODELVERORDENING VAN DE VNG) Artikel 1 Door de in het eerste lid opgenomen nadere omschrijving van een aantal in de verordening gehanteerde begrippen wordt in deze bepaling mede de reikwijdte van de regeling bepaald. In dat verband zijn vooral de begrippen "orgaan" en "gedraging" van belang. Bij _orgaan_ zijn de gemeentewettelijke bestuursorganen van de gemeente vermeld. Bij de omschrijving van _gedraging_ zijn eveneens de voorzitter en de leden van deze organen en ambtenaren vermeld. De bedoeling daarvan is dat gedragingen van alle personen of onderdelen van de gemeente in directe zin onderwerp kunnen zijn van een klachtenprocedure. Aangezien er sprake kan zijn van gedecentraliseerde bevoegdheden en verantwoordelijkheden is gekozen voor het systeem dat in eerste instantie een klachtenprocedure betrekking heeft op de "handelende" bestuursorganen of personen van de gemeente en, door het bepaalde in het tweede lid van deze bepaling, in tweede instantie op het gemeentelijk bestuursorgaan, dat alleen in bestuurlijke zin de verantwoordelijkheid draagt voor de gedraging. Wel is het zo dat de reikwijdte van de klachtenregeling voor de raad en commissies, alsmede de voorzitters en leden daarvan, zich beperkt tot de aan deze bestuursorganen opgedragen uitvoeringstaken. Dat impliceert dat voor wat betreft commissies, onder het hier gehanteerde orgaanbegrip, per definitie alleen bestuurscommissies vallen. Het begrip gedraging is zo ruim mogelijk omschreven. Een gedraging kan zowel gericht zijn op het teweeg brengen van rechtsgevolgen als op feitelijke gevolgen. Naar verwachting zullen te behandelen klachten vooral betrekking hebben op laatstbedoelde gedragingen, omdat voor op rechtsgevolgen gerichte handelingen veelal een administratiefrechtelijke voorziening openstaat. [..] [Bron: Verordening op de gemeentelijke Ombudsman (1992), pag. 7] -=[knip]=- Blijkbaar is de burgemeester niet blij met het feit dat burgers het recht hebben om (ook) over hem te klagen... "Om redenen van staats- en gemeenterechtelijke aard" acht hij het onjuist dat de voorzitter van de raad onder de verordening valt. Helaas ontbreekt een duidelijke verwijzing naar een of meer artikelen uit de Gemeentewet. Dat maakt de discussie er niet eenvoudiger op. De raad heeft het volste recht om bij verordening algemene regels te stellen waarmee andere organen van de gemeente rekening dienen te houden (art. 148 Gemeentewet). En die regels gelden mijns inziens _ook_ voor de burgemeester. Ik heb geen enkele bepaling in de Gemeentewet kunnen vinden waaruit blijkt, dat de verantwoording van de burgemeester _uitsluitend_ verloopt via de "gemeentewettelijke verantwoordingsplicht aan de raad". Overigens is het - op grond van art. 3, lid 4, van de Klachtenverordening - de _raad_ die beslist op klachten over gedragingen van de voorzitter van de raad. Dat de beslissing van de raad op grond van het vijfde lid wordt voorbereid door de Commissie voor bezwaarschriften doet dus geen afbreuk aan de bovengenoemde verantwoordingsplicht. Opmerkelijk ook is de stellingname van de burgemeester over zijn eigen positie: "Zijn positie tegenover de raad kan niet (ook) worden bepaald door een klachtenverordening, via welke een burger aan de raad een oordeel over zijn functioneren zou kunnen afdwingen." Maar... die burger kan ook zonder zo'n verordening - via art. 12 van het Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad - hetzelfde doel bereiken. Ingekomen stukken worden immers op de agenda van de raad geplaatst, ook als daarin het functioneren van de burgemeester - al dan niet als voorzitter van de raad - ter discussie gesteld wordt. Op deze manier kan iedere willekeurige burger de raad in ieder geval om zo'n oordeel vragen! Naar aanleiding van de uitlatingen van de burgemeester in de Raad van 2 juli 1997 heb ik mij tot het Ministerie van Binnenlandse Zaken gewend om na te gaan of de Verordening op de gemeentelijke Ombudsman (1992) wel/niet van toepassing is op de burgemeester. De eerste reactie d.d. 24 juli 1997 van het Hoofd van de afdeling Bestuur en Wetgeving was nogal afhoudend: "Op basis van uw (summiere) brief zie ik geen aanleiding om in deze aangelegenheid te treden. Naar mijn mening is het in eerste instantie aan de gemeenteraad om een uitspraak te doen over de uitleg van gemeentelijke verordeningen. [..]" Na de toezending in september 1997 van pag. 4 en 5 van het woordelijk verslag van de raadsvergadering van 2 en 3 juli 1997 deelde het Hoofd van de afdeling Bestuur en Wetgeving mij op 16 oktober 1997 namens de staatssecretaris mee: "Gelet op de inhoud van uw brief heb ik de burgemeester van Nijmegen, de heer E.M. d'Hondt, verzocht mij over uw klacht nader te informeren. Het antwoord op uw brief laat daarom nog op zich wachten. [..]" Ook deze reactie verbaasde mij enigszins. In mijn brief had ik namelijk juist naar voren gebracht, dat het - ook los van lopende klachten - de vraag is of de stellingname van de burgemeester hout snijdt, dat zijn positie wordt geregeld in de Gemeentewet en niet kan worden aangetast bij verordening door de raad. Het is te hopen dat er geen problemen van "staats- en gemeenterechtelijke aard" zijn die de burgemeester ervan weerhouden om de staatssecretaris de gevraagde inlichtingen te verstrekken! Anders vergaat het hem net als de gemeentelijke ombudsman die in het kader van de behandeling van mijn klachten van 2 oktober 1996 en 14 maart 1997 nog altijd tevergeefs op inlichtingen zit te wachten... Rob Essers |
Klagen over de burgemeester mag, soms
Door onze verslaggever De burger kan sinds jaar en dag zijn beklag doen over het functioneren van politici, ambtenaren, politiemensen en andere overheidsdienaren. Daarvoor bestaat een klachtenverordening, en is er een gemeentelijke ombudsman. Wat de burgemeester steekt is dat er ook over hem als voorzitter van de gemeenteraad geklaagd kan worden. "Terwijl de voorzitter verantwoording aflegt aan de gemeenteraad. Daar moet niet ook nog eens aan andere commissie over gaan oordelen, zo kan ik niet functioneren." Scheidsrechter Brief
|
2 |
Uit uw brief van 22 september jl. maak ik op dat u een klacht over de burgemeester hebt ingediend bij de gemeentelijke ombudsman. Overigens blijkt noch uit uw brief noch uit de informatie van de burgemeester waar uw klacht betrekking op heeft. Niettemin stel ik mij op het standpunt dat er op dit moment voor mij geen reden is tussenkomst te verlenen in uw klachtprocedure bij de gemeentelijke ombudsman. Als de burgemeester geen inlichtingen aan de gemeentelijke ombudsman verstrekt c.q. wil verstrekken, dan ligt het in de reden dat daarover overleg tussen de gemeentelijke ombudsman en de burgemeester zal plaatsvinden. De uitleg van de huidige gemeentelijke verordening zal in dat overleg centraal staan. Als de burgemeester van oordeel is dat de Verordening op de Gemeentelijke Ombudsman gewijzigd moet worden, dan is het op zich zijn goed recht daar een voorstel over te doen. De discussie daarover zal dan gevoerd moeten worden in de raadscommissie en de gemeenteraad. Vanuit mijn algemene verantwoordelijkheid voor het openbaar bestuur kan ik u meedelen dat ik van oordeel ben dat er geen redenen zijn de burgemeester uit te zonderen van de competentie van een externe klachtenvoorziening als de gemeentelijke ombudsman. Als een gemeente zich zou aansluiten bij de Nationale ombudsman, dan strekt zijn competentie zich uit tot alle bestuursorganen van de gemeente, dus ook de burgemeester. Dat is neergelegd in de wijziging van de Wet Nationale ombudsman die thans aanhangig is in de Tweede Kamer (Kamerstukken II 1997-1998, 25 456, nrs. 1-3). Ook in het voorontwerp intern klachtrecht is ervan uitgegaan dat op ieder bestuursorgaan de zorg van een behoorlijke behandeling van klachten rust. Een afschrift van deze brief heb ik heden gezonden aan de burgemeester van Nijmeqen, de heer mr. E.M. d'Hondt. Hoogachtend, DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN, voor deze, het Hoofd van de afdeling Bestuur en Wetgeving, w.g. A.Ch.M. Rijnen |
Verslag vergadering |
Vergadering / project Commissie AZ Vergaderstuk nummer / datum vergadering [..] 9. De positie van de burgemeester in de Klachtenverordening en in de verordening GO 10. De bevoegdheden van de Gemeentelijke Ombudsman Dhr Janssen vraagt de punten 9 en 10 in samenhang te behandelen. Hij licht dit toe. Hij stelt voor in de 2e helft 1998 de onderwerpen inte- graal te bespreken en het toekomst gericht vast te stellen. De voorzit- ter is van mening dat de 2e helft van 1998, na de wetswijziging, inder- daad een beter moment is om erover te discussiëren. Na enige discussie wordt besloten beide punten in een later stadium te bespreken. |
Bron: Verslag commissievergadering AZ d.d. 4 december 1997; vervolgvel 4-5 |
Staatssecretaris: klagen over D'Hondt moet kunnen
Door onze verslaggever De staatssecretaris heeft dat gisteren in een brief aan burgemeester D'Hondt laten weten. Die stelde gisteravond in de commissie Algemene Zaken aan de orde dat hij het niet eens is met het feit dat individuele burgers een klacht in kunnen dienen over zijn optreden in de gemeenteraad. Klachtrecht
|
Afspraken commissie Algemene Zaken 19-12-1997 t/m 18-12-1998 * | |||||||||||||||
| |||||||||||||||
| |||||||||||||||
Edited by RE |