Geldelijke voorzieningen raadsleden IIb

brief aan GS d.d. 29 juni 2000
bijlage: Raadsvoorstel en -besluit d.d. 28 juni 2000
bijlage: brief van B&W d.d. 27 april 2000
bijlage: idem d.d. 15 mei 2000

faxbericht aan GS d.d. 14 juli 2000
faxbericht aan GS d.d. 2 augustus 2000
bijlage: Vrij parkeren raadsleden mag  De Gelderlander, 02-08-2000

antwoord van GS d.d. 15 augustus 2000
bijlage: besluit GS d.d. 1 augustus 2000
bijlage: ambtelijk advies d.d. 26 juli 2000

brief van GS d.d. 4 oktober 2000
antwoord aan GS d.d. 18 oktober 2000
reactie van GS d.d. 9 januari 2001

zie ook: Geldelijke voorzieningen raadsleden  I, II, IIa, III, IV en IVa
gewijzigde Verordening geldelijke voorzieningen raadsleden
idem, herdruk d.d. 20 september 2000

 
Rob Essers

  Niek Engelschmanlaan 129
6532 CR  Nijmegen
(024) 355 81 71
rob@gaypnt.demon.nl
Het college van Gedeputeerde Staten
van Gelderland
Postbus 9090
6800 GX  ARNHEM
Uw brief van Uw kenmerk Ons kenmerk Datum
      29 juni 2000
Onderwerp
Aanpassing verordening geldelijke voorzieningen
raadsleden (Nijmegen)



Geacht college,

Op 28 juni 2000 is de Raad van de gemeente Nijmegen zonder beraadslaging akkoord gegaan met Raadsvoorstel 106/200 (zie bijlage). Bij de vaststelling van de punten waarvoor geen spreektijd was aangevraagd, verklaarden de woordvoerders van de SP en de SLN zich tegen het voorstel.

Tijdens de vergadering van de commissie Algemene Zaken op 15 juni 2000 is niet inhoudelijk op het concept-voorstel ingegaan. De formulering "De commissie AZ is unaniem accoord met het raadsvoorstel" (punt 6) doet geen recht aan de feitelijke gang van zaken. Voorzitter burgemeester D'Hondt duldde geen tegenspraak. De vragen die ik als inspreker gesteld heb, zijn niet beantwoord.

Omdat de gewijzigde Verordening geldelijke voorzieningen raadsleden de goedkeuring van uw college behoeft, wil ik niet nalaten een aantal vragen ook aan u voor te leggen.

1. Voldoet artikel 9 (nieuw) van de verordening aan de eis die in artikel 99, tweede lid, van de Gemeentewet wordt gesteld?

In artikel 9 (nieuw) wordt de regeling feitelijk gedelegeerd aan Burgemeester en Wethouders waardoor deze zich onttrekt aan de beoordeling en goedkeuring door Gedeputeerde Staten. De toelichting (punt 4) is niet bindend, terwijl over de huidige praktijk de nodige onduidelijkheid bestaat.
Tijdens de commissievergadering bleek zelfs de voorzitter er niet van op de hoogte te zijn dat verschillende raadsleden beschikken over een parkeervergunning voor meer dan één kenteken à f  900,- per jaar (voor één kenteken is dat f 600,- per jaar).
 

2. Zijn de parkeerkosten wel/niet reeds inbegrepen in de tegemoetkoming in de kosten ex artikel 95, eerste lid, van de Gemeentewet?

In het advies d.d. 18 mei 2000 van de heer A. Witte (BD/SBV/PZ) aan de Commissie voor Klachten en Verzoekschriften wordt gesteld: "In ieder geval zullen de voordelen niet mogen leiden tot een verhoging van de wettelijke vergoeding en tegemoetkomingen."

 
 
Blad 2.
  Op grond van artikel 2 van de verordening ontvangen Nijmeegse raadsleden als tegemoetkoming 100% van het bedrag dat jaarlijks door de minister van BZK wordt vastgesteld. In het raadsvoorstel wordt op geen enkele wijze onderbouwd dat het gerechtvaardigd is om daarenboven de parkeerkosten ten laste van de gemeente te laten komen.
Artikel 97 van de Gemeentewet laat er geen twijfel over bestaan dat alleen de kosten in verband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente niet onder de tegemoetkoming in de kosten ex artikel 95 vallen. De conclusie dat reiskosten binnen de gemeente daar wél onder vallen, ligt voor de hand.
 
3. Welke voordelen ten laste van de gemeente zijn met betrekking tot het parkeren in concreto gerechtvaardigd?

Uit de brief van Burgemeester en Wethouders d.d. 27 april 2000 (verzonden 4 mei 2000) blijkt dat drie raadsleden beschikken over een vergunning voor twee kentekens; in de brief d.d. 15 mei 2000 wordt erkend dat het tarief in dat geval f 75,- per maand bedraagt. De noodzaak voor een parkeervergunning voor meer dan één kenteken is onduidelijk.
Eén van de raadsleden, de heer J.H.J. Lamers, Parkweg 68, 6511 BJ  Nijmegen, met een vergunning voor twee kentekens woont op een afstand van 500 meter van het stadhuis. Dit werpt een opmerkelijk licht op de reden voor het verstrekken van de parkeervergunning die Burgemeester en Wethouders in hun brief d.d. 15 mei 2000 opgeven. Als raadsleden op loopafstand van het stadhuis wonen is een vergunning mij niet noodzakelijk om een goede vervulling van de functie te waarborgen.
In een eerder concept-raadsvoorstel (1998) dachten Burgemeester en Wethouders nog "[..] aan een ontheffing/vergunning voor de parkeergarages stadscentrum geldend voor werkdagen". Zowel over 1) de locatie als 2) het tijdstip kan blijkbaar verschillend gedacht worden. Hiervoor had dus iets per verordening geregeld moeten worden.
Een aantal leden van het college heeft een parkeervergunning voor Wegen in beheer (heel Nijmegen). Aangezien volksvertegenwoordigers aangewezen zijn op hun contacten met de gehele Nijmeegse bevolking, is het verdedigbaar om de geldigheid van de parkeervergunningen voor raadsleden verder uit te breiden. Ook het terugbrengen van de vergunning tot alleen werkdagen behoort daarentegen tot de mogelijkheden.

Gelet op bovenstaande en hetgeen ik eerder onder uw aandacht gebracht heb, ben ik van mening dat het ontbreken van duidelijke antwoorden ertoe zou moeten leiden dat u uw goedkeuring aan de gewijzigde verordening onthoudt. Ik zie uw beslissing en de motivering daarvan met belangstelling tegemoet. Voor meer (achtergrond-)informatie over de toepassing van artikel 99 van de Gemeentewet in Nijmegen vindt u op internet via http://www.gaypnt.demon.nl/sitemap.html#div en op webpagina http://www.gaypnt.demon.nl/div/emolumenten.html.

Met vriendelijke groet en hoogachting,

drs. R.C. Essers

 
Bijlage(n): 3.  [ 1 | 2 | 3 ]
 
 
Rob Essers

  Niek Engelschmanlaan 129
6532 CR  Nijmegen
(024) 355 81 71
rob@gaypnt.demon.nl
Het college van Gedeputeerde Staten
van Gelderland

Fax: 026 - 359 94 80

Uw brief van Uw kenmerk Ons kenmerk Datum
      14 juli 2000
Onderwerp
Aanpassing verordening geldelijke voorzieningen
raadsleden (Nijmegen)



Geacht college,

Nadat de Raad van de gemeente Nijmegen op 28 juni 2000 zonder beraadslaging akkoord is gegaan met de voorgestelde wijziging van de Verordening geldelijke voorzieningen raadsleden (Raadsvoorstel 106/2000) heb ik u op 29 juni 2000 een drietal vragen voorgelegd:

1. Voldoet artikel 9 (nieuw) van de verordening aan de eis die in artikel 99, tweede lid, van de Gemeentewet wordt gesteld?
2. Zijn de parkeerkosten wel/niet reeds inbegrepen in de tegemoetkoming in de kosten ex artikel 95, eerste lid, van de Gemeentewet?
3. Welke voordelen ten laste van de gemeente zijn met betrekking tot het parkeren in concreto gerechtvaardigd?

Inzake het aantal kentekens, de locaties en de tijdstippen is in artikel 9 (nieuw) niets geregeld; de toelichting uit het raadsvoorstel is niet bindend. Voor meer informatie verwijs ik u naar mijn brief d.d. 29 juni 2000. Het ontbreken van duidelijke antwoorden zou er mijns inziens toe moeten leiden dat u uw goedkeuring aan de gewijzigde verordening onthoudt.

In het weekblad De Brug van woensdag 12 juli 2000 trof ik een openbare bekendmaking (zie bijlage) van de Gemeente Nijmegen aan waaruit blijkt dat de gewijzigde verordening inmiddels in het Gemeenteblad (GB00-182) is gepubliceerd. Moet ik hieruit afleiden dat u de gewijzigde verordening toch heeft goedgekeurd? Of heeft het gemeentebestuur verzuimd om de verordening - conform artikel 99, tweede lid, van de Gemeentewet - ter goedkeuring aan Gedeputeerde Staten voor te leggen?

Met vriendelijke groet en hoogachting,

drs. R.C. Essers

 
Bijlage(n): 1.
 
 
Rob Essers

  Niek Engelschmanlaan 129
6532 CR  Nijmegen
(024) 355 81 71
rob@gaypnt.demon.nl
Het College van Gedeputeerde Staten
van Gelderland

Fax: 026 - 359 94 80

Uw brief van Uw kenmerk Ons kenmerk Datum
  BD 2000.10482   2 augustus 2000
Onderwerp
Aanpassing verordening geldelijke voorzieningen
raadsleden (Nijmegen)



Geacht college,

Op 29 juni 2000 heb ik u een drietal vragen voorgelegd inzake de wijziging van de Verordening geldelijke voorzieningen raadsleden van de gemeente Nijmegen die op grond van artikel 99, tweede lid van de Gemeentewet uw goedkeuring behoeft.
In zijn e-mailbericht van 19 juli 2000 12:22:38 deelde de heer A. Witte (BD/SBV/PZ) mij daarop onder meer het volgende mee:

[..] Voorts is door mij aan u telefonisch meegedeeld dat eerst als de verordening is ontvangen ik mij zal buigen over een advies aan het college van GS en u berichten zodra het college een besluit heeft genomen.
Voor de goede orde deel ik u mee dat de GS-vergaderingen eerst weer een aanvang nemen in september 2000.

Het bericht in De Gelderlander van 2 augustus 2000 (zie bijlage) kwam voor mij dus nogal onverwacht. Op basis van de informatie van de heer Witte ging ik ervan uit dat uw beslissing nog zeker een maand op zich zou laten wachten. Hoe betrouwbaar was deze informatie?

Uit het krantenbericht maak ik op dat u reeds een beslissing heeft genomen. Ik neem aan dat u mijn brief van 29 juni 2000 en de aanvullende informatie die ik de heer Witte heb toegezonden, bij uw beslissing betrokken heeft. Het verbaast mij dat ik uw gemotiveerde beslissing en de antwoorden op de door mij gestelde vragen nog niet ontvangen heb.

Hoewel de verslaggever verantwoordelijk is voor het krantenbericht roept de tekst wel vragen op. Dat het vrij laten parkeren in de Nieuwstraatgarage nu is opgenomen in de verordening, is niet juist. Het verlenen van parkeerfaciliteiten is in artikel 9 (nieuw) gedelegeerd aan burgemeester en wethouders en dus niet bij verordening geregeld hoewel dat wettelijk verplicht is.

Dat er van enige buitensporigheid geen sprake is, bestrijd ik. In mijn brief d.d. 29 juni 2000 heb ik als voorbeeld gewezen op een raadslid dat op 500 meter van het stadhuis woont en beschikt over een vergunning voor meer dan één kenteken. Het gaat hier om een voordeel van f 900,- per jaar ten laste van de gemeente naast de maximale tegemoetkoming van f 5.001,- per jaar die een raadslid op grond van artikel 95, eerste lid, van de Gemeentewet ontvangt.

 
 
Blad 2.
De toevoeging "met het oog op werkzaamheden van de raadsleden als zodanig" geeft weliswaar aan waarvoor de parkeerfaciliteiten in principe bedoeld zijn, maar legt raadsleden geen enkele beperking op bij het gebruik van de door burgemeester en wethouders verleende parkeervergunning. Op grond van artikel 9 (nieuw) van de verordening kunnen burgmeester en wethouders aan leden van de raad ongelimiteerd parkeerfaciliteiten verstrekken.

Bij de werkzaamheden buiten Nijmegen gaat het in ieder geval niet om "werkzaamheden van de raadsleden als zodanig". Het argument dat raadsleden ook weer met de auto naar huis kunnen als vergaderingen uitlopen en de bus niet meer rijdt, klinkt weinig overtuigend (zeker als iemand op loopafstand van het stadhuis woont) en is in raadsvoorstel 106/2000 dan ook niet terug te vinden. Raadsvergaderingen kunnen ook zodanig gepland worden dat ze wel voor middernacht afgelopen zijn. Bovendien kunnen ook raadsleden de fiets nemen.

Het verlenen van een 'volledige' vergunning gaat voorbij aan het feit dat de werkelijke kosten die raadsleden voor hun werkzaamheden als zodanig kwijt zouden zijn, in geen verhouding staan tot de f 600,- of f 900,- per jaar die zo'n vergunning kost. De gemeenteraad en raadscommissies vergaderen zelden op tijdstippen dat er in de Nieuwstraatgarage betaald moet worden: maandag tot en met zaterdag alsmede koopzondagen en koopfeestdagen van 09.00 uur tot 18.00 uur en op koopavonden tot 21.00 uur. De 'volledige' vergunning is alleen al daarom buitensporig.

Overigens ben ik van mening dat artikel 9 (nieuw) van de verordening impliceert dat er een bedrag van f 900,- in mindering gebracht dient te worden op de tegemoetkoming in de kosten van f 5.001,- die raadsleden naast een vergoeding voor hun werkzaamheden van f 30.527,- per jaar ontvangen. Laatstgenoemde bedragen zijn door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vastgestelde maximum bedragen die niet overschreden mogen worden.

Met vriendelijke groet en hoogachting,

drs. R.C. Essers

 
Bijlage(n): 1
 
 
Vrij parkeren raadsleden mag

Door onze verslaggever
NIJMEGEN - De gemeente Nijmegen mag raadsleden vrij laten parkeren in de Nieuwstraatgarage, nu dat is opgenomen in een verordening. Tot die conclusie komt de provincie Gelderland na bestudering van die verordening. 'Van enige buitensporigheid is geen sprake', stellen Gedeputeerde Staten.

Eerder tikte toenmalig minister Peper van Binnenlandse Zaken Nijmegen op de vingers over de gratis parkeerkaart die leden van de gemeenteraad kunnen krijgen. De parkeerkaart is namelijk ook privé te gebruiken, was het bezwaar van Peper, waardoor de raadsleden er financieel gewin bij kunnen hebben. De gemeente moest, vond Peper, daarom regels stellen aan het vrij parkeren. Dat heeft Nijmegen volgens de provincie gedaan door in een verordening op te nemen dat aan leden van de raad parkeerfaciliteiten geboden kunnen worden 'met het oog op werkzaamheden van de raadsleden als zodanig'. Nijmegen wil die parkeerkaart geven om raadsleden die buiten Nijmegen werken de kans te geven op tijd bij vergaderingen te zijn. En ook weer met de auto naar huis te kunnen als vergaderingen uitlopen en de bus niet meer rijdt.

Volgens de provincie is het vrij parkeren een van de faciliteiten die nodig zijn 'om de functie van raadsleden in het belang van de plaatselijke samenleving te kunnen uitoefenen'.


Bron: De Gelderlander, woensdag 2 augustus 2000

 
Provincie Gelderland
  Bezoekadres
Arnhem Building
Oude Oeverstraat 120
Arnhem
 
Postadres
Postbus 9090
6800 GX  Arnhem
De heer drs. R. Essers
Niek Engelschmanlaan 129
6532 CR  NIJMEGEN
telefoon (026) 359 91 11
telefax (026) 359 94 80
e-mail post@gelderland.nl
datum
15 augustus 2000
nummer
BD2000.10652
onderwerp
Verordening geldelijke voorzieningen
raadsleden Nijmegen
Geachte heer Essers,

Hierbij delen wij u mee dat op 1 augustus 2000 is besloten de Verordening geldelijke voorzieningen
raadsleden Nijmegen, raadsbesluit 28/29 juni 2000, goed te keuren.
Alle stukken die wij bij onze overweging hebben betrokken, gaan hierbij.
De collegevergadering heeft eerder plaatsgevonden dan wij aanvankelijk dachten.
Aangezien door ons de goedkeuring is verleend en uw brieven gevoegd waren bij de stukken,
kunnen wij niet ingaan op uw opmerkingen in uw brief van 2 augustus 2000, hetgeen herhalingen
zijn van eerdere brieven.

Hoogachtend,
Gedeputeerde Staten van Gelderland

w.g. Commissaris
van de Koningin
w.g. griffier  wnd.
 
 
bijlagen

coll.
code: TW/38126

inlichtingen bij   dhr. A. Witte
 
doorkiesnr.   359 89 98
 
verzonden   17 AUG. 2000 Postbank girorekening 869762
ABN-AMRO Arnhem, rek. nr. 53.50.26.463
BNG 's-Gravenhage, rek. nr. 28.50.10.824
 
bijlagen

- voorkant minuut
- advies
- tekst artt. 95 t/m 99 Gemeentewet
- brief van B&W d.d. 19 juli 2000 aan GS met 2 bijlagen:
  raadsbesluit d.d. 28/29 juni 2000
  gemeenteblad GB00-182
- brief aan GS d.d. 29 juni 2000 met 3 bijlagen:
  raadsvoorstel 106/2000
  brief van B&W d.d. 27 april 2000
  idem d.d. 15 mei 2000
- faxbericht aan A. Witte d.d. 18 juli 2000 met 2 bijlagen:
  faxbericht aan GS d.d. 14 juli 2000
  openbare bekendmaking d.d. 12 juli 2000
- e-mail aan A. Witte d.d. 18 juli 2000 11:17
- e-mail van A. Witte d.d. 19 juli 2000 12:22
- e-mail aan A. Witte d.d. 19 juli 2000 14:02
- e-mail van A. Witte d.d. 19 juli 2000 14:51
- e-mail aan A. Witte d.d. 19 juli 2000 21:02
- e-mail aan A. Witte d.d. 25 juli 2000 12:42
- faxbericht aan GS d.d. 2 augustus 2000 met bijlage:
  krantenbericht d.d. 2 augustus 2000

 
besluit GS d.d. 1 augustus 2000

 
Provincie Gelderland
Paraaf auteur (1)
 
Notitie van de dienst

Auteur

Tel. nummer

Datum

:

:

:

:

BD

A. Witte

359 89 98

26 juli 2000


(2)     Inhoud notitie bekend bij
(3)     en heeft instemming van
(4)     Afwijkende opvatting van
(5)     Kopie notitie gezonden aan
         Notitie besproken in
:
:
:
:
:
Portefeuilieberaad ged. Scheerder

Financiële consequenties
Personele consequenties
Organisatorische consequenties
Informatie aspecten
Communicatieve aspecten
:
:
:
:
:
geen (6)
geen (6)
geen (6)
geen (6)
geen (6)

(7)     Onderwerp:

Verordening geldelijke voorzieningen raadsleden Nijmegen.


Toelichting:

Bij brief van 25 februari 1999 heeft het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Nijmegen overeenkomstig artikel 98 van de Gemeentewet doen toekomen het door de raad van de gemeente Nijmegen genomen besluit d.d. 27 januari 1999 inzake de vaststelling van de "Verordening geldelijke voorzieningen raadsleden", krachtens de artikelen 95 en 97 van de Gemeentewet.
Bij brief van uw college, gedateerd 15 september 1999, is bedoelde verordening voor kennisgeving aangenomen.
Door een inwoner van de gemeente Nijmegen, die zijn eerste brief tot u gericht heeft op 3 februari 1998, waarna er nog verschillende zijn gevolgd, zijn bij brief van 4 oktober 1999 vragen gesteld naar aanleiding van het besluit van uw college.

 

 
Provincie Gelderland
 
Bij brief van 15 oktober 1999 zijn de vragen beantwoord. De beantwoording was niet naar tevredenheid van betrokkene en deze wendde zich - naar later bleek - tot de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksaangelegenheden.
Deze heeft een brief gezonden d.d. 2 maart 2000 aan de gemeenteraad van Nijmegen waarin hij verzoekt de huidige praktijk (met betrekking tot de verstrekking van parkeerkaarten aan de raadsleden) in overeenstemming te brengen met artikel 99, tweede lid, van de Gemeentewet, door genoemde voorziening alsnog bij verordening te regelen.
De betrokken inwoner van Nijmegen heeft zich bij brief van 8 maart 2000 tot de commissie voor Klachten en Verzoekschriften van de provincie Gelderland gewend ten eerste met een klacht over de afhandeling door Gedeputeerde Staten van zijn signalen en ten tweede een verzoek om de gang van zaken met betrekking tot de goedkeuring van verordeningen door Gedeputeerde Staten nader te onderzoeken.
Aan deze kwestie zijn 2 vergaderingen van de commissie voor Klachten en Verzoekschriften gewijd, n.l. op 27 april 2000 en 24 mei 2000.
Het advies van de commissie luidde: "Het verzoekschrift is ingetrokken. De klacht ongegrond verklaren."
De gemeenteraad van Nijmegen heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 99, tweede lid van de Gemeentewet in de vergadering van 28/29 juni 2000 een besluit genomen inzake vaststelling van de Verordening geldelijke voorzieningen raadsleden zoals door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkdjksrelaties was verzocht.
Deze verordening is ontvangen op 21 juli 2000 en ligt nu voor ter beoordeling.
Artikel 99, tweede lid van de Gemeentewet luidt als volgt:
"2. Voordelen ten laste van de gemeente, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkoming, genieten zij slechts voor zover de raad dit bij verordening bepaalt. De verordening behoeft de goedkeuring van gedeputeerde staten."

In de wet wordt geen omschrijving gegeven wat moet worden verstaan onder "voordelen". In de memorie van antwoord bij het vergelijkbare artikel 64j van de (oude) gemeentewet wordt daaraan wel enige aandacht besteed. In de praktijk komen immers ook voorzieningen ten behoeve van raadsleden voor die niet bestaan uit rechtstreekse geldelijke vergoedingen zoals bijvoorbeeld kopieerfaciliteiten, abonnementen op vakliteratuur, tram- of busabonnementen en telefoonabonnementen voor rekening van de gemeente.
De exacte inhoud van het begrip voordelen valt echter niet aan te geven. In ieder geval zullen zij niet mogen leiden tot een verhoging van de wettelijke vergoeding en tegemoetkomingen. Teneinde ter zake een controlemogelijkheid te scheppen is in het tweede lid bepaald dat de voordelen bij verordening moeten worden geregeld en dat de verordening de goedkeuring van gedeputeerde staten behoeft.
Het enige geval van jurisprudentie, en dan nog betreffende het artikel 64j van de oude gemeentewet, dat bekend is is de onthouding van goedkeuring door GS (KB 22-2-84, AB 1985, 278; Gst. 6783) aan een besluit van de gemeente Laren.
Het betrof in casu een beroep tegen een besluit tot onthouding van goedkeuring door GS aan een Verordening faciliteiten raadsleden van de gemeente Laren. In artikel 23 van deze verordening was bepaald dat aan de raadsleden een maximum-bedrag van f. 250,-- per lid werd toegekend voor deelname aan congressen, symposia en dergelijke. Gelet op de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 64j gemeentewet (oud) werd geoordeeld dat voor het toekennen van

 
2
 

 
Provincie Gelderland
 
voordelen anders dan geldelijke vergoedingen en tegemoetkomingen slechts plaats is voor zover daarin in de praktijk in bijzondere gevallen behoefte bleek te bestaan.
Weliswaar werd het belang tot het bijwonen van bepaalde congressen en dergelijke niet ontkend, maar erwas onvoldoende aangetoond dat er in het belang van de gemeente behoefte bestond voor dit doet een bedrag per raadslid per jaar voor rekening van de gemeente te nemen. De Kroon oordeelde dat GS terecht goedkeuring aan het raadsbesluit hadden onthouden. GS hadden aan de verordening goedkeuring onthouden op de duidelijke en juiste grond : het betreft een faciliteit die een vergoeding of tegemoetkoming inhoudt in afwijking van het eerste lid". In beroep sauveerde de Kroon de beslissing van GS, doch op een twijfelachtige grond: gelet op de geschiedenis van de totstandkoming is voor andere voordelen slechts plaats voor zover daaraan in de praktijk behoefte bestaat. Dat laatste achtte de Kroon niet aangetoond en deswege werd het beroep ongegrond verklaard. De commentator (mr. E. Brederveld) van deze uitspraak vindt dat het KB de geur heeft van betutteling; wie bepaalt waaraan in de gemeentelijke praktijk behoefte bestaat?.
Voorts is er nog een uitspraak van de Rechtbank Amhem van 14 augustus 1998, nrs. AWB 98/1081 en 98/1084 Gemeentestem 1998, 7088, nr.2.
De zaak als zodanig is niet relevant maar wel de uiteenzetting van de auteur, mr. E. Brederveld. Hij stelt dat aan de orde is artikel 99 van de Gemeentewet dat in zijn eerste lid het verbod bevat tot het verlenen van een andere vergoeding en tegemoetkoming ten laste van de gemeente dan in de voorgaande artikelen (artikelen 95 tot en met 97 van de Gemeentewet) is bepaald. Het tweede lid beoogt een regeling te geven voor het ten laste van de gemeente verstrekken van andere voordelen dan de in het eerste genoemde. De regeling van andere voordelen moet worden gevat in een verordening die de goedkeuring van GS behoeft. Deze bepaling is in essentie gelijk aan het in 1976 opgenomen artikel 64j gemeentewet dat sluitstuk is van de andere bepalingen over de materiële positie van de raadsleden en in 1976 in de wet zijn opgenomen In de Gemeentestem is in 1975 (nrs. 6340 en 6341) kritische aandacht aan de bepalingen gegeven. Met name was de kritiek gericht op de vergaande wettelijke regeling waarbij de autonomie van de gemeenteraden om een en ander zelf te regelen aan banden is gelegd. Voorts werd o.a. gewezen op de onduidelijkheid van artikel 64j gemeentewet, dus het huidige artikel 99 Gemeentewet.

Voor zover het commentaar op artikel 99 Gemeentewet.

Ook is nog van belang te kijken naar enige zaken wat betreft de historie van dit artikel. Tegen het tijdens de parlementaire behandeling van het wetsontwerp geuite verwijt van detaillisme in de voorgestelde regeling voerde de minister in de memorie van antwoord aan, dat het wetsontwerp het resultaat was van de afweging van een drietal van belang zijnde - en soms tegenstrijdige - factoren. Uit een oogpunt van decentralisatie werd het van belang geacht dat aan de gemeenteraad zoveel mogelijk vrijheid werd gelaten bij het regelen van de vergoedingen. Indien echter van de wetgever verlangd wordt dat hij bijdraagt aan het opheffen van financiële belemmeringen bij het uitoefenen van het raadslidmaatschap, dan diende in de wet zelf een recht op toekenning van bepaalde vergoedingen te worden opgenomen en diende terzake de daartoe nodige regels te worden gesteld. Tenslotte werd het ook van belang geacht dat het vaststellen van de vergoedingen door de betrokkenenen zelf - en daarvan is sprake als gevolg van het decentralisatiebeginsel - niet leidde tot buitensporigheden. Ook hieruit volgde een beperking van de gemeentelijke vrijheid bij het vaststellen van de vergoedingen.

 
3
 
 
Provincie Gelderland
 
Gezien al het vorenstaande bezien wij de verordening van de gemeente Nijmegen waarin een nieuw artikel 9 wordt opgenomen dat luidt als volgt:
"Burgemeester en wethouders kunnen aan de leden van de raad parkeerfaciiiteiten verlenen met het oog op werkzaamheden van de raadsleden als zodanig".

De gemeenteraad heeft dus geregeld dat het college van Burgemeester en Wethouders aan de leden van de raad parkeerfaciliteiten kunnen verlenen met het oog op werkzaamheden van de raadsleden als zodanig.
Burgemeester en wethouders hebben in hun vergadering van 2 mei 2000 bepaald dat de parkeerfaciliteit zal gelden voor de Nieuwstraatgarage. Dus geen parkeermogelijkheid in de hele stad.
Voorts is het de bedoeling om vele raadsleden de gelegenheid te geven aan de vergaderingen van de gemeenteraad, die 's avonds worden gehouden vanuit hun werkplek, vaak buiten Nijmegen gelegen, deel te nemen. Het komt regelmatig voor dat de vergaderingen in tijd uitlopen zodanig dat er geen gebruik meer gemaakt kan worden van het openbaar vervoer. Om deze praktische reden wordt deze faciliteit opgenomen in bedoelde verordening. Hiermee is dus voldaan aan het verzoek van de minister van Binnnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Van enige buitensporigheid, waarvoor gewaakt moet worden volgens de memorie van antwoord, is geen sprake.
Dit is een van de faciliteiten nodig om de functie van raadslid in het belang van de plaatselijke samenleving te kunnen uitoefenen. Dit is ook wat bedoeld wordt met de vraag destijds bij de totstandkoming van de Gemeentewet om bij te dragen aan het opheffen van financiële belemmeringen bij het uitoefenen van het raadslidmaatschap.

Bij brief van 3 juli 2000 en een fax van 14 juli 2000 heeft de heer R. Essers te Nijmegen zich tot u gewend met het verzoek om de goedkeuring aan de verordening te onthouden.

Advies:
A. De 'Verordening geldelijke voorzieningen raadsleden Nijmegen', raadsbesluit 28/29 juni 2000 goedkeuren.

B. De heer R. Essers berichten over uw genomen besluit met overlegging van de stukken die tot uw besluit hebben geleid (advies +voorkant minuut waarop besluit is geformuleerd). De brief commissoriaal afdoen.

coll.
code: /1386

 
4
 
 
Provincie Gelderland
  Bezoekadres
Huis der Provincie
Markt 11
Arnhem
 
Postadres
Postbus 9090
6800 GX  Arnhem
De heer drs. R. Essers
Niek Engelschmanlaan 129
6532 CR  NIJMEGEN
telefoon (026) 359 91 11
telefax (026) 359 94 80
e-mail post@gelderland.nl
internet www.gelderland.nl
datum
4 oktober 2000
nummer
BD2000.11694
onderwerp 
Verordening geldelijke voorzieningen raadsleden
Nijmegen
Geachte heer Essers,

Wij betreuren het dat u eerst een paar weken na de goedkeuring bericht hebt ontvangen. Naar wij aannemen kunt u begrip opbrengen voor het feit dat de brief tijdens de vakantieperiode moest worden verwerkt en er dan niet met volle bezetting wordt gewerkt.
Onze welgemeende excuses hiervoor.
Niet gezegd kan worden dat aan uw stukken geen aandacht is besteed in het ambtelijk advies.
Er is uitvoerig stilgestaan bij het feit dat een inwoner van Nijmegen begonnen is over deze materie te schrijven bij brief van 3 februari 1998 en dat de laatste brief (fax) voordat de beslissing op 1 augustus 2000 is genomen, is ontvangen op 14 juli 2000. Alle correspondentie was bijgevoegd. Het is juist dat niet is ingegaan op de vragen en bedenkingen, verwoord in uw brief van 29 juni 2000 en faxbericht van 14 juli 2000, omdat dit een herhaling van zetten was. Deze zaken zijn aan de orde geweest in de twee vergaderingen van de Commissie voor Klachten en Verzoekschriften op 27 april 2000 en 24 mei 2000 waar optimaal aandacht besteed is aan uw bedenkingen. Ook dit is verwerkt in het ambtelijk advies aan het college van Gedeputeerde Staten.

Als stukken worden bijgevoegd maken deze onlosmakelijk deel uit van het besluitvormingsproces. Het was glashelder wat uw oogmerk was, te weten: goedkeuring onthouden. Uw wens is niet gehonoreerd.
Om toch tegemoet te komen aan uw wens om antwoord kan op vraag 1 gezegd worden dat de ge- meenteraad geen regeling uitvoert. Het uitvoerend orgaan in de gemeente is het college van burgemeester en wethouders.

 
inlichtingen bij   dhr. A. Witte
 
doorkiesnr.   359 89 98
 
verzonden   04 OKT. 2000 Postbank girorekening 869762
ABN-AMRO Arnhem, rek. nr. 53.50.26.463
BNG 's-Gravenhage, rek. nr. 28.50.10.824
 

 
Provincie Gelderland
De antwoorden op vragen 2 en 3 kunt u vinden in het ambtelijk advies dat u ontvangen hebt. Daarin wordt uitvoerig stilgestaan bij de jurisprudentie/geschiedenis van de wet en met name bij "voordelen". Wij zijn van mening dat de aangelegenheid is geregeld in een verordening en niet van buitensporigheid sprake is. Derhalve is tot goedkeuring overgegaan.

Wij hopen u naar tevredenheid te hebben ingelicht.

Hoogachtend,
Gedeputeerde Staten van Gelderland

 
w.g. Commissaris
van de Koningin
w.g. griffier  
 
bijlage
coll. em
code: YT/40666
 
2
 

 
Rob Essers

  Niek Engelschmanlaan 129
6532 CR  Nijmegen
(024) 355 81 71
rob@gaypnt.demon.nl
Het college van Gedeputeerde Staten
van Gelderland
Postbus 9090
6800 GX  ARNHEM
Uw brief van Uw kenmerk Ons kenmerk Datum
04-10-2000 BD2000.11694   18 oktober 2000
Onderwerp
Verordening geldelijke voorzieningen
raadsleden Nijmegen



Geacht college,

Uw reactie van 4 oktober 2000 is uiterst onbevredigend. U erkent dat niet is ingegaan op de vragen en bedenkingen, verwoord in mijn brief van 29 juni 2000 en faxbericht van 14 juli 2000. Als rechtvaardiging hiervoor stelt u zich op het standpunt dat dit een herhaling van zetten was en dat deze zaken aan de orde zijn geweest in de twee vergaderingen van de Commissie voor Klachten en Verzoekschriften op 27 april 2000 en 24 mei 2000 waar optimaal aandacht besteed zou zijn aan uw bedenkingen.

Deze voorstelling van zaken is mijns inziens niet juist. De commissie adviseerde op 27 april 2000 de kwestie rond artikel 99 van de Gemeentewet eerst juridisch door u te laten uitzoeken. In de vergadering van 24 mei 2000 werd daarop de volgende conclusie getrokken:

"[..] De voorzitter stelt voor om als advies de GS te volgen in die zin dat niet van te voren kan worden ingegaan op besluiten die nog niet genomen zijn en dat ook de commissie de parkeerkaarten niet als buitensporig kenmerkt."

Omdat de commissie met de voorzitter van mening was dat niet kon worden ingegaan op besluiten die nog niet genomen zijn, kunnen de vragen en bedenkingen die ik na het raadsbesluit d.d. 28 juni 2000 naar voren gebracht heb, niet worden afgedaan met de mededeling dat dit een herhaling van zetten is.

Ook in het ambtelijk advies van 26 juli 2000 waarop uw besluit d.d. 1 augustus 2000 (nummer BD2000.10652) gebaseerd is, wordt niet ingegaan op mijn vragen en bedenkingen. Mijn brief en faxbericht worden afgedaan met één zin:

"Bij brief van 3 juli 2000 en een fax van 14 juli 2000 heeft de heer R. Essers te Nijmegen zich tot u gewend met het verzoek om de goedkeuring aan de verordening te onthouden."

Een duidelijke motivering waarom mijn verzoek niet gehonoreerd kan worden, ontbreekt. Uit niets blijkt dat u beide stukken ook werkelijk bij uw overweging betrokken heeft. Als stukken bijgevoegd worden, maken deze volgens u onlosmakelijk deel uit van het besluitvormingsproces. Het is echter een misvatting om te veronderstellen dat daarmee ook mijn vragen en bedenkingen als afgedaan beschouwd kunnen worden.

 
 
Blad 2.
Bij uw poging om alsnog antwoord te geven op vraag 1 gaat u voorbij aan de kern van vraag. Deze had geen betrekking op de uitvoering van de regeling, maar de inhoud ervan. De voordelen ten laste van de gemeente inzake parkeerfaciliteiten worden niet bij verordening bepaald, maar door het college van burgemeester en wethouders. Weliswaar is dit college op grond van artikel 9 (nieuw) van de verordening bevoegd om een dergelijk besluit te nemen, maar de voordelen ten laste van de gemeente onttrekken zich op deze wijze aan de vereiste goedkeuring van gedeputeerde staten.

Expliciete antwoorden op vragen 2 en 3 heb ik niet kunnen vinden in het ambtelijk advies dat ik ontvangen heb. De jurisprudentie/geschiedenis van de wet geeft geen antwoord op mijn concrete vragen. Bent u werkelijk van mening dat een parkeervergunning voor twee kentekens à f 900,- per jaar voor iemand die op een afstand van 500 meter van het stadhuis woont, noodzakelijk is om de functie van raadslid in het belang van de plaatselijke samenleving te kunnen uitoefenen?

In mijn brief van 19 augustus 2000 heb ik u er op gewezen dat ik van u ook een begrijpelijke en deugdelijke motivering van uw besluit d.d. 1 augustus 2000 verwacht. Met uw reactie van 4 oktober 2000 zijn mijn brief van 29 juni 2000 en de daaropvolgende faxberichten nog altijd niet naar tevredenheid beantwoord. Indien u daar niets meer aan toe te voegen heeft, mag u dit schrijven aanmerken als klacht ex artikel 9:1 Awb, ondanks mijn minder goede ervaringen met de Commissie voor Klachten en Verzoekschriften.

Met vriendelijke groet en hoogachting,

drs. R.C. Essers

 
 
Provincie Gelderland
  Bezoekadres
Huis der Provincie
Markt 11
Arnhem
 
Postadres
Postbus 9090
6800 GX  Arnhem
De heer drs. R.C. Essers
Niek Engelschmanlaan 129
6532 CR  NIJMEGEN
telefoon (026) 359 91 11
telefax (026) 359 94 80
e-mail post@gelderland.nl
internet www.gelderland.nl
datum
9 januari 2001
nummer
BD2000.14174
onderwerp 
Beantwoording vragen d.d. 29 juni 2000 m.b.t. parkeer-
faciliteiten in Verordening geldelijke voorzieningen raads-
leden gemeente Nijmegen
Geachte heer Essers,

In vervolg op uw brief d.d. 18 oktober 2000, waarin u erop attendeert dat er in het kader van de goedkeuringsprocedure m.b.t. de Verordening geldelijke voorzieningen raadsleden gemeente Nijmegen niet voldoende zou zijn ingegaan op de vragen gesteld in uw brief d.d. 29 juni 2000, delen wij u het volgende mede.

In de betreffende verordening van Nijmegen is thans in artikel 9 bepaald dat parkeerfaciliteiten kunnen worden verleend aan de raadsleden met het oog op werkzaamheden van de raad als zodanig. Hiermede is dit onderwerp dus formeel en materieel vastgelegd in een verordening zoals vereist door artikel 99, tweede lid, van de Gemeentewet en zoals bovendien geadviseerd door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Uiteraard is e.e.a. in vrij algemene termen gesteld om niet steeds bij wijzigende omstandigheden ook de verordening te hoeven wijzigen (denk aan wijziging in de samenstelling van de raad, veranderende parkeertarieven, noodzaak om in voorkomende gevallen op een andere plaats te moeten parkeren).
In bedoeld artikel 9 heeft de raad de facultatieve bevoegdheid tot het verlenen van parkeerfaciliteiten tevens meteen gedelegeerd aan het college van burgemeester en wethouders. Dit is volstrekt legitiem gelet op artikel 156 van de Gemeentewet. Gezien de vorengenoemde diverse omstandigheden (waarvan er nog meer te bedenken zijn), die dus ook aan wijziging onderhevig zijn, is het ook het handigst om het college van burgemeester en wethouders te laten besluiten over de verlening van de faciliteiten. Ook over de precieze vorm van de te verlenen faciliteiten is niets geregeld. Dit wordt ook aan burgemeester en wethouders overgelaten. Waartegen onzes inziens geen bezwaar bestaat.

 
inlichtingen bij   dhr. W.J.M. Peters doorkiesnr.   359 88 65
e-mail  
verzonden   10 JAN. 2001 Postbank girorekening 869762
ABN-AMRO Arnhem, rek. nr. 53.50.26.463
BNG 's-Gravenhage, rek. nr. 28.50.10.824
 

 
Provincie Gelderland
Over de wijziging van de verordening (het opnemen daarin van de mogelijkheid parkeerfaciliteiten te verlenen aan raadsleden) dienden wij op grond van artikel 99, tweede lid, van de Gemeentewet te oordelen in het kader van de goedkeuringsprocedure geregeld in afdeling 10.2.1 van de Algemene wet bestuursrecht.

Op grond van artikel 10.27 uit deze afdeling, kan slechts goedkeuring worden onthouden wegens strijd met het recht of op een grond, neergelegd in de wet waarin of krachtens welke de goedkeuring is voorgeschreven.
Het zal u, gelet op het voorgaande, duidelijk zijn dat wij in de omstandigheden van deze zaak geen van deze gronden die tot onthouding zouden kunnen leiden, hebben gevonden. Zodat wij tot goedkeuring dienden over te gaan.
Hiermee is onzes inziens vraag een uit uw brief van 29 juni 2000 afdoende beantwoord.

Voor wat betreft vraag twee uit uw meergenoemde brief, delen wij u mede dat wij van mening zijn dat parkeerkosten niet reeds zijn inbegrepen in de tegemoetkoming in de kosten ex artikel 95, eerste lid, van de Gemeentewet. Uw redenering met de conclusie dat reis- en verblijf kosten binnen de gemeente daar wel onder vallen, is onzes inziens juist. Echter onder reis- en verblijfkosten wordt in het algemeen verstaan de kosten van het reizen zelf (kosten openbaar vervoer of auto) en kosten van maaltijden en eventueel logies. Parkeergelden worden hier niet onder gerekend.

In dit verband kunnen wij de redenering van burgemeester en wethouders (aan u ook kenbaar gemaakt in hun brief aan u d.d. 15 mei 2000) onderschrijven dat vergaderingen meestal in de avonduren plaatsvinden en tot na de beëindiging van de dienstregeling van het openbaar vervoer kunnen duren. En dat bovendien veel raadsleden overdag, vaak ook buiten Nijmegen, werken waardoor het gebruik van een auto noodzakelijk is (meteen uit het werk door naar een vergadering of weinig tijd meer over hebben tussen tijdstippen van thuiskomst en aanvang vergadering).

Bovendien wijzen wij u er op dat ook de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, blijkens zijn brief d.d. 2 maart 2000 aan de Raad van de gemeente Nijmegen, er duidelijk in is dat de onderhavige materie in overeenstemming diende te worden gebracht met artikel 99, tweede lid van de Gemeentewet door e.e.a. alsnog bij verordening te regelen. Ook de minister is dus kennelijk niet van mening dat parkeerkosten uit de tegemoetkoming ex artikel 95, eerste lid dienen te worden voldaan. Waarbij wij nog opmerken dat de minister zelf deze tegemoetkoming jaarlijks vaststelt/herziet (op grond van artikel 2, derde lid van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden).

Voor wat betreft de zaken die u aanvoert bij uw vraag drie merken wij op dat het beoordelen daarvan door de hiervoor genoemde delegatie behoort tot de bevoegdheden van burgemeester en wethouders. Zij hebben daarin dus hun eigen verantwoordelijkheid waarop wij geen invloed kunnen uitoefenen c.q. ten aanzien waarvan wij geen toezichtstaak hebben.

Wij gaan ervan uit uw vragen thans voldoende beantwoord te hebben en menen hiermede de discussie over bedoelde aangelegenheid te kunnen sluiten.

 
2
 

 
Provincie Gelderland
Wij bieden u ten slotte nog onze excuses aan voor de vertraging die deze beantwoording heeft opgelopen en die, zoals u reeds in een e-mailbericht werd meegedeeld, voor een belangrijk deel is te wijten aan een personeelswisseling bij de behandelende afdeling.

Hoogachtend,
Gedeputeerde Staten van Gelderland

 
w.g. Commissaris
van de Koningin
w.g. griffier  
 
coll.
code: EV/46091
 
3
 
 

Edited by RE vervolg >>